Imágenes de páginas
PDF
EPUB

KEIZERLIJK DECREET, hetwelk de keizerlijke universiteit magtigt om tegen zijne schuldenaars tot ontzetting uit hun goed te procederen.

In het paleis van Compiegne, den 12 September 1811.

NAPOLEON, Keizer der Franschen, Koning van

Italie, en Beschermer van het Rijnverbond.

Op het rapport van onzen minister van binnenlandsche zaken;

Overwegende, dat het regt om te procederen tot eigendomsontzetting het natuurlijk gevolg is van het regt van elken schuldeischer om zich te doen betalen uit al de goederen van zijn schuldenaar, en dat de wet zelve tot eigenaar maakt den vervolger, aan wien het Onroerend goed wordt toegewezen bij gebrek van een hooger bieder;

Overwegende, dat eene dergelijke goedsverkrijging niet kan gelijkgesteld worden met eene regtstrecksche en vrijwillige, en dat alzoo de wetten, die aan de puplieke etablissementen verbieden zich, zonder eene voorloopige toestemming van het gouvernement, eigendommen te verschaffen, niet toepasselijk zijn op het geval van eene gedwongene eigendomsontzetting;

Onze staatsraad gehoord,

Hebben wij gedecreteerd en decreteren wij hetgeen volgt:

Artikel 1. De grootmeester van onze keizerlijke universiteit zal, na eene raadpleging van den raad, kunnen magt geven tot alle vervolging tot eigendomsontzetting,

2. Onze grootmeester zal ieder jaar aan onzen minister van binnenlandsche zaken de onroerende goederen opgeven, waar van de universiteit eigenaresse zal geworden zijn bij wege van ontzetting harer schuldenaars uit hun goed, en er zal door ons gestatueerd worden omtrent het behoud of de vervreemding der gezegde onroerende goederen.

3. Onze minister van binnenlandsche zaken is belast met de uitvoering van het tegenwoordig decreet, dat in het bulletin der wetten zal worden geplaatst.

DéCRET IMPERIAL concernant le régime de I université.

Au palais de Saint-Cloud, le 15 Novembre 1811.

NAPOLEON, Empereur des Français, Roi

d'Italie, Protecteur de la Confédération du Rhin. Médiateur de la Confédération Suisse, etc. etc.; Sur le rapport de notre ministre de l'intérieur; Notre conseil-d'état entendu,

Nous avons décrété et décrétons ce qui suit:

CHAPITRE PREMIER.

[blocks in formation]

Article 1er. Le nombre des lycées, dans toute l'étendue de l'empire, sera porté à cent; ceux qu'il faudra ériger en conséquence seront établis dans le plus court délai possible, et de manière qu'il y ait au moins quatre-vingt lycées en activité dans le cours de 1812, et les 20 autres dans le cours de 1813.

2. Le grand-maître de l'université, d'après les renseignemens fournis par les recteurs, de l'avis des inspecteurs-généraux, et sur délibération du conseil de l'université, proposera, d'ici au 1er Mars, le tableau des collèges qui devront être érigés en lycées, lesquels seront pris parmi ceux des villes les mieux situées, les mieux pourvues de locaux et de moyens, et qui auront montré le plus de zèle pour favoriser l'instruction, pour être par nous statué en conseil-d'état, et sur le rapport de notre ministre de l'intérieur.

3. Les communes, dont les collèges seront érigés en lycées, continueront à pourvoir aux dé

KEIZERLIJK DECREET betreffende het bestuur van de universiteit.

In het paleis van Saint-Cloud, den 15 November 1811.

NAPOLEO

APOLEON, Keizer der Franschen, Koning van Italie, Beschermer van het Rijnverbond, Bemiddelaar van het Zwitsersch Bondgenootschap, enz. enz.

Op het rapport van onzen minister van binnenlandsche zaken;

Onze staatsraad gehoord,

"

Hebben wij gedecreteerd en decreteren, als volgt:

EERSTE HOOFDSTUK.

TITEL I.

Over de lijceën.

Artikel 1. Het getal der lijceën, in de geheele uit. gestrektheid des Rijks, zal op honderd gebragt worden; die, welke gevolgelijk moeten worden opgerigt, zullen binnen den kortst mogelijken tijd worden daargesteld, en zoodanig dat er in den loop van 1812 ten minste tachtig lijceën, in werking moeten zijn en de overige 20 in den loop van 1813.

2. De grootmeester van de universiteit zal, vóór den 1 Maart aanstaande, ingevolge de berigten, die hem door de rectoren zullen worden toegezonden, op de advij zen van de inspecteurs-generaal en na raadpleging van den raad der universiteit, het tableau der collegien voordragen, die tot lijceën zullen worden verheven; zullende deze gekozen worden uit de best gelegene, de best met localen en middelen voorziene steden, en welke den meesten ijver voor het publiek onderwijs hebben betoond, op dat deswegens door ons, in onzen staatsraad, mitsgaders op het rapport van onzen minister van binnenlandsche zaken, zou kunnen worden gestueerd.

3. De gemeenten, welker collegien tot lijcen zullen worden verheven, zullen bij voorduring in de onkosten

penses de premier établissement et à l'entretien des locaux, en ce qui concerne les grosses réparations.

4. Les locaux des lycées existans seront, dans le courant de l'année, mis en état de contenir autant que possible, trois cents élèves. S'il est à cet effet besoin de fonds à fournir par les villes qu arrondissemens, il y sera statué comme il est dit à l'article précédent.

5. Les locaux des lycées nouvellement érigés seront de nature à contenir au moins deux cents élèves pensionnaires, et seront disposés dans le plus court délai pour les recevoir.

6. Il sera dressé, des travaux à faire en exécution des articles 3, 4 et 5 ci-dessus, des plans et devis avec détails estimatifs, lesquels devront être approuvés par notre ministre de l'intérieur.

7. Les réglemens déjà faits seront observés dans tous les lycées.

8. Il n'y aura qu'un lycée dans la même ville. Sont exceptées les villes de soixante mille ames et au-dessus, où il pourrait y avoir un lycée et un ou plusieurs collèges..

9. Il sera établi à Paris quatre nouveaux lycées; et les deux lycées qui n'ont point de pensionnaires, seront mis en état d'en recevoir dans le cours de 1812.

[blocks in formation]

10. Les collèges seront divisés en deux classes, selon le degré d'enseignement autorisé dans chacun de ces établissemens.

1. Les traitemens des régens et maîtres des collèges seront réglés et arrétés par nous en conseil-d'état, sur l'avis du conseil de l'université et le rapport de notre ministre de l'intérieur, et classés parmi les dépenses fixes et ordinaires des villes..

der eerste daarstelling en in het onderhoud der localen, voor zoo ver de groote reparatien betreft, voorzien.

4. De localen der bestaande lijceën zullen, in den loop des jaars, zoo veel zulks mogelijk is, in staat worden gebragt, om drie honderd kweekelingen te kunnen bevatten. Indien er tot dat einde fondsen noodig zijn, die door de steden en arrondissementen zouden moeten worden gedragen, zal daarin moeten worden voorzien, gelijk bij het vorig artikel is bepaald.

5. De localen der nieuwelings op te rigten lijceën zullen zoodanig zijn, dat zij ten minste twee honderd kost kweekelingen zullen kunnen bevatten, en zullen binnen den kortst mogelijken tijd geschikt gemaakt worden, om dezelve te kunnen ontvangen.

6. Er zullen wegens de werken, die, ter voldoening aan art. 3, 4 en 5 hier boven, moeten worden aangelegd, plans en bestekken worden gemaakt, voorzien met begrootingen der onkosten, die door onzen minister van binnenlandsche zaken zullen moeten worden goedgekeurd.

7. De reeds gemaakte reglementen zullen in alle de lijceën worden opgevolgd.

8. Er zal slechts één lijceë in dezelfde stad zijn. Zijn hiervan uitgezonderd de steden van zestig duizend zielen en daarboven, alwaar een lijceë en een of meer collegiën mogten bestaan.

9. Er zullen te Parijs vier nieuwe lijceën worden opgerigt; en de twee lijceën, die geene kostgangets hebben, zullen in staat gesteld worden, om er in den loop van 1812 te ontvangen.

[blocks in formation]

10. De collegien zullen verdeeld worden in twee klassen, naar gelang van den trap van onderwijs, welke in ieder dier gestichten is geautoriseerd.

11. De tractementen der regenten en meesters van de collegien zullen door ons, in onzen staatsraad, op het advijs van den raad der universiteit, mitsgaders op het rapport van onzen minister van binnenlandsche zaken, worden bepaald, en onder de klasse van vaste en gewone uitgaven der steden gebragt.

« AnteriorContinuar »