Imágenes de páginas
PDF
EPUB

HET

KERSPEL

VAN DEN

H. Stephanus te Hasselt en zijne H. Stede.

INLEIDING.

Voor ieder, die de geschiedenis van de herleving. der godsvrucht jegens de H. Stede te Hasselt nagaat, moet het mijns inziens wel duidelijk zijn, dat deze het werk is der goddelijke Goedheid, dat van die herleving geen andere verklaring kan of mag gegeven worden dan het woord der H. Schrift: Digitus Dei est hic, de vinger Gods is hier!

Toen in 1891 de parochie van Hasselt door aankoop eigenares was geworden van den heiligen grond, waarop weleer het vermaarde heiligdom »de H. Stede" zijn torenspits ten Hemel beurde, het kerkbestuur met loffelijken ijver zich gehaast had de H. Plaats, die in den meest letterlijken zin »een gruwel der verwoesting" was, te reinigen en door het aanbrengen van eenig plantsoen te verfraaien, kwamen onmiddellijk honderden van vrome pelgrims ter H. Stede hun geloof en godsvrucht verlevendigen.

Een jaar later »bij de eerste feestelijke herdenking

ARCHIEF XXVI.

1

van den beroemden Hasselter Aflaat", kon men in de Nieuwe IJselbode lezen hoe honderden waren toegesneld, om met de kleine kudde van Hasselt dit heerlijk feest eener opstanding uit den slaap der eeuwen mee te vieren." Het was inderdaad een waar triumffeest, dat onuitwischbare sporen achterliet in de harten van allen, die er aan deelgenomen hebben. Reeds het volgende jaar, 6 Juni 1893, kon dezelfde vereerder der H. Stede in genoemd orgaan 1) schrijven:

>>Het feest te Hasselt, de Hasselter Aflaat, is een luisterrijk succes geweest. Wij mogen hopen en vertrouwen, dat door den Verlosser het » Talitha Kumi", het »sta op dochterken" tot de Heilige Stede te Hasselt is gefluisterd, Groot was de geestdrift der geloovigen bij het weder uit de asch der eeuwen verrijzen van den ommegang te Hasselt. Reeds Hasselt. Reeds vroeg in den morgen waren er van heinde en verre gekomen, en steeds zwol de schare van pelgrims aan", zoodat des namiddags, bij de plechtige processie op de H. Stede, het groote terrein te klein was voor den grooten toevloed van geloovigen.

Niet gaandeweg, niet als het winterkoren, dat onder fellen tegenstand zich eerst moet wortelen in den bodem, maar op eens, plotseling, zonder iemands toedoen, was allerwege een geestdriftige godsvrucht ontwaakt; geen oogenblikkelijke vrome opwelling, die weldra plaats maakt voor onverschilligheid en vergetelheid, neen, eene diep in het hart gewortelde devotie,

1) Wij mogen niet nalaten hier een woord van dankbare hulde te brengen aan de Nieuwe IJselbode en zijn begaafden redacteur den WelEerw. heer P. Braam, die zulk een groot aandeel heeft in de geschiedenis der wederopleving van het dierbaar Heiligdom van Hasselt.

die telkenjare weer en, nu bij duizendtallen zelfs, de geloovigen naar Hasselter Aflaat doet toestroomen.

't Spreekt wel van zelf, dat de alom opgewekte geestdrift voor de Heilige Stede met de grootste belangstelling elke geschiedkundige bijzonderheid omtrent het vermaarde Heiligdom vernam en vurig uitzag naar de toegezegde »Geschiedenis van de Parochie van Hasselt en hare Heilige Stede."

Langer dan den meesten lief, langer ook dan dienstig was, bleef die belofte op vervulling wachten. De reden van deze vertraging zal ik hier niet ontvouwen. Ieder die weet, wat het in heeft zulk een uitgebreide stof tot een boek te verwerken, zal gereedelijk toegeven, dat hier overhaasting slechts kon schaden aan de groote, heilige zaak, de wederopleving van de devotie jegens het heiligdom, dat Gods Liefde hier eens stichtte en Gods Barmhartigheid, toen de geeselslagen Zijner Rechtvaardigheid in ootmoed waren gedragen, aan het Katholieke Nederland terugschonk.

Toch betreur ik het ten zeerste, dat het mij niet eerder gegeven was de nieuwsgierigheid van de vereerders der H. Stede te bevredigen. Te meer omdat juist deze vertraging oorzaak was, dat hier en daar stemmen opgingen, die wel is waar niet getuigden van een der H, Stede weinig gunstig gestemd gemoed -maar toch blijk gaven van een zekere schuchterheid, om het groote werk van heelerharte te steunen.

Vooral gingen die stemmen op onder de eerwaarde Geestelijkheid, die, voorzichtig als zij is, steeds bij dergelijke zaken eene afwachtende houding aanneemt, om eerst haar krachtigen steun te verleenen als het gebleken is, dat, wat men begon, inderdaad Gods werk is.

Wel wist men uit hetgeen in de bekende boekjes is meegedeeld, dat eeuwen geleden de H. Stede de bevoorrechte plaats was, waar God naar luid der daar meegedeelde bisschoppelijke getuigenissen tallooze wonderen wrochtte, maar, zoo vroegen velen, »wat was daarvan de aanleidende oorzaak, aan welk feit heeft de H. Stede haar oorsprong te danken"?

Met volle zekerheid kan ook nu nog op deze vraag geen antwoord gegeven worden. Misschien gaat in de toekomst nog eens het gewenschte volle licht voor ons op. Voor het oogenblik bepaalt zich de vrucht onzer onderzoekingen nog tot eene gissing, die, al heeft zij een zeer hoogen graad van waarschijnlijkheid, nochtans geen historische zekerheid geeft. Een betere uitslag was, wel beschouwd, ook niet te verwachten. De oprichting der H. Stede toch valt in de dertiende eeuw, een tijdperk, over welks geschiedenis bijna geen oorspronkelijke bescheiden tot ons zijn gekomen.

In de archieven van de oudste steden van Overijsel, van Deventer en Kampen zijn oorspronkelijke stukken uit de dertiende eeuw eene groote zeldzaamheid. Zelfs de stadsprivilegiebrieven, die men toch zeker met angstvallige bezorgdheid bewaarde, dateeren bijna zonder uitzondering van na 1300. 1)

1) Voor zoover ik heb kunnen nagaan, dateert de oudste (oorspronkelijke) privilegiebrief van Deventer uit het jaar 1195; men kan het stuk vinden bij Dumbar Kerk en Wer. Deventer II 214. 't Is het eenigste diploom uit de 12e eeuw. Ook uit de dertiende eeuw zijn de oorspronkelijke Deventer-privilegiebrieven slechts. zeer luttel in getal, in 't geheel vijftien stuks, te vinden onder de nos. 1150 en 640. Het Kamper archief heeft uit de dertiende eeuw in het geheel negen diplomen! Het Zwolsche archief is nog niet gerangschikt, zoodat daarover geen onderzoek kon gedaan worden

Het archief der H. Stede

een bedevaartskapel

is betrek

van een der kleine steden van Overijsel kelijk nagenoeg even rijk aan oude bescheiden als de twee beroemde Hanzesteden Deventer en Kampen. Het oudste ons bekende diploom der H. Stede toch dateert van 1328. Het is een aflaatbrief, door bisschop Jan van Diest op St. Maarten van genoemd jaar te Vollenhove gegeven. Daar in dit stuk over den oorsprong van het heiligdom geen gweag gemaakt, maar alleen in algemeene termen gesproken wordt over de vele wonderen, die daar ter plaatse in het H. Sacrament geschiedden, is het m. i. zoo goed als zeker, dat destijds de H. Stede reeds eene geschiedenis van vele jaren bezat. In ieder geval blijkt uit dit diploom, dat de kapel destijds reeds bestond, In de zoogenaamde >arenga" toch zegt genoemde bisschop: »Allen luiden zij kond, dat, daar de Allerhoogste, in de onuitsprekelijke goedheid en brandende liefde, waarmede Hij ons zóózeer heeft liefgehad, dat Hij den tijdelijken dood voor ons wilde ondergaan, zich gewaardigt ons dag op dag door talrijke wonderen welke overal

over geheel de aarde geschieden ter eeuwige glorie op te roepen: wonderwerken, welke Hij niet slechts in grooten getale en verscheidenheid in zijne Heiligen, maar ook in zichzelf, dat is: in het Allerheiligste Sacrament van zijn Lichaam en Bloed, binnen de grenzen van het Kerspel Hasselt, ter plaatse waar eene door ons opgerichte kapel staat, keer op keer wrocht; welke hemelsche teekenen, een drom van geloovigen voortdurend uitlokken deze plaats te bezoeken, ten einde door hunne gebeden, offergaven, aalmoezen en andere godvruchtige werken Gode den cijns hunner aanbidding te brengen."

« AnteriorContinuar »