Imágenes de páginas
PDF
EPUB

31 car. gulden en 5 stuiver. Van 1615 tot 1619 vinden wij elk jaar volle vier kwartalen voor hem verantwoord en over 1620 alleen één kwartaal. Zijn opvolger Robertus ontving in 1620 drie kwartalen en verder tot 1624 telken jare vier kwartalen en eindelijk in 1625 slechts drie.

Naast Robertus vinden wij Jan de la Fortune als onderwijzer, die in 1614 in eens 25 car. gulden ontving; in 1615 35 car. gulden; in 1617 een half jaar salaris ad 50 car. gulden en zijne nagelaten kinderen ten slotte in 1618 25 car. gulden. Zijn opvolger Jan Hermans ontving in de rekening over 1618 drie kwartalen, verder tot 1624 telkens vier kwartalen en ten laatste in 1625 drie kwartalen, elk kwartaal 25 car. gulden.

In de laatste rekening over 1626 wordt voor het eerst een betaling vermeld aan den organist, groot 7 guld. en 4 stuiver.

Sedert 1617 werd uit de ontvangst ook de scholarch betaald, die jaarlijks goudgulden en 20 stuivers ontving. Hij was of een lid van den magistraat òf de secretaris der stad en had het toezicht over de school.

Na 1626 werd het afzonderlijk beheer der geestelijke goederen opgeheven. Wat van de bezittingen en inkomsten der vicariegoederen was overgebleven, werd verder in de rekeningen der kerk verantwoord. Eerst werden de ontvangsten nog onder de hoofden der verschillende vicariën gebracht, doch spoedig alleen onder het algemeene hoofd ontvangsten.

Om een denkbeeld te geven, hoe allengs deze inkomsten waren samengesmolten, diene, dat zij in de kerkrekening van 1627 met de volgende bedragen voorkomen:

[merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][ocr errors][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][ocr errors][ocr errors]

GASTHUIZEN.

naam

HET SINT ANTHONIE-GASTHUIS.

In de oudste aanwezige stukken draagt dit gasthuis den van,,dat Melaten huyss aver die Wade genant Sancte Anthonyss" 1). Daar wij in 1439 het eerst procuratores van dit gasthuis vermeld vinden, veronderstellen wij, dat dit ook het stichtingsjaar was.

Het gasthuis bezat een kapel, de „St. Anthonie-capell❞ 2), met een eigen priester 3). In een testament van 1464 treffen wij het eerst haar aan 4). De vragen, wanneer deze kapel verrees en wanneer zij geslecht werd, kunnen wij evenmin beantwoorden als die, wanneer dit gasthuis,,Proveniershuis" werd. Ofschoon het in 1594 nog ,,het Melathen huis Sancte Anthonis up dye Waede" genoemd werd, zoo zal het toch destijds reeds

1) Zie voor de inkomsten van dit gesticht in 1549 bijlage LIV.
2) In de Acta Visitationis komt zij onder Hattem niet voor.

3) Zie onder het hoofdstuk Goederen tot de kerk behoorende de vicarie St. Anthonii, blz. 74.

4) „Aldusdanich testament geeft Lutgart van den Ham ende Geert van den Rade van Hattem dat sy dat omme Goids wille stedigen ende vesten willen: It. Sunte Andries kerke I oirt s.

It. in Onser Vrouwen choer I oirt s.

It. tHilligen Cruysaltair V oirt s.

It. den Hilligen Geest V oirt s.

It. Sunte Joriaen V oirt s.

It. Sunte Anthonys-capelle V oirt Vs.

It. totter tafel te vergulden V oirt s.

It. dat sal wesen totter luchtynge altemael ende men salt boeren uut Henric Bolten huse jarlix."

een proveniershuis geweest zijn 1). Uit het oudste reglement, dat wij zonder dagteekening in het archief te Hattem vonden, kan men de inrichting van dit huis afleiden. Het luidt als volgt: ,,Voerwarden ende artickelen, darna sich dey proeveners ende andere ingenoemen alde desolate mannen ende vrouwen

nu voyrtan in der huiszhaldunge tegen den huiszmeister ende tegen den anderen [ende tegen iedermennychlich geschieckelick ende ehrbeydichlich in ihren gansen leven sich hebben halden ende bewisen sollen in den Mylaten gasthuisen van synte Anthonisz oever dy Wahe gelege.

In den ersten sullen sych alle tegenwordige resydenten perschonen, beiden manss ende frouwen, jonck oder alth, und dy namaels myt gelt offte ghuedth ofte pauprersz geaccepteerth sullen werden in de verschreven gasthuise, dy sonder voirgande bewijszlicke nodtsake krencken, laemten offte in deinste des gasthuise wesende, dy lives macht hebbende undat bekomen konnen, sollen to kercken, toer predich und godesdienste gaen Got bydden und dancken na sech behoer auch voir alle anderen mynschen mede, dyet helpen kan; dy hoege alden oder verlaemd dysolate mans und frouwen, dy in dy kerck nicht gaen en konnen, sullen in huisz und slaepkamer Got bidden, dancken und loeven mit gestadicheit.

Dat eyn ieder den provisoren offte huissmeisters gehorsam soellen sijn, goede worden uutgeven, nieth wedderspennich, rebellich, copsych offte wrefelich maken sullen mit worden offte mit wercken, na ohren vermoeg des huises besten doen guethwellichlick, und sullen sich in nemants anders wercken offte deynste begeven sonder orloff der gasthuissmeisteren offte ein van oir, dan sueken und helpen voir den huises besten, mit raeth und daeth beynnen und buiten den huise, dy besten te foderen, te weteren und alle haer geracke te doen und na den tijt vandt jaer, als ein ieder wercke noedich gedaen will sijn. In den tit to hoejen ende in den arndtit to mehen und dat koern te beynen sael men alle gelikelich na eines iegelicken gelegentheidt guetwiellich dy eine den anderen helpen, omb dy fruechten des landes.... tit in te arnen, in den tit alst noedich is mit doerschen graven und spaden. In den koelhoff sael man malkanderen mit gewillicher herten helpen und also mit spise, dranck, slaepunge,

1) Zie hierover ook bijlage I en wel daar bij de mededeeling omtrent de Keppel's.

vuyrunge, so haer van den profysoren versocht und besteldt werdt, frindlich sijn und daer niechtes op off tegens te seggen auch dy huissmoder sael men haere geboerliche ehre geven und op haeren koekendienst nicht kvebbelen, kijven, lasteren noch smalen, sonder fredichliken, guedtsynnich alle haere dingen mit goeden aug sullen aensehen und dy spise und dranck genieten mit dancksachunge Godes, mit solcken voirbehalt, dat iemandt van haere manss oder frouwenperschonen tot enichen tiden bij nachte offt dage, heimlich offte oepenbaere vermercken offte spoeren konde, dat iemant van haer perschonen onfremde, verbrachte offte geve yetwess yn de huise behoerende, so waell van adwar als anders und dat wueste und verswege, und nach der tijt dat selve uutbreke, so saell so waell dy heeler als dy sackwalder daervoir aengesehe und gestraefft und aenstondt sijn platze und residentye verboert hebbe und verjacht werde daerenthu so befonden aepenbaer und bewisslicke bewesen woerde, dat iemandt van hoerluiden und dy nakome werd, na dy erste semyssye und vermanunge in eniche van den verschreven parten delmyneerden und sich daerna nicht en hielde, sal men denselve van stondes aen dat gadt van der doeren wisen und ten huise uutdrijven und nieths daer laten, und verbroeckt hebben allet sijn daerin gebracht hebben, mede na der tit voir gein huissgenoth nieth wedder ontvangen und aengenomen werden.

Und dat auch alle aengenomen frouwenpersonen, moder, macht als anderen, met speynnen, naajen und dergelicken so ein iegelick beist kan den huises oerbar, profijt ende beste, auch den inwonenden mans und frouwen mit waschen, neejen und anders, waerin sij troste, dienste und behuelpe van doen hebben sullen, den hoegen alden und verlamden haere bedienstelicheit in alle dyng bewisen, und niet tot hacre eigdyngen profijte spynnen offte webbe seiden, dan allein tot profijt des huises ende huissgeseins nodorfft".

Dit reglement werd den 15 November 1662 herzien, en bevatte toen de volgende bepalingen:

,,Ordre ende Reglement, waernae die proevenaeren van St. Antonij-gasthuys haer sullen hebben te richten:

Dat een yeder op die gewoonlijcke maeltijden, van des morgens, middaeghs ende des avonts, sigh in goede ordre ende stilligheyt aen de tavell sall hebben te vervoegen.

Dat niemant, nae gedaene maeltijt, eenighe spijse sall hebben te vorderen ofte sigh voor de spinde, om een stuck te snijden,

begeven, maer geholden sijn soo lange met eeten te vertoeven ende waghten tot de naestkomende maeltijt.

Dat niemant nae gedaene maeltijt ofte opstaan van de tavell, eenigh broodt of andere spijse sall moghen mededragen.

Dat niemant op 't gasthuys kosten sijn vrunden sall mogen nodigen, ende aldaer met gasthuyseeten ende drincken tracteren, nochte dat oock de moer d'selve sall moge slaepplaets vergunnen, als met kennisse van den huysmeester.

Dat een yeder nae gedaene maeltijt sigh nae sijn kamer ende niet op den heert bij 't vuur sall hebben te begeven.

Dat niemant sall vrij staen toeganck te nemen in den kelder ofte oock op de solder.

Dat een yeder soo langhe aan de tavell sall verblijven, totdat die gemeene dancksegginghe (nae Christelijcken plicht) sij gesproocken.

Dat een yeder den provisoor en den huysmeester behoorlijck respect sall hebben toe te dragen ende d'selve obedieren nae behoren.

Alles onder straffe van aen de keten gesloten ofte voor een tijtlangh, nae bevindonghe van saecken, uyttet gasthuys verwesen te worden".

Omtrent het opnemen van proveniers kunnen wij mededeelen, dat dit geschiedde door de provisoren met goedvinden van den magistraat 1). Zoo werden den 23 September 1710 Govert Claesz. en zijne huisvrouw Aryaentjen Coldiets aangenomen. In de overeenkomst, tusschen provisoren en genoemde echtelieden aangegaan, komen de volgende voorwaarden voor. Zij moesten verblijf nemen in de gemeene kamer, totdat door het afsterven van een ander provenier een huisje openkwam. Aryaentje moest gedurende vier jaren het gasthuis als moeder dienen; na dien tijd zou zij vrij zijn. Als intrede waren zij verplicht 700 gulden te betalen, en volgens het oude gebruik in het gasthuis in te brengen een bed met toebehooren, twee gordijnen, twee tinnen. koppen en twee tinnen lepels met een tinnen waterpot. Na hun dood mocht hun kind het bed, de gordijnen en alle andere goederen, behalve het tinwerk, tot zich nemen. Uit andere overeenkomsten blijkt, dat bij ontstentenis van kinderen alle goederen ten voordeele van het gasthuis verkocht werden.

1) Zie voor eene opneming in 1514 bijlage I en wel bij de mededeelingen omtrent de Keppel's.

« AnteriorContinuar »