Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Colerus had ook zijn gevoelen in het kerkeraadsrapport neergelegd; men zou dus in één schuitje komen. Dit was buiten Ds. Colerus gerekend. Deze wilde den vrede niet op die wijze; ten minste, dat scheen wel zoo. Hij gaf, toen hem was toegestaan voor de malcontenten op te treden, een geheel ander advies, waarop Burgemeesteren, de doolwegen der onderhandelingen moede, den 8sten April 1685 resolutie namen en ordonneerden, dat deze resolutie 9 April in de kerken moest worden afgelezen. Daarbij werd geresolveerd: ", beyde parthyen te doen aanseggen dat sy haar gerustelyk en vrede-lievend sullen hebben te gedragen en op te volgen voor de aanstaande electie der ouderlingen en diaconen, de provisioneele resolutie bij HEd. Gr.Achtb. op dit subjet genomen den 23 Jan. 1683, sullende daarna ten principale by HEd. Gr.Achtb. geresolveert werden, sooals sy ten meesten dienste rust ende vrede van haar ingesetenen verstaan sullen te behooren".

Maar, al werd de resolutie gelezen, de twistappel bleef. Reeds vroeger hadden de doleerenden aan scheiding gedacht, en nu de zaken van hen zóó stonden, leefde die gedachte weer op. Zij hoopten, dat Colerus, de meest gewilde der predikanten, met hen zoude gaan, en dan zou het grootste deel der gemeente wel volgen.

De kerkeraad, 't zij om de bewering dat de ontevredenen de gemeente uitmaakten nog eens te ontzenuwen, 't zij om scheuring voor te komen, door aan te toonen hoe weinigen. mede zouden gaan, besloot tot juiste kennis van den toestand te komen, door de gelegenheid te openen voor allen, die de manifesten van de laatste jaren hadden onderteekend, om voor eene commissie uit den kerkeraad, waarin ook Vos en Colerus zitting hadden, te verschijnen en hunne grieven bloot te leggen.

Deze maatregel werd genomen met goedvinden van HH. Burgemeesteren. Allen werden tegen een bepaalden tijd opgeroepen. Wel kwamen er velen voor de kerkdeur, maar slechts twee personen onder die allen, die vrij wat rumoer maakten, wilden vóórkomen. H. H. Brouwer, uit het Wapen van Amsterdam, en de chirurgijn Jan Spreen,

wilden samen gehoord worden. Dit was echter tegen het door den kerkeraad bepaalde, waarop zij, na eerst nog wat gescholden te hebben, weer aftrokken.

Was het wonder, dat het Burgemeesteren, die al zoo lang geduld hadden gehad en na zooveel strubbeling altijd nog voor finale resolutie terugdeinsden, begon te vervelen? Was het wonder, dat zij deze zaak zeer euvel opnamen ?

Maar wat gaven de malcontenten daarom? Zij gingen steeds verder. Wel zagen zij in, dat als pleitbezorgers voor de gemeente op te treden niet meer doenlijk was. Daarom sloegen zij thans den weg der scheiding in. Met betrekkelijk groote geldelijke opoffering werd het Oude Glashuis op de Keizersgracht gehuurd 1), en begon men in April dat huis in te richten tot kerk.

Den 8sten Augustus was men zóóver gevorderd, dat er gepredikt worden kon. Wat men gehoopt had van Colerus, werd niet vervuld. Uit alles is trouwens duidelijk, dat lijden ter wille van recht en overtuiging, iets was dat in zijn woordenboek niet stond: niet hij diende de partij, maar deze moest hem, of liever zijne theologische zienswijze dienen. Men moest een proponent zoeken. Deze werd gevonden, en 8 Augustus gingen de doleerenden op naar hun eigen preekhuis. Onder hen bevonden zich ook de kinderen van Colerus.

Jammer, dat H.H. Burgemeesteren zoo spoedig tusschen beide kwamen. Den volgenden dag reeds werd er een stadsslot op het gebouw gelegd en een keten er voor gehangen, terwijl de hoofden nog nader werden ontboden, om te verschijnen voor den magistraat. Deze had er nu genoeg van. Den 10den September werd eene finale resolutie uitgevaardigd, waarbij bepaald werd, dat contribuant was hij, die tien gulden 's jaars contribueerde, en dat vijftien contribuanten tot de electie zouden worden toegelaten. Zoo was dan de te bepalen som van twintig op tien gulden gedaald, en

1) Dit gebouw, gelegen bij de Berenstraat, diende vroeger tot eene glasblazerij, die te dier tijde reeds naar de Rozengracht was verplaatst.

in plaats van tien, zooals vroeger bepaald was, zouden vijftien personen mede eligeeren.

Nu scheen alle hoop voor de doleerenden verdwenen. Wel beproefden zij nog, op het Jan-Hansenpad, grondgebied van den Baljuw van Kennemerland, eene vergaderplaats te verkrijgen, maar te vergeefs; de hoofdaanleggers mochten nog van geluk spreken, dat hunne namen niet bekend werden bij Burgemeesteren van Amsterdam.

[ocr errors]

Alleen de Classis kon nog helpen. Juist in 1686 zou die te Amsterdam bijeenkomen. Den 29sten Mei van dat jaar werd dan ook aan hare leden een schrijven gezonden, waarbij de gravamina der doleerenden aldus waren geformuleerd: Vooreerst dat alzoo het voorsz. tweede articul des derden hoofdstucks in het tweede deel der generale kercklyke ordonnantie, in 't reguarde van de contribuerende ledematen niet klaar en spreekt, vragen zij, wie dat het Eerw. Classis verstaat contribuerende lidmaten te zijn, van dewelke in het voorsz. tweede articul gesproken werdt". Verder wenschen zij, dat de Classis hun zegge, hoe de respective consistoriën, ende specialyk het consistorie van Amsterdam, willen connen gehouden worden tot de opvolginge en nakominge van de generale kercklyke ordonnantie, ende specialyk tot nakominge van het sevende artic: des eersten hoofdstuks in het tweede deel 1), sonder in het toekomende de respective achtb. Magistraten, en specialyk de achtb. magistraat van Amsterdam met de

1) „Indien tegens vermoeden in d'een of d'ander van onse gemeentens, 't zij onder haer selfs ofte oock met eenige andere Gemeentens eenige onverhoopte kwestien ofte verschil kwame te ontstaan ofte nu ook al geresen waren, zullen deselve onder hen selfs niet kunnende vergeleken worden, gedefereert en gebracht moeten worden aan het cons. van Amst. benevens de drie naastliggende gemeentens, om bij deselve vereffent en bygelegt te worden op sodanige manier en wyze als ter laatste Classis van 1681 is bepaalt.

Edoch, 't geen God verhoede, de saecke in dier voegen alsdan niet kunnende afgedaan en getermineert worden, sal men, mits sig onderwerpende de straffe van temerarie provocatie en appellatie by de classicale vergadering te injungeeren, vermogen te apelleeren aan den algemeenen voornoemden classis."

domestique zaken van de Luthersche Gemeente sodanig te importuneeren ende aan te loopen, dat deselve zich genecessiteerd vonden daartoe resolutie te moeten nemen".

Den 25sten Juni kwam de Classis bijeen. Werd aldaar door de doleerenden de twistappel over het presidentschap niet in de vergadering geworpen, toch werd de twist daarover door hen sterk aangevuurd. Het is ten minste opmerkelijk, dat Van Born, Vos en Colerus met vele gemeenten, die zij op hunne hand hadden weten te krijgen, bleven beweren, dat niet Ds. Wesseling als president van het consistorie, maar dat de oudste predikant van dat college het presidium in de Classis moest bekleeden. Won men dit pleit, dan bezorgde men het consistorie eene nederlaag, en wist kans te hebben dat de zaak der malcontenten in behandeling kwam. Men bracht het zóóver, dat ettelijke gemeenten weigerden zitting te nemen wegens de presidentskeuze: Wesseling was tot voorzitter benoemd. De tegenstand duurde echter niet lang; den volgenden dag reeds legden zij, ook de predikanten Van Born, Vos en Colerus, zich neer bij de gedane keuze.

Den 27sten Mei verscheen notaris Rohart, ten verzoeke van en vergezeld door Lucas Boon, Jan Jans Wijn, Jan Bartelsz. Heetveld, Helmer Gaden en Jurriaen Heije, aan de Oude Kerk, en overhandigde den secretaris der Classis een verzoek om ter vergadering te worden toegelaten, ten einde te hooren in welcker vougen dese saek differentiael voorgedragen ende ter kennis van U Eerw. zal moeten gebracht worden, ten einde de ondergeschrevenen zich daarnaar souden mogen schikken en richten".

[ocr errors]

De Classis was van meening, dat deze zaak voor bebehandeling niet vatbaar was, als afgedaan zijnde. Nog beproefden enkele leden, doch te vergeefs, eene verzoening tusschen de strijdende partijen te weeg te brengen.

Ook de classicale vergadering bracht het niet zoover, een einde aan de zaak te maken.

Daarop werd aan de gemeenten een boekje gezonden getiteld: „Verhaal van 't gepasseerde in ende omtrent de differentiën, ontstaan in de Luth. Kerke binnen Amster

dam, tusschen de Gemeente en den Kercken-Rade, geadresseerd aan de respectieve kerckenraden van de Luth. Gem: in de Vereenigde Nederlandsche provinciën".

In dit werkje wordt de zaak voorgesteld als eene kwestie tusschen den kerkeraad en de gemeente. De eerste heeft willekeurig verandering gebracht in het recht van stemming, dat zij der gemeente ontnomen heeft; zij heeft, toen over de zaak moeite ontstond, den magistraat ingeroepen, terwijl de classikale vergadering eigenlijk de macht was, die hier moest beslissen. De kerkeraad heeft, vóórdat de Classis vergaderde, omdat hij, zoo heet het, van die vergadering niet zeker was, decisie van H.H. Burgemeesteren zien te verkrijgen. Toen eindelijk de zaak voor de Classis van 1686 kwam, heeft men alles gedaan, om de zaak van de baan te schuiven, eerst de kwestie van 't presidentschap in zijn geest zien te beslissen, terwijl later werd besloten, geene zaak bij de Classis aanhangig te maken, die niet twee maanden te voren ter kennisse was gebracht. Ja, zelfs wijst de schrijver er met zekeren ophef op, dat de kerkeraad amnestie aanbood, maar.... met conditiën, die men niet aan kon nemen. Nu moeten de kerkeraden spreken. 't Is waar, hunne afgevaardigden waren ter Classis, maar als zij toen verzuimden, is het nu nog tijd dit te herstellen, en te voorkomen dat Amsterdam, willekeurig handelende en niet gevende om recht en ordonnantie, de andere gemeenten beschouwe ,, als hare suppoosten". Men ziet het, de schrijver heeft zeer booze gedachten van den kerkeraad. Het komt hem voor, dat de voorsz. proceduren" niet anders zijn. dan zoovele middelen en passen, tot subversie van alle ordres en reglementen, dewelke geen andere uytkomsten en konnen hebben als het verval niet alleen van kerk en armen, maar ook van de godsdienst selve. De kerkeraden. dienen nu te spreken en de doleerenden van ongelijk te overtuigen of hen te mainteneren en te handhaven".

[ocr errors]

Ook dit vrij boosaardig geschriftje werkte niets uit. Het scheen zelfs, dat na een drietal jaren de kwestie van de baan was! Toen echter werd zij vervangen door eene andere, die, omdat ze een geschorst predikant van Leeu

« AnteriorContinuar »