Imágenes de páginas
PDF
EPUB

bouwen te Jeruzalem" 1). Bij de ark van Noach geeft de Heer zelf hare afmetingen en hare inrichting aan 2). Na deze uiteenzetting is het niet te verwonderen, dat de Christen het kerkgebouw als het hoogste voortbrengsel van eenige kunst beschouwde 3).

Vasthoudende aan het grondvlak hebben opvolgende bouwmeesters met godlijk licht bestraald uitdrukking gegeven aan vormen, die hun voorzweefden. De verwezenlijking dier denkbeelden leidde tot bepaalde bouwstijlen. Zoo vinden wij van de tiende of elfde tot dertiende eeuw den Romaanschen stijl 4). Hij onderscheidt zich door veelvuldig gebruik van horizontale lijnen en halfcirkelvormige bogen aan vensters, ingangen en gewelven. Voortgekomen uit de oud-Romeinsche bouworde, vergelijkt men niet ten onrechte wegens de verwantschap tusschen beide dien stijl met de nieuwere Romaansche talen, die in de oud-Romeinsche hun oorsprong hebben 5). Gedurende dit tijdvak gaat het bouwen van kerken vooral van de kloosters uit en eerst op het einde er van vinden wij leeken als bouwmeesters.

Sedert het laatst der twaalfde eeuw begon de Romaansche bouwtrant plaats te maken voor den Overgangsstijl, die vooral in de eerste helft der dertiende eeuw verbreid werd 6). Hij heet aldus, omdat zijne vormen die van den Gothischen stijl voorafgingen en daartoe den weg baanden. Ronde en spitsbogen vindt men hierbij naast elkander, waardoor het geheel een minder aangenaam en onrustig voorkomen heeft.

Van het midden van de dertiende eeuw tot het midden van de zestiende eeuw heerscht de Gothische stijl 7). Hij is de laatste en hoogste uiting van de christelijke bouwkunst. Bij zijne ontwikkeling onderscheidt men drie tijdperken: de vroege Gothiek in de XIIIde; de hooge Gothiek in de XIVde en de latere Gothiek in de XVde en XVIde eeuw 8). Zijn onderscheidend karakter is de door alle deelen van het gebouw volgehouden toepassing van den spitsboog. Horizontale lijnen zijn hier zeld

1) Ezra I, 2. 2) Gen. VI, 14, 16. 3) Thijm, blz. 115.

4) Ten onrechte werd deze stijl vroeger algemeen Byzantijnsche stijl genoemd. Hij heet ook rondboogstijl, vroeggothische of Lombardische stijl (Otte, Geschichte der kirchlichen Kunst, blz. 44 noot I; Otte Katechismus blz. 18).

5) Otte, Geschichte der kirchlichen Kunst, blz. 44, § 43.

6) Hetzelfde werk, blz. 60, § 59; Otte, Katechismus, blz. 26.

7) Het woord Gothisch is niet afgeleid van het volk der Gothen, maar van "gotico" d. i. barbaarsch. Van schimpnaam werd het terecht een eerenaam.

8) Otte, Geschichte, blz. 99, § 82; 101, § 84; 107, § 86; Otte, Katechismus, blz. 53.

zaam. De vertikale lijnen zijn menigvuldig. Zij rijzen evenwijdig aan vensters en kolommen opwaarts, totdat zij overneigen en elkaar in slanke, gespitste bogen ontmoeten. Het inwendige krijgt hierdoor een diep perspectief. De verbeeldingskracht schiet vleugelen aan en de menschelijke geest gevoelt zich gedrongen de dingen, die boven zijn, te gedenken 1). De kerk in dezen stijl vertegenwoordigt een grootsch idee: hemel, aarde en hel zich vereenigende tot grootmaking van den Allerhoogste 2).

Alvorens de onderdeelen van het kerkgebouw na te gaan, willen wij wijzen op de symboliek van den toren. Men beschouwde hem als een handwijzer naar de hoogere wereld 3). Hij staat daar in eigen kracht met zijn dikke muren; geen steunsels stutten zijn slankheid. Hij ziet in het rond „als de toren van Libanon, die tegen Damascus ziet 4)." Als een schildwacht staat hij op den uitkijk tegen de aanvallen op wereldlijk en geestelijk gebied 5).

De klokken, die hij herbergt, houden het verkeer van het Godsrijk met de burgers levendig 6). Zij kunnen met de inwoners der plaats jubelen en treuren. Hunne stem klinkt vermanend en zoet lokkend. Durandus 7) noemt de klok dan ook een prediker. De galmgaten, of enkel of dubbel aangebracht, spreken van een eenig God of van de beide Testamenten 8).

Wij zullen in verband met ons doel niet verder over torens uitweiden, maar alleen er op wijzen, dat de Christen in één westelijken toren het leerstuk herkent: „daar is één God" 9).

Hier sprekende van die hooger gelegen deelen der kerk

1) Opmerkelijk is de bezielde en bezielende indruk, dien de Gothick op Goethe maakte. Men leze hiervoor zijn opstel uit 1773 Von deutscher Baukunst" in de door hem en Herder uitgegeven „Fliegende Blätter von deutscher Art und Kunst", blz. 127, en overgenomen in Otte, Geschichte, blz. 111. In anderen zin uitte zich Raphaël, (zie Eug. Munts, Raphaël sa vie, son oeuvre et son temps, 1881, blz. 612.) Eigenaardig zijn de opmerking van John Ruskin over de Gothiek, zie o. a. The Stones of Venice, III, blz. 60 v. Zie ook Huygens, Koren-bloemen 2de druk, 1672, I, blz. 328; Bilderdijk, Dichtwerken, 1856-1859, IX, blz. 224; Gids, 1859, blz. 2, 469; Gugel, Gesch, van de Bouwstijlen, 1869, blz. 478, 481; Busken Huet, Land van Rubens, 1879, blz. 51; Brieven van Cobet aan Geel, blz. 17.

2) Moll, Kerkgeschiedenis, II, II, blz. 140. 3) Ibid. II, III, blz. 141.
4) Hooglied VII, 4. 5) John Ruskin, The Stones of Venice, I, blz. 206.
6) Thijm, blz. III.

7) W. Durandus van St. Pourcain stierf 1332, hij had den bijnaam van ,,doctor resolutissimus"; zie over hem Heimbucher, Die Orden und Kongregationen, I, blz. 563; Thijm, blz. 53 noot I.

8) Kreuser, I, blz. 755. 9) Thijm, blz. 119.

moeten wij nog even stilstaan bij den haan op den toren. Hij is het beeld der waakzaamheid. Hij herinnert aan Petrus' val en bitterlijk weenen 1). Tevens symbool van den waren prediker en wachter der gemeente dient hij niet toevallig tot windvaan. Neen, aan storm en wind het hoofd biedende vertegenwoordigt hij den moedigen strijder, naar alle zijden slagvaardig tegen ongeloof en godverzaking. De stang, waarom de haan draait, is recht en geeft uitdrukking aan de gedachte van te spreken niet volgens menschelijke wijsheid, maar naar de woorden Gods. Het kruis moet bij een georiënteerde kerk noord-zuidwaarts wijzen, opdat de kerkganger het kruis recht voor zich zie 2). Het uitsteken der stang boven het kruis symboliseert de vervulling der schrift en de bol, waarop het kruis staat, het algemeen en eenig geloof, dat onverkort gepredikt en beleden moet worden 3).

Onwillekeurig glijdt onze blik over het dak der kerk. Durandus ziet in de leien de gemaliede soldaten, die het heiligdom beschutten; in de bindbalken, die de deelen samenhouden, de wereldvorsten, die door hunne daden de eenheid en kracht der kerk handhaven, en in de daksparren de predikers 4). De contreforten beteekenen, volgens hem, die sterke broeders des geloofs, die de zwakkere binnen den schoot der kerk houden 5).

Treden wij het kerkgebouw binnen, dan vinden wij in de deur het zinnebeeld van Christus 6), in hare kleine afmeting dat van den nauwen weg, die ten leven leidt 7). In de dubbele deuren zien sommigen het Oude en Nieuwe Verbond 8).

De middendeur onder den toren en de beide kleine deuren in de zijbeuken wijzen op het mysterie der H. Drieëenheid 9). Om den drempel van de deur te bereiken moest men eertijds eenige treden opklimmen en bij den feitelijken ingang eenige treden afdalen. Het eerste gedeelte vertolkte een opstijgen tot den Heer, het tweede een verootmoediging voor den Heer.

Bij het wijwatervat, dat onder verschillende benamingen voorkomt 10), begint feitelijk het kerkgebouw. Daarbuiten ligt

1) Matth. XXVI, 34, 35, 69, 70, 71, 72, 73, 74, 75; Markus XIV, 27, 28, 29, 30, 31, 54, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 72; Lukas XXII, 31-34, 54–62; Joh. XIII, 36-38; XVIII, 15-18, 25-27.

2) Kreuser, I, blz. 755. 3) Thijm, blz. 147. 4) Thijm, blz. 73 en 74. 5) Thijm, blz. 73. 6) Joh. X, 9. 7) Matth. VII, 14; Luk. XIII, 24.

8) Kreuser, I, blz. 183; Thijm, blz. 75.

9) Thijm, blz. 84, 86, 123, 190; Everts, blz. 87 v.

10) Zie hiervoor o. a. Kreuser, blz. 185.

[merged small][graphic]
« AnteriorContinuar »