spoort de prelaten en regeerders der Duitsche landen tot het vervolgen der kettersche Peggarden aan en beveelt hun zijnen inquisiteur Lodewijk de Caliga, predik heer, alsmede zijne andere kettermeesters en hunne vicarissen aan (1368), 206, 207. URBANUS VI, paus. Willem de Salvavarilla beveelt hem Geert Groote als prediker en inquisiteur warm aan (1383), 250, 251. paus UTRECHT (stad en bisdom). De kanunniken dringen aan op de kastijding van den ketter Tanchelm en zijne aanhangers (1112), 15-18; ketters door keizer Lotharius verbrand (1135), 30, 31; - bisschop Jan II van Zyrik vaardigt synodale statuten uit over de behandeling der ketters door zijne geestelijkheid (1294), 148, 149; - bisschop Guido van Avesnes vaardigt synodale statuten uit over de onderdrukking der ketterij (1311), 161; de deken van St. Servaas aldaar wordt alsmede andere geestelijken door paus Clemens V met de vervolging der Tempelridders in het aartsbisdom Keulen gelast (1511), 161, 162; - bisschop Jan II van Zyrik vaardigt nieuwe synodale statuten uit over de onderdrukking der ketterij met het oog op de statuten van paus Clemens V tegen de Beggarden en Begijnen (1319), 169, 170; statuten verbiedende onderhoorigen der Utrechtsche kanunniken, geestelijken of leeken, door den bisschop of zijnen vicaris wegens ketterij te vervolgen, tenzij met goedkeuring van het kapittel en in de tegenwoordigheid van prelaten en kanunniken (c. 1345), 189, 190; de bisschop Jan van Arkel vaardigt synodale statuten uit ter onderdrukking der ketterij (1353), 204; Gregorius XI beveelt vijf inquisiteurs der predikheerenorde, waaronder eenen voor het bisdom Utrecht, aan te stellen (1372), 222-224; de kettersche augustijn Bartholomaeus (of Bertholdus) van Dordrecht wordt er op aandringen van Geert Groote door het geestelijk hof veroordeeld (c. 1380), 245, 246, 247; Geert Groote predikt er tegen de ketters en de onzedelijkheid der geestelijken (c. 1380), 249; - op aandringen van Geert Groote laat de bisschop Floris van Wevelinchoven er het lijk van den ketter Matthaeus ontgraven en verbranden (c. 1380), 249, 250; de Gerardinen worden er door den inquisiteur Eylard Schoneveld verontrust (c. 1393), 251; paus Bonifacius IX bekrachtigt de machten van de vijf Duitsche inquisiteurs, waaronder eenen voor het bisdom Utrecht (1395), 256; Vred. Vredericssoen wegens godslastering aan de kaak gesteld en voor vijf jaren gebannen (1426), 304, 305; de inquisiteur Willem Brunairt wordt door den bisschop van Utrecht in zijn geestelijk gebied aanbevolen (1427), 305, 306; vier voortvluchtige ketterinnen voor vijf jaren gebannen (1427), 306; Coman Claesz, te Utrecht als ketter verbrand (1441), 324; de magistraat roept de tusschenkomst van den bisschop in tegen eenen predikheer en eene vrouw, beide verdacht (1479) 447, 448; — zekere geestelijken geven zich voor inquisiteurs uit (1482), 453; de predikheer Jan van Ommaten aldaar als inquisiteur (1495), 489; de predikheer Wouter herroept zijne kettersche sermoenen (1510), 498; Elisabeth Petersdochter gedurende meer dan achttien weken gevangen en door de kettermeesters vrijgesproken (1512), 501. V. VALENCIJN (in het graafschap Henegouwen). Bisschop Gwijde van Kamerijk †1305) laat aldaar een kettersch boek van de Henegouwsche Begijn Margaretha - - - uit Valencijn Porete verbranden en bedreigt haar met strenge straffen, indien zij verder hare - - - - - beslissing VERBEURDVERKLARING (der goederen van de ketters), in 't Noorden van het - te 's Gravenhage verbrand (1512), 502. VERGENGNON. Zie JOHANNA Griet. -- VERTRIJCK (bij Leuven), verblijf van den ketter Judas gezegd Pelsken (1428), 307, VINCENT BLAHUER, voortvluchtige ketter uit het Rijselsche (1430), 313. 15; - - - 44; -- ketters door graaf Philips van den Elzas alom vervolgd (1182-1183), 47-52 ; Vlaamsche ketters te Oxford met eenen gloeienden sleutel gebrand merkt (einde der 12o eeuw), 61; de predikheer Robert wordt door paus Gregorius IX per totam Flandriam als inquisiteur aangesteld (1233), 90-93; — de inquisitenr Robert vervolgt en verbrandt ketters te Kamerijk, Dowaai en elders (1234-1236), 95-98; 103-107; Jacob Peyt, hoofdman der Vlaamsche opstandelingen, vervolgt de Kerk en wordt na zijnen dood op bevel van Engelram, bisschop van Terwaan, en van de naburige prelaten ontgraven en als ketter verbrand (1326-1329), 181-184; - de secte der Geeselaars is er aan 't woeden (1349-1350), 190-201 ; — ongeveer 20 vrouwen komen uit Vlaanderen naar Doornik afgezakt en gedragen er zich als de talrijke benden mannelijke Geeselaars, die uit veel Vlaamsche steden aangekomen waren (1349), 193; — paus Gregorius XI beveelt den kerkprelaten een onderzoek naar zekere verdachte secten in te stellen (1374), 228-231; dezelfde paus beschermt diezelfde verdachten tegen prelaten en inquisiteurs (1376), 237, 238; paus Bonifacius IX laat over de Beggarden en Begijnen door de kerk prelaten van Vlaanderen een onderzoek instellen (1394), 254-255; — de Bretonsche karmeliet Thomas Conecte predikt verdachte sermoenen (1428), 307-310; paus Eugenius IV neemt de Cellebroeders en Vrijwillige Armen tegen de bisschoppen en inquisiteurs onder zijne bescherming (1431), 319-322 ; — grafelijk plakkaat tegen de lasteraars van God, Maria en de Heiligen (1517), 513, 514; – verzachting van dit plakkaat (1519), 516, 517. VRED. VREDERICSSOEN (Frederik Frederikszoon), te Utrecht wegens godslas tering aan de kaak gesteld en voor vijf jaren gebannen (1426), 304, 305. - VUUR- OF WATERPROEF, als onderzoeksmiddel voorgeschreven door den aartsbisschop Samson in de statuten van het Concilie van Reims (1157), 36; — te Atrecht (1172), 45; - te Atrecht (1182-1183), 48, 49; te Ieperen (1183), 48; in Vlaanderen (1183), 49; te Kamerijk (c. 1217), 69. VORSTEN (hunne samenwerking met de geestelijkheid en de inquisiteurs in de kettervervolging.) Zie NEDERLANDSCHE VORSTEN, DUITSCHE KEIZERS en FRANSCHE KONINGEN. W. WALCHEREN ('t eiland). Tanchelm strooit er zijne ketterij (1115), 27. WALDENZEN (kettersche secte), door paus Innocentius III vervolgd (1198), 59; - door keizer Otto IV vervolgd (1210), 519, 520 ; — zeer talrijk (c. 1240), 114; groote vervolgingen tegen die secte te Atrecht en omstreken (1459-1461), 345-397 ; en hunne eereherstelling (1491), 460-483; - vier vrouwen van die secte in het graafschap Namen (1510-1512), 500; Margaretha le Hallière te Bergen gevangen en gebannen (1511-1512), 501; Maria le Blancq te Bouvignes gevangen, gepijnigd en verbrand (1512-1517), 512. WALRAM, aartsbisschop van Keulen, herhaalt zijne statuten en die van zijnen voorzaat Hendrik van Virnenburg tegen de Beggarden en Zusters en neemt strenge maatregels tegen eenen te zachtmoedigen inquisiteur (1335), 184, 185. WALRANDUS DE BAUFFREMEZ, priester, notaris van den bisschop van Doornik in de zaak van Jacob de Gommiel (1460), 362, 363, 364. WALTER (Watier), bisschop van Doornik, helpt den inquisiteur Robert in het vervolgen en verbranden van ketters (1234-1236), 96, 97, 98, 105, 107, WALTER, een Hollander, hoofdman der Lollarden of Fratricellen, wordt te Keulen gevangen en verbrand (1322), 172, 173. WALTER KERLING of KERLINGER (Herlinger), predikheer, algemeen inquisiteur in de Duitsche landen (2o helft der 14o eeuw), 202; door paus Urbanus V tot inquisiteur aangesteld (c. 1368) 207; wordt ter vervolging der Beggarden, Begijnen, enz. in de Duitsche landen door keizer Karel IV ondersteund (1369), 208221; onderwerpt aan paus Gregorius XI de wet van keizer Karel IV over het gebruik der verbeurdverklaarde goederen dier ketters, hetgeen 's pausen goedkeuring wegdraagt (1371), 222. WATTIER LE MAIUER gezegd LE NOLEUR,ketter te Rijsel verbrand (1429), 311, 316. WATTIER QUARET, wordt wegens lastering tegen God en zijne moeder levenslang gebannen te Doornik (1420), 298. WAZO, bisschop van Luik, schrijft eenen verdraagzamen brief aan den bisschop van Châlons over de behandeling der ketters (1048), 6-8. WERMBOLD VAN BUSCOP, kapelaan, rector van het Ste Caecilia-convent te Utrecht, vriend van Geert Groote, beschermt de devote zusters van Utrecht tegen den inquisiteur Eylard Schoneveld (c. 1393), 251, 252. WERNERUS KEYNKAMP van Lochem, rector der school van Kampen, vriend van Geert Groote en diens bondgenoot tegen den ketterschen augustijn Bartholomaeus (of Bertholdus) en zijne beschermers de schepenen van Kampen (c. 1380), 242-244; daarom wordt hij door den magistraat uit de stad gebannen, 244, 245, 247. WESSEL GANSFORT, van Groningen, vreest, dat hij door den inquisiteur Jacob Sprenger zal vervolgd worden (1479), 448, 449. WICLEF (JAN), Engelsche ketter, leermeester der Beggarden en Fratricellen van Holland, Brabant, enz. (1372), 225. WICLEFFITEN, in 't aartsbisdom Keulen (1423), 303; — (1511), 500. WILGE ARMEN (kettersche secte) der Vrijwillige Armen in de Duitsche landen, op bevel van keizer Karel IV vervolgd (1369), 208-210; Voluntariae paupertatis pauperes in Duitschland, Brabant en Vlaanderen door paus Eugenius IV tegen de prelaten en inquisiteurs onder zijne bescherming genomen (1431), 319-322. WILLEM, kardinaal en aartsbisschop van Reims, vervolgt veel ketters in Vlaanderen (1183), 47-52, 61, 62. WILLEM, bisschop van Doornik, wordt door paus Johannes XXII gelast om een onderzoek naar de zeden en leerstelsels der Begijnen van zijn geestelijk gebied in te stellen (1320), 170-172; — hij gelast er afgevaardigden mede, die hunne taak ten gunste der Begijnen van Brugge, Aardenburg, Damme en Gent volbrengen (1328), 178-181. WILLEM III, graaf van Holland en Zeeland, neemt de Begijnen van Zierikzee en Middelburg onder zijne bescherming (c. 1325), 175. WILLEM BRUNAIRT, predikheer, pauselijke inquisiteur, door den bisschop van Utrecht in zijn geestelijk gebied en door hertog Philips van Bourgondië in zijne landen van Holland, Zeeland en Friesland aanbevolen (1427), 305, 306. WILLEM CORNELISZ., ketter, begint zijne dolingen te Antwerpen te zaaien (c. 1241), 114; hij was er kanunnik, maar liet zijne prebende uit geest van geveinsde opoffering varen, 120; - hij verkondigde zeer stoute ketterijen, 120; - drie dagen na zijne begraving in de O.-L.-Vrouwekerk te Antwerpen werd zijn graf open bevonden (1248), 120; vier jaren later liet de bisschop van Kame rijk hem ontgraven en als ketter verbranden (1252), 120, 121. WILLEM DE BERRY, luitenant van den baljuw van Amiens, helpt de secte der Waldenzen te Atrecht vervolgen (1460), 372, 374, 378, 379; wordt door Hugo Emery vóór 't Parlement gedaagd (1462), 397; vergoeding veroordeeld (1491), 460-483. door 't Parlement tot schade WILLEM DE LA MOTTE, verdacht van ketterij en vervolgd door den inquisiteur Jan de l'Abbaye te Valencijn (1447), 326. WILLEM DE SALVAVARILLA, cantor van Parijs en aartsdiaken van Brabant, krijgt eenen brief van Geert Groote over zijne sermoenen te Utrecht tegen de ketters en de onzedelijkheid der geestelijken (c. 1380), 249; beveelt Geert Groote als prediker en inquisiteur aan paus Urbanus VI warm aan (1383), 250, 251. WILLEM FLAMENT, voortvluchtige ketter uit het Rijselsche (1430), 313. WILLEM LE FEBVRE, zeer rijke burger en schepen van Atrecht, vreest als ketter van de secte der Waldenzen vervolgd te worden en vlucht uit de stad naar Parijs (1460), 372, 373; wordt door de vicarissen-generaal ingedaagd, 375; — afwezig als ketter veroordeeld (1460), 375, 376, 387; te Parijs door den inquisiteur en eenige kerkprelaten vrijgesproken (1461), 394, 395; wordt door 't Parlement in zijne eer hersteld (1491), 460-483. WILLEM LE FEBVRE, zoon van den voorgaande, vergezeld van eenen notaris van Parijs en van eenige vrienden, beteekent beroep tegen het vonnis zijns vaders vóór den vicaris-generaal Jan Pochon, vlucht daarna te paard, wordt achterhaald en moet aan dit beroep verzaken (1460), 375. WILLEM VAN GENNEP, aartsbisschop van Keulen, beveelt aan zijne geestelijkheid den kerkelijken ban uit te spreken tegen de geestelijken aanhangers der Geeselaars (1353), 202, 203; herhaalt de veroordeelingen zijner voorzaten Hendrik I van Virnenburg en Walram tegen de Beggarden en Zusters (1357), 205. WILLEM VAN HILDERNISSEM, Brusselsche Vrouwenbroeder en ketter van de secte van Ægidius Cantor en de Homines intelligentiae, wordt door den bisschop van Kamerijk tot herroeping, gevangenschap, enz., veroordeeld (1411), 267-279; lijst zijner kettersche dolingen, 271, 277 ; — zijne herroeping, 273. WILLEM VAN PARIJS, predikheer, pauselijke inquisiteur in het koninkrijk Frankrijk, leidt de vervolging der kettersche Begijn uit Henegouwen Margaretha Porete (1310), 155-160. WOUDRICHEM. Aldaar predikt de augustijn Bartholomaeus (of Bertholdus) van Dordrecht kettersche sermoenen (c. 1380), 240-241. WOUTER, predikheer, wegens kettersche sermoenen door den bisschop van Utrecht vervolgd, herroept te Utrecht (1510), 498. Z. ZEELAND (graafschap). Willem III, graaf van Holland en Zeeland, neemt de Begijnen van Zierikzee en Middelburg onder zijne bescherming (c. 1325), 175; |