Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Vallei der Gheete.

Edoch, in het zuiden van Thienen lag er voorheen eene "Buytinghe" of voorstad. De weg, die daarheen leidde, begon aan de "Lombartsporte", nabij het uiteinde der hedendaagsche Vischmerkt, (1) werd, naar den naam van het gehucht, de Mulckstraet geheeten, en liep verder door het dorp "Kerkovelaer“ naar di vriheidt van Hugharde“, waarom hij, in menige akte, ook den naam draagt van via Hugardica of Hougaertsche straet". De laatste benaming wordt heden nog gegeven aan dat gedeelte der baan, gelegen tusschen de Torsinplaats en de vesten, eertijds genoemd "die oude mueren vander stadt“; terwijl het overige van den weg, met al wat er om en rond ligt op het grondgebied van Thienen, bekend staat onder den naam van "voorstad Mulck.“

In oorkonden en oude schriften wordt het woord Mulck zeer dikwijls aangetroffen. De buiting vormde eene afzonderlijke heerlijkheid (2) onder Hoegaarde, en strekte zich, naar allen schijn, veel verder uit dan heden. Een deel dier heerlijkheid behoorde eertijds aan de familie VAN ARENBORCH. Van die kwam het aan WYNANDUS VAN HEYS, want in een cijnsboekje van de XVe eeuw lezen wij: "dat uutgheven vanden chynsen onder Hugarden: der fabrijcken van Hugarden, van weghen der gerven (3) Winants van Heyst, vanden gheleghe metten toebehorten, vortyt toebehorende Philips van Arenborch, regenoit op de een syde den Mulckhoff, op die ander syde die beeke.“ (4)

De familie VAN HEYST of HEYS was wellicht toen reeds in het bezit van een ander groot gedeelte der heerlijkheid en de laatste erfgename van gansch den cijns moet MECHTIELT VAN HEYS geweest zijn. Althans deze ging, volgens V. BETS, in 1517, het kloosterleven aan in de bloeiende priorij van S. - Agnetendaal of Cabbeeck, te Thienen, (5) en vermaakte aan dat sticht hetgeen later heette "den chyns onder Hugarden, toebehorende den godtshuyse van Cabbeeke, bennen

(1) Sedert eenige jaren de Torsinplaats.

(2) Een cijnshof.

(3) De geërven, 't zelfde als erfgenamen. (4) Arch. der Grauwzusters van Thienen.

(5) V. BETS, Hist. de Tirl., II, p. 128.

Thienen gheleghen.“ (1) Aanvankelijk bevatte het boekje, dat dezen titel draagt, drij cynsen die van gemelde zuster voortkwamen. "Eerst staat den chys van Mulck onder Hugharden, toebehorende den godtshuys van Sinte Agneten bennen Thienen, ghenaemt Cabbeeck, van weghen suster Mechtielt van Heys, iaerlycks verschynende op Sinte Stevensdach, vernieuwt anno domino XVc XLVII in augusto“. (2) Dan volgt “den chys van Mulcken, voertyts Phlips van Arenberghe, nu toebehorende den godtshuys van Cabbeeck bennen Thienen, van weghen suster Mechtielt van Heys, hovende in den hoff van Kerckovelaer met enen denier.“ (3) Zooals de bladwijzer het aanduidt, was deze meer gekend onder den naam van “Chys onder Arenbergh." Eindelijk de derde was "den chys van Vossem ook voortkomend van "suster Mechtielt van Heys voers.“ (4)

Op het grondgebied dier heerlijkheid ontmoeten wij, onder andere, de Malckerdelle en de Mulckercoutere. De laatste lag tusschen "den houtheemschen wegh ende den Overlaersche. (5) Door de eerste liep een wegeltje “dat komt van Bost ende leit Thienenweri" (6) en in hare nabijheid moet ook de Mulckerberch hebben gelegen. Beiden (beerch en delle) waren bijzonder rijk aan wijngaarden, die men evenwel zoo wat overal in de heerlijkheid aantrof, ja ook te Overlaar en Hoegaarde. Ziehier de wijngaarden, die in het chijnsboekje voor de XVe eeuw vermeld staan.

IN DE MULCKERDELLE. "De gerven Henryck. Enghels, van eenen halven dachmael wingarts, gheleghen in die Mulckersdelle, regenoit op die een syde die herenstraet, die van Mulck naer Hauthem (7) gaet, op die ander syde die selve gerven voers., op die derde syde die Vloetgracht; "

(1) Arch. der Grauwzusters, een boekske gemelden titel dragend. fol. I. (2) Ibid. fol 1.

(5) Ibi. fol. 25.

(4) Ibid. fol. 28 verso. In eene akte van 2 feb. 1599 in hetzelfde arch. lezen wij ook

[ocr errors]

Ywein Hannarts van Winghe, als meyer heren Hubrecht van Meldert, sridders, in sinen hove te Mulcke. >>

(5) Arch. van S. - Germ. kerk, A. sect. IV, no 1, fol. 54.

(6) Ibid. fol. 56.

(7) Het Hauthem hier vermeld is S.-Catharina Houthem of Droeckhouthem, onder Hoegaarde.

"Willem Bogarts, vander hellicht van drij verdeell wijngardts, gheleghen in die Mulckerdelle, geheyten den ouden wingaert"; "Peter Gordts van dertich royen wyngardis, in die Mulckerdelle geleghen, op die eene syde als regenoit die straet die nae Schoer gaet"; Item Jan Berthen, van dertich roien wingarts, ghelegen in die Mulckerdelle, op deen syde sheren straet naer Schoer, op die ander syde die straet die van Mulck naar Hauthem gaet; Item Willem Bollen, van eenen halven dachmael wingardts, gheleghen in die voers. delle....."

OP DEN MULCKERBEERCH.Jan vanden Saffel, van die hellicht van drij vierdeel wingarts, in den Mulckerberch ghelegen, regenoit Gorgonius Lanckvelt op die een syde... ende dat Moelenpadt op die vierde syde“, "Item Sander ende Peter Fierens, van derlich roien wingarts, in den Mulckerberch ghelegen, regen. op die derde syde tMolenpadt voers.;“ "Item Henrijck Thielens, Janssoen, van drie verdeell wingaerts, ghelegen in den Mulckerberch, regenoit... op die derde syde dat Molenpadt dat nae Schoer gaet." (1) Verder ontmoeten wij nog het volgende :

BUITEN DE MULCKPOORT. "Aleyt van Goitsenhoven vermaakt, bij testament van 19 januari 1528, aan haren zoon, Jakob van Ranst, een bonder wynlants, buyten die Mulckerpoort." (2)

Naar onze meening, lagen al de gemelde wijngaarden op de heuvelen en in de hellingen, die den linkeroever der Gheet bezoomen; edoch verliet men, in de XVe eeuw, de stad Thienen langs de Baghynenstraet en de Geldenakensche poerte, (3) dan bereikte men de andere zijde der rivier. Deze, na Hoegaerde te hebben besproeid, loopt door Overlaar; ontvangt de wateren van eene beek, komende van Bost en Goetsenhoven; valt in Thienen en vertakt aan het huidige Eiland S.-Helena, voorheen 't "castel prope magnam archam." (4)

(1) Arch. van Grauwzusters van Thienen.

(2) Arch. van S.-Germ. kerk, A. sect. I, no 20.

(3) Arch. van S. - Germ. kerk, A. sect. II en III, verscheidene rekenboeken bevattend.

(4) V. BETS, Histoire de Tirlemont, I. p. 59.

Eene dezer vertakkingen kreeg den naam van Borchtgracht, terwijl de andere meestendeels de oude Gheete werd geheeten. Beide armen versmolten hnnne wateren weêr samen achter het voormalige klooster van S. - Barbaradaal, maar in het jaar 1900 heeft men het verband der beide rivieren gemaakt aan de Perdsbrugge, over de vesten, tegen het oude klooster der Witte Vrouwen. (1) In gansch de streek, die wij komen te beschrijven waren de wijngaarden niet min talrijk! Men had er:

"Item die

BUITEN DE GELDENAKEN POORT : priesters (van het begijnhof van Thienen) hebben ij sisters coren erftelic uuter makinghe Margrieten van Zeland ende Margrieten Traetsen, beghinen, op ende ane eenen wyngaert Geerts van Waesmont, gheleghen buyten der Geldenaeckscer poerte, regh. die wijngaert Willems Heyen ende Jan van Lewe." (2) Deze wijngaarden worden andermaal vermeld in een register van het Begijnhof, gemaakt op het einde der XVIe eeuw, als volgt: "te Thienen, buyten die Geldenaeke porte, ij sisteren corn erffelijcke pachts voor die priesters op eenen wyngaert, gelegen buyten die Geldenaere porte, op Traetzen castel, tusschen den wyngaert Willems Hayen ende Johanna de Leuwe, waarvan d'een is voor het jaergetyt Margareet Traetzen, ende d'ander uyt het legaet ende jaergetyt Margerete van Seelant, beghynen van Thienen; den valdach is Andree ende moest betalen Geert van Waesmont. Actum anno 1441 den 28 novembris. Desen brief is bij die brieven van den pastoir." (3) BETS geeft ons daar ook

(1) A. WAUTERS, Histoire de Tirlemont, I, p. 12.

(2) Arch. der PP. Dom. van Thienen, in een perkamenten register geschreven docr Herman Scutken, broeder van Geraard, pastoor van het begijnhof, en ingebonden met het Obituarium. De titel is: Incipit Liber omnium bonorum ct reddituum spectantium ad investitum conventus curie beghinarum Thenersium et ad communem prebendam capellanorum eiusdem curie tam in opido Thenensi quam in villis circumiacentibus... anno millesimo quadringentesim quadragesimo, fol. XI.

(3) Een register van het einde der XVIe ceuw, fol. 10, in het Arch. der PP. Dom. van Thienen. Het register van 1440 geeft nog fol. 12 verso: << Item die priesters des Baghynshoffs. trecken iaerlycx VI sister coeren uuter makinghe Wouteren van de Putte op een block of wynhoff, buyten die Geldenacken poorte, regh. die ghomeyn straete gaende naer Bost ende die straete gaende nae den beempt genoempt Dullaert.» Edoch deze melding werd later ingeschreven, en wij twijfelen eenigszins of er hier wel kwestie is van eenen wijngaard. Wij gelooven dat men in plaats van wijnhof moet verstaan wijnnenshof, wat niet juist hetzelfde is.

[ocr errors]

nog: -1463. Willelmus Cuper, de parva petia plane supra stratam, que solebat ire versus Bost, iuxta novam fossam, pronunc petiam vinee; Item van synen wyngarde, buten die Geldenackenporte gelegen." (1)

GOETSENHOVEN.

"Oda Marcelis legavit presbyteris pro missa annue sextarium duri bladi annue super vinea, sita in Goitsenhoven. Trahit pro anniversario et missa de Venerabili; toebehoerende die priesters, ende is gedaan bij die priesterbrieven; (2) " - "Te Goetsnoven: Item die priesters (van het begijnhof) hebben een sister corn erffelic uuter makinghe Lysbeth Scaffarts op ende ane enen wyngaert ghelegen te Goetsnoven;" (3) "Item die priesters hebben ij sister corns op ende ane enen wigaert, ghelegen bij Goetsenhoven, uuter makinghe heren Jans van Grieken, priester ende capellaen vanden hove; ende die wijgaert leet tusschen Goetsenhoven ende Cappendaele." (4)

OVERLAER. In eene akte van 1414 "soe veronderpande Mychiel Doutincs der erfpacht vorscr. met enen halven dachmaele oft dairbi wyngaerts, gelegen achter Kercovelair, bij Aerts van Bloemendaele wyngaert ende Willems Dontincs wyngaert, uut beyder side.“ (5)

In het testament van Catharina Bex, echtgenoote van Hendrik Cleynheren (1416-1417): "Item novem sextaria duri bladi in quibus annuatim Walterus de Boeloengien et Renerus de Lewis tenentur, ut asseruit, de suis vineis, sitis in Kercovelair, penes vineam Joannis de Kersbeke, militis. (6)

Onder de goederen te Kerckoverlaar, waarop de abdij van Maagdendaal te Oplinter renten en cijnsen bezat, worden in het Charterboek, voortkomend van dit klooster, fol, 282, insgelijks drij wijngaarden vermeld, in dezer voege: "Item wi hebben ontrint 1/2 dachmael (7) wigaerts, gheleghen te

(1) Histoire de Tirlemont, II, p. 58.

(2) Reg. van het einde der XVIe eeuw, fol. 2. Arch. der PP. Dominikanen van Thienen.

(3) Reg. van 1440, fol. 19, in het Arch. van PP. Dom. van Thienen.

(4) Ibid. fol. 19.

(5) Akte door ons medegedeeld in de Bijdragen, I, bl. 88.

(6) Arch. van S. Germ. A. sect. VI, no 14.

(7) De schrijfwijze dwingt ons zoo te lezen, doch zou het niet drij dachmael moeten zijn?

« AnteriorContinuar »