Imágenes de páginas
PDF
EPUB

B Com. domini Johannis Herman, presbyteri et capellani huius ecclesie.

B Com. magistri Johannis Timmermans (5) quondam decani huius ecclesie et canonici sancte Gudule et scholastici.

25 A Com. Elyzabet matris Johannis. Et Godrefidi, canonici Anderlechensis. (6) Et Johannis de Ophem.

B Com. domini Maximiliani Hoves (7) subdiaconi et canonici huius ecclesie.

26 B Com. domini Johannis Faquois, presbyteri et canonici huius ecclesie. Tegen den lesten paleer over, naest Sinte Blasius aucter.

27 A Com. Arnoldi de Capella.

B Com. domini Walteri de Peda.

28 A Com. Walteri de Pede, canonici Anderlechtensis. Ad istud anniversarium pertinent xxx solidi annuatim, assignati super quoddam curtile cum vivariis et suis pertinentiis quod fuit Johannis Maldermans, situm sub domistadio magistri Ducis dicti et solvit Johannes Ansem.

B Com. venerabilis viri magistri Johannis Minelle (1), quondam decani et canonici huius ecclesie necnon utriusque juris licentiatus, sacre quoque pagine bacularii.

B Com. domini Wynandi Crokaert (2), quondam canonici et curati huius ecclesie.

(5) Joannes Timmermans daalde ten grave op 23 December 1643. (6) Een Godefridus was kanunnik in 1225.

(7) Maximiliaan Hoves overleed op 25 December 1568. Op den grafzerk staat Hoeveis.

(1) Joannes Minelle was deken van 1526 tot 1547.

(2) Wynaard Crockaert, pastoor, volgde Arnold van den Heelvelde op in 1557 en overleed op 25 December 1558. (Bijdragen, II, 462.)

31

A Com. Roelof de Mol (1), deken ende canunc 't Anderlecht, iiii oude grote op een hofstat te Dielbeke, die Claus van Overbeke is, en vierendeel groot metten huse daer op staende.

[graphic][graphic][subsumed][subsumed][subsumed][subsumed][merged small][merged small][merged small][merged small]

OORSPRONG EN GESCHIEDENIS

De oudste verdeeling van ons land is die in gouen of pagi, welke, naar gezaghebbende schrijvers, tot den tijd der Romeinen, ja, nog hooger opklimmen.

Het grondgebied der huidige provincie Brabant maakte deel van twee dier gouen, van elkander gescheiden door de rivier de Dijle: 't Pagus Bracbant en 't Pagus Hesbiniensis, 't laatste in 't Vlaamsch Hespengou, in 't Fransch Hesbain of Hesbaie geheeten.

Hespengou strekte zich uit over een groot gedeelte der tegenwoordige provinciën Limburg en Luik en dankt haren aan het feit dat hare graven hun verblijf hadden te

naam

(1) Roelof de Mol is waarschijnlijk dezelfde als Rudolf de Mol, vermeld op 23 December.

Hespen, bij Landen. Binnen de palen van het oude Brabant omvatte zij de landstrook, gelegen tusschen de stadjes Diest, Aarschot, Waver en Perwez, enkele dorpen uitgenomen, welke zich buiten de natuurlijke omschrijving derzelve bevonden. Hare grensscheiding te noorden en te westen waren, op een weinig na, de Dijl en de Demer.

Toen de Franken hier meester werden, stelden zij aan 't hoofd van elk dier gouen eenen graphio, comes of graaf, zoodat graafschap eigenlijk 't zelfde beteekent als gou.

Later werden die oorspronkelijke graafschappen in onderof hulpgraafschappen verdeeld. Waar, wanneer of door wie die verdeeling geschiedde, is tot heden toe niet uitgemaakt. Daar echter, bereids in de 7de eeuw, de oude burcht of heerlijke hoeve van Brunerode door eenen bloedverwant van Puppijn van Landen was bewoond en wij met reden mogen vermoeden dat deze zich als graaf, aan 't hoofd van dat pagellus of hulpgraafschap bevond, is het klaar dat die verdeeling toen reeds, althans hier, had plaats gehad.

Het ligt in ons doel niet, hier uiteen te zetten hoeveel hulpgraafschappen er, op 't grondgebied van 't oude Brabant, uit de vroegere Hespengou tot stand kwamen. Echter, om klaar bloot te leggen wat Brunerode was, zijn wij verplicht er ten minste enkele van aan te duiden.

Een eerste lag bij Hannuit. Zijn bestuurder had dezelfde rechten als vroeger de gougraaf zelf en werd, evenals deze, graaf genoemd. Zijn grondgebied heet niet zelden, in de Geschiedenis, Comitatus de Avernas, omdat de graaf in het dorp van dien naam zijnen zetel had.

Bij Landen lag het "pagellus" Hespengou. Hier verbleef de graaf in de burcht, eertijds door de oude gougraven van Hespengou bewoond.

In de buurt van Geldenaken had men het graafschap, gekend onder den naam van Comitatus de Dongelberg.

Een vierde maakte ongetwijfeld het grondgebied uit van 't huidige Hageland.

Een vijfde eindelijk was 't graafschap Brunerode, waarvan in de volgende bladzijden spraak is.

Die verdeeling des lands in grootere en kleinere graafschap

pen duurde verscheidene eeuwen, en gedurende heel dien tijd waren de graven de eenige vertegenwoordigers des konings of des keizers in het plaatselijk bestuur.

Edoch, zooals 't spreekwoord zegt, groote visschen slokken de kleine op. Langzamerhand, vooral in de 10 en in de 11e eeuw, wisten grootere heeren zich van de eigendommen hunner kleinere naburen meester te maken. Tevens gelukte het hun zich meer en meer van het oppergezag der keizers, die ver afgezeten waren en steeds zwakker werden, los te krijgen, en zoo eindigden zij ten slotte, althans het meerendeel onder hen, met de landen die zij tot dan toe als afhankelijke leenen en zuiver bestuurgouen hadden bezeten, in vollen eigendom, vrij, onafhankelijk en erflijk onder hun beheer te halen.

Op die wijze ontstond het oude graafschap Leuven, ook dat van Vlaanderen, van Namen, enz. Op dezelfde wijze nog kwam het prinsdom Luik tot stand, maar dit droeg de keizer op aan den bisschop, opdat het terug op de kroon zou versterven.

Doch macht baart zucht naar meer.

Pas hadden die heeren de erfelijkheid en het oppergezag in hunne landen verworven, of zij lieten begerig het oog vallen op de bezittingen hunner naburen, en maakten van elke gelegenheid gebruik om die, of in hun geheel of ten deele, meester te worden.

Vandaar die aanhoudende krijgen tusschen kleine vorsten, die 't begin der elfde eeuw, zoo wat heel midden Europa door, kenmerken. Vandaar ook de strijd, rond hetzelfde tijdvak, om het graafschap Brunerode, dat gelegen was op de uiterste grens tusschen Leuven en Luik, twee dier nieuwgeborene Staten.

Beide wilden Brunerode bezitten: de graaf van Leuven het veroveren, en de bisschop van Luik, die het van den keizer van Duitschland in leen had, het bewaren. Met dat inzicht had de eerste, op de uiterste grens zijner bezittingen, te Leuven zijne woonstede gevestigd en aldaar een sterk slot gebouwd. (Straks zullen wij zien dat Heverlé, wiens grenzen aan die van gemeende stad palen, toen nog, als deelmakend van Brune

rode, Luiksch was.) Hij had daarin een dubbel doel: eerst bracht hij zijn land, langs dien kant, tegen allen vijandelijken aanval in veiligheid, en had dan vrij spel in de naastgelegen gou.

Echter Luik, radend waar Brabant heen wilde, was op zijne hoede en nam zijne voorzorgen. Daar aanstonds hebben wij gezien dat Brunerode een leen was door den keizer aan de kerk van Luik geschonken. Het eerste dus wat de bisschop van Luik deed, was zijnen toevlucht te nemen tot den keizer en aan dien de bevestiging van zijn leen te vragen, bevestiging die hem door den Duitschen vorst gereedelijk werd geschonken, omdat Luik een versterflijk leen was en dit daardoor vaster aan de kroon gehecht en tevens sterker werd.

Dit was echter niet voldoende. De bisschop wist maar al te wel, dat 's keizers hulp, die steeds zwakker en zwakker werd, hem niet kon redden, ja, deze, in tijd van nood, hem weinig zou te stade komen. Hij besloot dus ook te doen wat zijn evenknie had gedaan: sterkte tegen sterkte te bouwen, en legde, op pas enkele mijlen der Brabantsche grens, te Hoegaarde, een groot en sterk slot aan. (1)

Ongelukkiglijk, hij had zonder den waard gerekend. De Brabander, ziende wat er geslagen was, was onmiddellijk op zijn peerd. Onverwijld riep hij zijne lieden bijeen, viel onmiddellijk de Luikenaars, nog voor dat zij hun werk voltooid hadden, op 't lijf en versloeg ze, geholpen door den graaf van Namen (die te midden van den strijd het Luiksche vaandel verliet) op de plaats zelf, waar zij hun slot meenden op te bouwen, te Hoegaarde, op 10 October 1013.

Die slag was de eerste stap van Brunerode op den weg naar Brabantsch-worden. Het gevolg immers ervan was, dat, bij den vrede, die het jaar nadien inviel, hetzelve mits eene som geld door Luik aan den graaf van Leuven werd verpand. De bisschop echter vertrok korts daarop naar den

(1) De bisschop van Luik had reeds vroeger een verblijf te Bost, onder Hoegaarde, op het veld geheeten de Bruul, waarvan de kelders nog heden bestaan. WAUTERS, Communes Belges. Hougaerde, 16.

« AnteriorContinuar »