Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Vrouwen ende Sunte Apollonien" 1). Onder de verplichtingen, die den broeders werden opgelegd, lezen wij dat zij elken Donderdag ter vroegmisse moesten komen om te zingen ,,misse van den Heylighen Sacramente", en elken Zaterdag om ,,te singhen misse van Onser Lieven Vrouwen".

Wie van de broeders,,by den beucken niet en seete", 2) als het laatste „Kirieleyson" 3) gezongen werd, zou een achtste oude Vleemsch verbeuren ten behoeve van de broederschap, tenzij hij verlof had weg te blijven van de provisoren. Daarom zouden de provisoren ook aan niemand „oirloff" geven, die in de stad en de vrijheid is, ,,buiten trefflicke noidsaiken". Verder mochten de broeders elk jaar twee malen,,guede masschappe" houden, eens in den winter en eens des Sonnendaghes na der octaven van Epiphanie" 4).

Bij de samenkomst zouden de broeders des morgens een misse van den Heylgen Geest" zingen en des avonds na de vesper,,singhen vigilie van negen lexen", en des Maandags ,,zielmisse toe begaene ende memorie te halden alle dergeenre, die uut die voirs. bruederschap gestorven sijn, ende die dairtoe behulplick hebben geweesd, als by dubbelder brueken".

Des,,Sonnendaghes na der octaven van Epiphanie” zouden de broeders een nieuwen provisor kiezen. De provisoren moesten de breuken naar hun geweten opteekenen en zelf dubbel „brueken". Wie van de broeders niet ter ,,masschap" kwam, moest dubbelen maaltijd betalen. Van de twee provisoren zou de eene een priester en de andere een leek zijn. De priesters kozen den leek en de leeken den priester. Niemand mocht door de provisoren tot de broederschap toegelaten worden, dan ,,by rade ende consente" van de gemeene broeders. Stierf een der broeders, dan moesten de broeders, die binnen de stad en vrijheid van Hattem waren, den dooden broeder „eerlick ten grave haelen mit processien". Elke priester moest drie missen voor den dooden broeder lezen: een van den Heyligen Sacramente", een ,,van Onser Lieven Vrouwen" en eene der geloovige zielen"; en ieder klerk de zeven psalmen 5) „mitten letanien ende collecten, die dairtoe hooren". De andere broeders daarentegen zouden

1) Zie bijlage XIX.

2) Dit wil zeggen in de noordelijke zijbeuk der kerk, waar het Mariaaltaar stond.

3) Zie hierover Moll, Kerkgeschiedenis, II, III, blz. 280.

4) Het feest Epiphanie of Drickoningen valt op 6 Januari.

5) Psalm VI, XXII, XXV, XXXVIII, LI, CXXX, CXLIII,

met der „besten ynicheyd" honderd „Pater noster" en honderd „Ave Maria” bidden. Verder zouden de provisoren binnen een maand na het overlijden een Zondag bepalen, waarop de broeders op dubbele breuke,,des vespertijds" in de kerk zouden komen om eene vigilie van negen lexen" te zingen of anders na behoir der heyliger kerken". Des anderen daags zou een zielmis voor den broeder gehouden worden. Hiervoor zou de broederschap ontvangen eenen Averlendschen Rhijnschen gulden of het beste kleed van den overledene.

Ieder priester van de broederschap zal in zijne mis de levende en de doode broeders gedenken, en de andere broeders zullen dagelijks een „Pater noster" en een ,,Ave Maria" lezen voor de broederschap. Voor dezen dienst worden de broeders deelgenooten van alle goede werken, „,die opter vicaryen des Heylighen Sacraments, Onser Lieven Vrouwen ende Sinte Apollonien geschien”.

Wie de broederschap aanneemt, zal er aan verbonden blijven, zoolang hij te Hattem of in de vrijheid woont, tenzij ,,die alingen bruederen mit eenre redelicke saiken ymande afsetten". Verlaat iemand Hattem metterwoon, dan mag hij broeder blijven, mits komende jaarlijks een of tweemaal tot de,,masschappen" ende dan duet na gueddonken der brueders".

Al hetgeen verder de broeders zouden ,,insetten of ordineeren voir nuttigheyd ter eeren Gades ende der voirs. bruederschap ende vicaryen voirs., dat sal stedigh ende vaste blyven ende wesen gelijk voirs. is", behoudens echter de rechten van den hertog, van de kerk en van de stad.

Ofschoon in het stuk van 8 Augustus 1423 ook van een zusterschap gesproken wordt, zoo hebben wij hiervan toch verder geen spoor meer kunnen vinden.

Blijkens de stadsrekeningen ontving de broederschap elk jaar van de stad I goudgulden. De uitkeering had van stadswege het laatst in 1581 plaats. In verband met de gebeurtenissen, in het hoofdstuk ,,Het tijdvak van Overgang" mede te deelen, mogen wij aannemen, dat toen de broederschap opgeheven werd. Omtrent de bezittingen en inkomsten dezer broederschap bezitten wij een opgave van Januari 1549 1); waar deze na de hervorming gebleven zijn, weten wij niet.

1) Zie hiervoor bijlage LXIII.

GILDEN.

Zooals bekend is, kregen de gilden, oorspronkelijk met een zuiver stoffelijk doel opgericht, spoedig een godsdienstig karakter. Vandaar dat wij gemeend hebben hen ook in onze mededeelingen te moeten opnemen.

De vraag ligt voor de hand, welke gilden te Hattem waren. In de willekeur van Hattem 1) worden twee met name genoemd, namelijk het Onser Lieven Vrouwen- en het Sint Andreasgilde. Onder het eerste moeten wij zeker de broederschap van dien naam verstaan, terwijl het tweede verder niet vermeld wordt. Evenmin kunnen wij iets mededeelen omtrent het St. Hubertusgilde, dat wij in de stadsrekening van 1567 vonden 2).

Alleen omtrent vier gilden: het H. Kruis-, het St. Anna-, het St. Eloys- en het Snijdersgilde zijn berichten tot ons gekomen, die wij hieronder zullen vermelden.

HET H. KRUISGILDE EN HET ST. ANNAGILDE.

Bij onze mededeeling omtrent deze gilden zullen wij ons. niet beperken tot het tijdvak, waarmede wij ons bepaaldelijk bezighouden, maar hunne geheele geschiedenis, voor zoover zij tot ons kwam, behandelen.

1) Zie Verslagen en Mededeelingen van de Vereeniging tot uitgave der bronnen van het Oude Vaderlandsche Recht, deel III, blz. 527, § 101.

2) „Noch die boergemeyster Galen unde Wyllem van Hattem, alsse gyldemeyster van St. Hubertusgylde, 2 dallers van 30 stuv. brab., die stadt gheschenckt”. (Stadsrekening 1567.)

In G. van Hasselt, Geldersche Oudheden, blz. 478, vindt men een post uit een rekening over 1408 van den over-rentmeester A. Piek:

,,Item des Woensdage na sente Jansdage (1 Januari 1409) tot Hattem, van bevele mijns gened. Heren, sente Huberts Heilichdom gegeven I gl., valet 1 gl. 46 gr." Deze gift staat zeker in verband met dit gilde.

[ocr errors]

Opmerking verdient, dat in de gegevens, die ons ter beschikking staan, nergens gesproken wordt van de verhouding, waarin deze gilden tot de kerk stonden. De reden hiervan, komt ons voor, is, dat onze hoofdbron de gildeboeken van het St. Annagilde alleen aanteekeningen bevat, die te boek gesteld werden, toen de band tusschen kerk en gilden verbroken was. Opmerkelijker is, dat ons nergens in die aanteekeningen het recht vermeld wordt, dat deze gilden hadden om hun vertegenwoordigers in de gezworen gemeente te hebben. Wellicht vond men de vermelding hiervan als te bekend overbodig.

Het oudste der beide gilden was dat van het H. Kruis. Wij maakten er reeds eenige malen mede kennis. In de oudste stadsrekening, die wij bezitten, van 1460, leest men, dat aan ,,den schutten van. oeren kannen vordel" 27 olden vlemsch gegeven werd. Deze post met andere bedragen en toevoegingen als,,dat sy des hiligen dages ter Doelen trokken", „doe sie die papegey schoten" enz., komt in alle rekeningen voor.

Een aanteekening, voorkomende in het gildeboek van het St. Annagilde, zegt, dat het H. Kruisgilde des Donderdags vóór den Heiligen Pinksterdag (30 Mei) in 1465 van hertog Adolf 1) een diploma kreeg, waarbij het bepaalde voorrechten ontving om bij zijne bijeenkomsten „binnen haere doelen" gebruik te maken. Zoo lezen wij, dat wanneer „de schutten in der doelen schooten naer older gewoonte in mynnen ende in vrientschappen", om bier of om geld en een boog los ging off die peese broke, of hem ontrampte na der tijt, dat hij,,s...tae...vas...te" geroepen hadde, en hy yemandt schoote of raakte, hy blave levendich of doot onverhuedes, daer en sal geen recht voor overgaen; daerom waer hem elik selve, so wie dat aanzien wil. Voorts waer dat saecke, dat de voors. schutt twedrachtigh worden binnen haeren doele met woorden ofte met wercken ende zy malkander sloegen off steeken, uytghesegt dootslagh, dat sullen die gildemeysters mitten gildebroeders voors. onder hen selven weder versoenen ende te vreeden maecken, sonder eenige breucke den heere noch der stadt".

Behalve dit diploma vermeldt het gildeboek ook een reglement van het H. Kruisgilde uit 1491 2).

Sinds 1462 wordt in de stadsrekeningen van het H. Kruis

1) Adolf hertog van Gelre 1465-1473.

2) Zie voor dit reglement en latere bijvoegingen bijlage XXIX.

[graphic][merged small]
« AnteriorContinuar »