Imágenes de páginas
PDF
EPUB

herhaaldelijk voor verschillende personen gebruikt is. Waarschijnlijk was hij eens van een metalen plaat voorzien.

27. Stond ten name van Willem Hoefman en later van Jan Hendrik Coopsen. Thans liggen boven deze groeve eenige kleine steenen, waaronder een met het opschrift: ,,Claes Peter 1581"

een ander met:

,,Hendric Borger" en

eindelijk de grafzerk gemerkt 12 met het opschrift:
„JOHANNES MARINUS
AMSTELODAMI NATUS

А СІЗІСѴ SEPTEMBR.
XI DE MINISTERIO FUNCTUS
HATTEMI ANNOS V ET
MENSES VI DENATUSQUE
Ao CIƆƆCXXXVI SEPTEMBR
XX SUB HOC SAXO BEATAM
EXPECTAT RESURREC-

TIONEM."

28, 29, 30. Hierbij worden genoemd de erfgenamen Altetus en later B. J. Daendels.

31, 32. Staat alleen ten name van Lubbert Barneveld. 33. Eigenaren waren eerst de burgemeester Bredenbroeck en zijne erven en later Pieter Gallenus en Allegonda Susanna van Hole.

35. De erfgenamen van Jan op Gelder worden als eigenaren opgegeven.

34, 36, 37,

38, 39, 40,

41, 42, 43, Van deze nummers worden geen eigenaars genoemd. 44, 45 en

46.

In het oostelijk gedeelte der groeven 36, 37 en 38 ligt thans een groote zerk met het nummer 58, die helaas bij de verplaatsing, die jaren geleden plaats had, gebroken is. De wapens, die eens de vier hoeken versierden, zijn afgebeiteld. Onder een zeer sierlijk baldakijn ligt een geharnast ridder, zijn hoofd ondersteund met een kussen, in biddende houding en met omgord zwaard. Aan zijn voeteneinde staat aan de eene zijde zijn helm, aan de andere zijde zijn strijdhandschoen 1).

1) Een afgietsel van deze zerk bevindt zich thans in het Rijksmuseum.

[merged small][graphic]

Het randschrift dezer zerk was èn door afslijting èn door het ongunstig licht, dat er op viel, zeer moeilijk te ontcijferen; toch mocht het ons gelukken er eindelijk het volgende in zeer fraaie Gothische letters op te lezen:

[graphic][subsumed][ocr errors][subsumed][ocr errors][merged small][merged small]

dusent.C.C.C.C.C.XXII. op. den. erste dach... sterff Michael. Ernst

vā. Bamberch. drost. van. Hattem . bid. voer. die. ziel."

Wij hebben hier te doen met den bekenden krijgsoverste van Karel van Egmond, die voor Steenwijk sneuvelde. De kerk van Hattem had, zooals wij vroeger zagen, groote verplichtingen aan hem 1). Slichtenhorst 2) getuigt van hem: een man van verdiensten ende in Vrankrijk zoowel als Duytsland geacht ende roem-ruchtigh, aen wien Karel van Gelder de vestinghe Hattem voor een groot deel gelds had verpandschapt, ende sijns bastaerd-broeders dochter tot eene vrouw gegeeven."

47. Stond ten name van de weduwe van luitenant Feith. 49. Eigenaren hiervan worden genoemd de erfgenamen van burgemeester Johan Greve en daarna de predikant C. L. Wildrick.

50. Eerst in het bezit van den ritmeester Gijsbert Greve, ging deze groeve later over op den burgemeester G. Westenberg.

51, 52, 54,

61, 62, 63 Van deze graven worden geen eigenaars genoemd. en 64.

53. Dit graf komt eerst voor als in het bezit van Gerrit Berghuys en daarna in dat van Lubbert Boeve.

1) Zie blz. 43 v. 2) Geldersche Geschiedenissen, blz. 364.

55 en 56. Stonden eerst ten name van Gerrit Hartgens van Laar en de erfgenamen van Jurrien Willems en later van Lubbertus van Laar.

57. Werd den 18 October 1751 door de kerk verkocht

aan Jan Engelenbergh.

58. Eerst ten name van burgemeester van Galen, ging later over voor de helft aan Derk Christiaan Tulleken, oud-burgemeester van Elburg, voor een vierde aan vrouwe A. M. Tulleken, weduwe Otters, en voor het laatste vierendeel aan den leengriffier W. J. Tulleken. 59. Was eerst eigendom van Gerrit Everts en daarna van Elbert Muller.

60. Stond ten name van de erfgenamen van burgemeester Bredenbroeck.

64. Eigenaren worden genoemd de erfgenamen van Altetus en daarna B. J. Daendels.

66.

67, 88, 89, 90, III en

II2.

Stond ten name van Derk Buytenhuys.

Deze graven vormen met het ongenummerde ten noorden van 67 den grafkelder van de heeren van Molecaten. Eerst worden als eigenaars genoemd de heeren van Zalk of Keppel's erfgenamen en later de Heeckeren's van Molecaten.

Onder de nummers III en 112 bevindt zich de ingang tot dezen kelder. Boven 89 en 90 ligt een groote steen eenige decimeters onder de tegenwoordige vloer. De wapens, die eertijds op dezen steen voorkwamen, zijn afgekapt en het opschrift nagenoeg geheel afgesleten. Het eenige, wat nog te ontcijferen is, luidt:

„CONDITA .

KEPPEL.

AN. MDCIII.

Den 6 October 1896 waren wij in dezen kelder. Het bleek ons, dat hij geheel vol was, doch alle kisten en geraamten waren in en door elkaar gezakt. Alleen tegen den zuidkant stond nog een nagenoeg gave kist zonder eenig kenmerk.

Door een soort poortje komt men in den kelder onder het ongenummerd gedeelte en dat met het nummer 67. Hierboven ligt een hardsteenen zerk met het opschrift:

THEODOR CANTERO ULTRAJECTINO OLIM IN PATRIA
SUA OMNIBUS HONORIBUS PERFUNCTO POSTEA IN

« AnteriorContinuar »