Imágenes de páginas
PDF
EPUB

van Hattem en Heerde zich tot het kwartier. Hun verzoekschrift werd den 5 Juni 1619 behandeld en had tot strekking evenals vroeger, aan de armen elke week een molder rogge uit te keeren. Den 16 Mei 1620 besloot het kwartier, dat aan elk van die plaatsen uit gratie aan de armen jaarlijks tien molder rogge zouden gegeven worden 1).

Nagenoeg ten zuiden van Hattem bij het tegenwoordige Griftkanaal liggen thans twee boerderijen, waaraan men nog oude overblijfselen van muren van het voormalige fraterhuis vindt. De boerderij het dichtst bij het kanaal gelegen vertoont op haren deel nog sporen, die ons doen veronderstellen, dat daar eens de kerk stond. Vóór den ingang dier boerderij ligt een groote steen, een zerk, waarop nog duidelijk een gezicht te onderscheiden is 2), terwijl in den gang een dergelijke steen gevonden wordt 3) met het slechts ten deele leesbare omschrift in Gothische letters:

[ocr errors]

jaer os here MV en XII den dach I September starf Joffer Gertruet van

De herinnering aan Hulsbergen leeft voort, want men spreekt nog van het klooster ter aanduiding van de plek, waar eens de gebouwen stonden.

1) Deze mededeelingen zijn aan de verschillende kwartiersrecessen ontleend. 2) Volgens Haasloop Werner (zie Geldersche Volks-Almanak, 1844, blz. 12.) stond op dezen steen een menschelijk geraamte uitgehouwen, hebbende in iedere hand een zwaard, kruiselings over de borst. Van het toen reeds afgesleten randschrift kon nog, volgens den schrijver, de naam Gijsbrecht van Dordrecht, „,dubbeld pelgrim naar Hierusalem", gelezen worden.

3) Eens wenschte en vond menige vrome, al behoorde hij tijdens zijn leven niet tot dit fraterhuis, binnen zijne muren een laatste rustplaats, zooals uit een testament van Gerbrich Rentz, van 25 Mei 1490, blijkt. Wij deelen dit testament mede, zooals het voorkomt in het Richtboek der stad Hattem, loopende van 1474-1513 en aanwezig op het Rijksarchief te Arnhem. Het er in vermelde klooster op den Sonnenberg is het Karthuiser-klooster, dat eens bij Kampen stond. (Zie Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, VI., blz. 286.)

Zie voor dit testament bijlage XXVIII.

DE KERK ALS GEBOUW.

SYMBOLISCHE BETEEKENIS VAN DE KERK EN
VAN HARE DEELEN.

Alvorens tot de architectonische en historische beschrijving der kerk van Hattem over te gaan, zal het wellicht aan enkelen welkom zijn een korte verklaring van de symbolische beteekenis van sommige deelen van een kerk te ontvangen. Deze gelden dus in het algemeen en zullen door ons vooral besproken worden, voor zoover zij op de Hattemsche kerk betrekking hebben. Hieruit volgt van zelf, dat van uitputting van het onderwerp geen sprake kan zijn. Zelfs bij de verklaringen, die wij geven, stippen wij slechts aan. Zij, die dieper in dit onderwerp wenschen door te dringen, worden naar de door ons aangehaalde werken

verwezen.

Reeds bij het woord kerk moeten wij een oogenblik stilstaan. Het schijnt, dat keizer Constantinus 1) de huizen, gewijd aan den dienst des Heeren, „Dominika”, Grieksch „,Kyriaka" genoemd heeft, waarvan de woorden „,dom" en „,kerk" afkomstig zijn 2). Deze kerk is voor onze roomsch-katholieke medechristenen driemaal heilig: door hare bestemming, door hare wijding en door de tegenwoordigheid van Jezus Christus in Zijn Sacrament 3). Zij is bestemd om God te vereeren en den ge

1) Constantinus de Groote, geboren 274, keizer 306, sterft 337.

2) J. Kreuser, Der christliche Kirchenbau, 2te Aufl., I, blz. 17. De bewering, dat de benaming „dom" afkomstig is van een verkeerde lezing van het opschrift: D(eo) O(ptimo) M(aximo) op den gevel van sommige kerken, is minder juist. Zie omtrent de verschillende benamingen, waaronder de kerken voorkomen en in verband hiermede hunne beteekenis Dr. Heinrich Otte, Archäologischer Katechismus, 3te Aufl., blz. 2.

3) H. J. M. Everts, Onze kerken, blz. 1, art. I en 2.

loovige te heiligen door het gebed, vooral door het misoffer, door de prediking van Gods woord en door de heilige Sacra

menten.

De wijding aan God door den bisschop sluit niet alleen een toeheiliging aan God, maar tevens eene inbezitneming door God in. Bovendien wordt haar bij de wijding een titel gegeven, d. w. z. zij wordt in het bijzonder toegewijd aan de vereering van een heilige, een goddelijk persoon of een mysterie. Aan dien titel ontleent de kerk haren naam. Geschiedt die toewijding aan een engel of een heilige, dan wordt hij doorgaans patroon der kerk genoemd. Bij kerken, waarvan wij geen stichtingsoorkonden bezitten, heeft de titel historische waarde, omdat de vereering van zekere heiligen tot bepaalde tijdperken behoort. Zoo wijdde Bonifacius 1) meestal de kerken, die op hoogten en op plaatsen van heidensche offersteden verrezen, aan den aartsengel Michaël 2), aan den apostel Petrus of aan den bisschop van Tours, St. Maarten 3). Voor ons doel is van belang op te merken, dat de vereering van de H. Katharina van Alexandrië 4) eerst door de kruistochten naar het westen overgebracht werd en daar in de XIIIde eeuw is begonnen 5).

De hooge ligging der kerk, al springt zij soms niet zoo onmiddellijk in het oog, is geen toevallige. De christenheid dacht hierbij aan die rots, waarop de Heer verklaarde zijn gemeente te zullen bouwen 6); aan die stad boven op een berg 7); aan die bergen, vanwaar hulpe komen zou 8). Eindelijk

1) Hij werd omstreeks 681 geboren en volgens de overlevering den 5 Juni 755 te Dokkum vermoord.

2) De aartsengel Michaël verscheen reeds aan den profeet Daniël (X, 13, 21). Hij zou den kinderen Israëls een hulpe zijn, als een tijd van benauwdheid zou komen, als er nog niet geweest is (Dan. XII, 1). Hij twistte met den duivel en handelde over het lichaam van Mozes, maar durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: „de Heer bestraft u” (Judas, 9). Hij krijgde met zijne engelen tegen den draak en zijne engelen (Openb. XII, 7). Sinds geldt hij als aanvoerder van de goede engelen tegen den satan en de machten der hel. Boven andere hemelgeesten werd hij vooral vereerd sinds zijne verschijning, volgens de legende, op den berg Gargano in Apulië, den berg Tumba en den Engelenburg te Rome (590). (Moll, Kerkgeschiedenis, II, III, blz. 245 v.; Kreuser II, blz. 118 v.; Kirchenlexikon in voce.)

3) Zie over St. Maarten Huyssen, Martinus von Tours, in den bundel Zur christlichen Altherthumskunde, 1870, blz. 165 v.

4) Zie over haar blz. 229 v.

5) Otte, Arch. Katechismus, blz. 5.

6) Matth. XVI, 18. 7) Matth. V, 14. 8) Psalm CXXI, 1.

zou zij bij die kerk op de hoogte denken aan dat Heilige Jerusalem, nederdalende uit den hemel 1).

De ligging op den berg was niet willekeurig, maar berustte op de oud-christelijke gewoonte om tijdens het bidden het aangezicht naar het oosten te richten. In verband hiermede spreekt men van de heilige linie gaande van het westen naar het oosten. Volgt de as der kerk deze lijn en is haar priesterkoor naar het oosten gelegen, dan zegt men, dat de kerk georiënteerd is 2). Deze oriëntatie werd overgenomen van de Grieksche kerk en drong over Ravenna door naar Rome 3). Thans is zij innig met de kerk verbonden, zoowel om hare symbolische beteekenis, als omdat de liturgie en de symboliek van den eeredienst de oriëntatie veronderstellen.

De christen toch, in deze georiënteerde kerk zijn aangezicht naar het priesterkoor wendende, richt hierdoor zijn blik naar het oosten, naar die hemelstreek, waar de zon opgaat, in symbolischen zin den waren zonsopgang, Christus vertolkende 4). Hierdoor gelijkt de kerk op dien tempel, waarvan Ezechiel spreekt 5). De geloovige zou hierbij indachtig zijn aan Christus als het ware licht, de wereld verlichtende 6). Tevens richtte hij dan zijn blik naar het verloren Eden, naar dien hof, dien de Heer in het oosten plantte 7), het Paradijs in Adam verloren en door Christus herwonnen 8).

In plattegrond vormen de meeste middeleeuwsche kerken een langen rechthoekigen vierhoek met of zonder kruis en worden. in het oosten door een cirkelboog of door een veelhoek, soms ook rechthoekig, afgesloten 9).

Deze lange rechthoekige vierhoek is niet willekeurig. De

1) Openb. XXI, 10.

2) Eerst na de uitvinding van het kompas (volgens sommigen uitgevonden in 1302 of 1320, volgens anderen reeds in het begin der XIIIde eeuw in gebruik, zie Jhr. Mr. J. C. de Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen, ze druk, I, blz. 22) was een behoorlijke oriëntatie mogelijk. Dit is een der redenen, waarom bij zoo menige kerk afwijkingen te dezen opzichte voorkomen. Wij zullen niet alle min of meer scherpzinnig verklaarde afwijkingen vermelden. Zie hiervoor o. a. H. Otte, Geschichte der kirchlichen Kunst des Mittelalters, 2te Aufl., blz. 3 v.; Kreuser, I, blz. 64, 67, 68, 69, 72; J. A. Alberdingk Thijm, De heilige linie, blz. 33, 37, 45, 170, 171, 172.

3) Otte, Arch. Katechismus, blz. 19.

4) Maleachi III, 1, IV, 2. 5) Ezechiël XLIII, 1 en 2.

6) Joh. I, 9; Psalm XXXVI, 10. 7) Gen. II, 8.
9) Otte, Geschichte der kirchlichen Kunst, blz. 4.

8) Rom. V, 18.

eerste Christenen, steeds in afwachting van de wederkomst des Heeren, dachten niet aan het bouwen van kerken. Toen de ruimte in de woonhuizen, de plaats der eerste samenkomsten, te bekrompen werd, ontwikkelden deze zich tot kerken, die reeds vóór Constantinus den Groote in een bepaalden vorm voorkomen 1). De lange grondvorm van de kerk aan een van de smalle zijden afgerond, waardoor zij op een schip geleek, gold reeds in de eerste eeuwen als de wettige vorm. Men zag er in de reddende ark van Noach 2) en het scheepje van Petrus 3). Reeds de apostolische constituties zeggen, „,dat de kerk gelijk een schip gemaakt zij" 4). Anderen brengen dien vorm in verband met het oude 5) Romeinsche gerechtshof, weer anderen met den tempel van Salomo en den laatsten vorm met de gedaante der aarde. Deze toch stelde men zich eertijds aldus voor 6). Sommige schrijvers zijn zoo vervuld met de gedachten aan dezen vierhoek, dat zij den kruisvorm van sommige kerken beschouwen als te bestaan uit twee rechthoekige vierhoeken en spreken dan van den vierhoek van het Oude Verbond, die door den vierhoek van het Nieuwe Verbond doorsneden wordt 7).

In het bouwen zagen reeds de oude volken een scheppen onder en in navolging van God 8). Bij alle geloovige volken hield men de bouwkunst voor een hemelsche openbaring. De Heer toch, die in het „,paleis zijner heiligheid" 9) woont, riep met name Bezaleël en de Geest Gods vervulde hem met wijsheid, met verstand en met wetenschap in alle werk 10), om met anderen alle werk ten dienste des heiligdoms te maken" II). De Heer gaf David te kennen, dat Hij voor David een huis zou maken 12) en dat zijn zoon Salomo Zijnen naam een huis zou bouwen 13). Toen de Heer Salomo,,van rondom rust gegeven had" 14) en wijsheid, „gelijk Hij tot hem gesproken had" 15), volvoerde Salomo het groote werk. En later ontving Kores, koning van Perzië, van den Heer bevel, om Hem „een huis te

1) Otte, Arch. Katechismus blz. 14.

2) Gen. VI, 15. 3) Markus VI, 47-51.

4) Otte, Geschichte der kirchlichen Kunst, blz. 4; Thijm, blz. 130.

5) O. a. Luebke. Vele dier gerechtshoven, basilieken, zouden tot kerken in

gericht zijn.

6) Kreuser, I, blz. 52. 7) Kreuser, I, blz. 55. 8) Thijm, blz. 8.

9) Psalm XI, 4. 10) Exod. XXXV, 30-34. 11) Exod. XXXVI, 1.

12) 2 Sam. VII, 11. 15) Kon. V, 12.

13) 2 Sam. VII, 13. 14) 1 Kon. V, 4.

« AnteriorContinuar »