Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Hoorn zelf zijn ontslag vroeg tegen 31 Mei 1864 en verkreeg om te Zutphen als evangelist op te treden.

Op het einde van 1860 had een groote verandering van leden in de kerkvoogdij plaats en nam voor het eerst een predikant in dit college zitting. Van dien tijd af kwam het ook herhaaldelijk voor, dat onder de notabelen zich een der predikanten bevond.

In betrekkelijk korten tijd stegen de predikantstractementen aanmerkelijk. Het had al den schijn, alsof de kas der kerk hier alleen toe diende, doch daar wij hierop reeds meermalen moesten wijzen en de gevolgen van deze handelwijze vermelden, zullen wij ons hier ten slotte alleen bepalen tot een opsomming der verhoogingen 1).

Den 23 Juli 1861 besloten kerkvoogden en notabelen elk der predikanten jaarlijks 80 gulden toe te leggen en bovendien ieder tijdelijk 50 gulden te verleenen als tegemoetkoming in de belasting. Deze laatste toelage moest bij elke vacature weder worden aangevraagd. Onder dezelfde voorwaarde werd. de tijdelijke toelage den 1 Februari 1872 verhoogd met 70 gulden, dus gebracht op 120 gulden, en den 29 Juli 1881 wederom vermeerderd met 50 gulden, waardoor zij ten slotte 170 gulden bedroeg. De jaarlijksche uitkeering van 80 gulden aan elk der predikanten werd den 4 Maart 1881 met 50 gulden verhoogd en dus tot 130 gulden opgevoerd.

Behalve nog andere toelagen, die sommige predikanten

1) Om een denkbeeld van de zonderlinge besteding van gelden te geven, diene nog het volgende.

Zoo zou Osti den 30 April 1868 zijn 25-jarig predikantschap herdenken. Den 20 April 1868 besloten kerkvoogden en notabelen 40 à 50 gulden uit de kas der kerk ter beschikking te stellen om hem dien dag op kosten der kerk een zilveren inktkoker te vereeren.

Trip van Zoudtlandt was den 5 Juni 1884 25 jaren te Hattem predikant : uit dankbaarheid schonk men hem uit de kas der kerk een wit marmeren vloer in den gang der pastorie.

Hasselman bedankte voor een beroep naar Valkenburg bij Leiden. Uit erkentelijkheid hiervoor besloten kerkvoogden en notabelen den 20 Januari 1885 hem jaarlijks eene personeele toelage te geven van 120 gulden. Elk jaar zou echter bij de begrooting hierover beslist worden. Enkele jaren later moest men haar intrekken, omdat men haar niet voldoen kon.

De voorzitter van kerkvoogden en notabelen herdacht den dag, dat hij 25 jaar kerkvoogd was. Den 16 December 1868 besloten kerkvoogden en notabelen uit de kas der kerk 40 gulden beschikbaar te stellen om hem een geschenk in zilver aan te bieden.

bovendien bedongen, keert de kas der kerk aan de beide predikanten sinds de laatste besluiten dus 600 gulden uit.

Wat de landstractementen betreft, zal men zich herinneren, dat een koninklijk besluit van 8 December 1852 bepaalde, dat na het vertrek van Pollen elk der predikanten 870 gulden genieten zou. Dit bedrag werd bij koninklijk besluit van 16 December 1861, No. 11, met 30 gulden verhoogd, eenzelfde besluit van 18 Januari 1862, No. 64, vermeerderde het met 50 gulden en bracht het dus op 950 gulden. Eindelijk bracht een koninklijk besluit van 21 Juni 1877, No. 21, het tractement op 1000 gulden.

[graphic]

DE ADMINISTRATIE NA DE HERVORMING.

Tijdens de heerschende kerk werd de geheele administratie door den magistraat gevoerd.

De verrekening van de predikantstractementen had plaats in de kameraarsrekeningen, die slechts van 1749 tot 1810 en dan nog onvolledig op het stedelijk archief aanwezig zijn. Zij werden door den kameraar, een van de burgemeesters, gehouden en liepen meestal van Petridag tot Petridag, terwijl die van 1810 op 31 December sluit.

In deze rekeningen vindt men in de ontvangsten de tractementen door het kwartier of het land uitgekeerd: voor de predikanten voor den oudsten telkens 600 gulden en voor den jongsten 234,20 gulden -; voor den Latijnschen rector, ad 250 gulden; soms voor de Fransche mademoiselle, ad 64,20 gulden, en in de latere rekeningen voor den schoolmeester, ad 200 gulden. Verder komen er nog in voor met zeer afwisselende bedragen: de opbrengsten van den tol te Hattem, te Nunspeet, te Veessen en te Wezep 1); servies-, monopolie-, vuur- en lichtgelden; pioniers-penningen van de ambten Heerde en Epe, en in de later rekeningen opbrengsten van andere belastingen.

De uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit tractementen: van de magistraatsleden; van de predikanten, aan wie onbesnoeid het ontvangen bedrag werd uitgekeerd; van den Latijnschen rector; van de Fransche mademoiselle en van den schoolmeester. Bovendien komen er in voor vacatuur- en verhuiskosten voor de predikanten; kosten voor het schoonmaken der stadsgrachten; voor

1) Deze tollen waren door de stad gepacht. Het laatst worden in de rekening van 1808/1809 gelden als de opbrengsten van tollen verantwoord.

« AnteriorContinuar »