Imágenes de páginas
PDF
EPUB

die afzonderlijke opsomming gevolgtrekkingen aangaande de Andoverpenses maken, moeten wij dit insgelijks ten opzichte der Suevi doen. Deze laatste kunnen echter slechts de voorvaders der Zeeuwen (1), d. i. bewoners van Zeeland, zijn, hetwelk zonder eenigen twijfel deel van 't aloude Friesland maakte. Waarom zouden wij het gebied der Andoverpenses dan nog van dit laatste land moeten afscheiden?

De hagiographen zijn over 't algemeen slechte geographen, doch kan Audoënus de Andoverpenses en Suevi om goede redenen als van de Friezen verschillend beschouwd hebben. Eigenlijke Friezen waren, daar dit volk zich slechts na de 2e eeuw over deze streken kan uitgebreid hebben (2), zeker noch de bewoners van Zeeland noch die van den omtrek van Antwerpen, maar naar alle waarschijnlijkheid ten grootsten deele door hen overheerschte Franken die na hun onderwerping eigenaardigheid genoeg zullen bewaard hebben, om hen als afzonderlijke stammen te doen verschijnen. Misschien hadden de Friezen, die voornamelijk een handelsvolk waren (3), in deze streken enkel de belangrijkste plaatsen langs de Schelde en andere waterwegen in bezit gnnomen zonder zich veel met het omliggend gebied te bemoeien. Het is immers langs het water dat hun sporen in de toponymie aangetroffen worden.

Ten slotte willen wij nog op twee feiten wijzen die onze zienswijze, dat Antwerpen in de oudste tijden tot het gebied der Friezen behoorde, in zekere mate schijnen te staven. Ten eerste deed een zekere machtige heer Rauchingus t. j. 726

(1) Suevi is vermoedelijk een verbastering van Sewi. Oude schrijvers gebruiken wel meer de namen van bekende volkeren voor die van minder bekenden, b. v. Geti voor Goti (Gotones), Daci voor Dani, enz.

(2) Deze uitbreiding is vermoedelijk het rechtstreeksche gevolg geweest van het zuidwaartsche doordringen der salische Franken; in dit geval kan zij niet vóór de 4e eeuw plaats hebben gehad. (3) HANS WILKENS, Zur Geschichte des niederländischen Handels im Mittelalter (in: Hansische Oeschichtsblätter, Bd. 14 (1908), S. 302 ff.)

afstand van de kerk van Antwerpen aan St. Willibrord, bisschop der Friezen (1). Antwerpen stond toen reeds, buiten eenigen twijfel, gelijk het overige Friesland, onder het beheer der Franken; nochtans, indien wij aannemen dat het weleer friesch geweest was, hebben wij een opperbeste verklaring voor die gift zoowel als de aanwezigheid van bisschop Willibrord in deze streken. Ten tweede schijnt Sigebert van Gembloux Antwerpen - op grond van oude bescheiden?

nog als in Friesland gelegen te beschouwen, want hij vermeldt dat hertog Godfried met den Bult t. j. 1076 in dat land vermoord werd (2), terwijl andere bronnen de burcht van Antwerpen als de plaats aanwijzen waar die schandelijke misdaad bedreven werd (3).

(1) MG. Script. XXIII, 63-64. Facsimile bij J. B. STOCKMANS, Gesch. v. Deurne en Borgerhout, I, 60.

(2) MG. Script. VI, 363; « Sicarius in Fresonia Godefridum ducem perimit.» (Sigeb. chron.).

(3) Vgl. MG. Script. V, 243 (Lamberti annales); ald. VI, 706 (Annalista Saxo).

Het Marktrecht te Diest.

Een voortzetting van Stallaert's keurboek.

VOORREDE :

Bij het rangschikken der archieven van de oude heerlijkheid Lummen, ontdekte ik een handschrift, van acht bladen papier in-folio, dat het opschrift draagt: Copye uut den keurboek der stadt Diest (1).

Vooreerst meende ik dat dit document in het fonds Lummen niet thuis hoorde; maar, na nauwkeuriger onderzoek, ben ik van gedachte veranderd.

Vooraleer uiteen te zetten in welk verband dit stuk staat tot de economische geschiedenis van Lummen, spreek ik kortbondig over zijn inhoud.

Het Keurboek der stad Diest is reeds uitgegeven door K. Stallaert (2). Het bestaat uit twee deelen het eerste - codices A en B dagteekent uit de XVe eeuw ; het tweede, uit de XVIe e., is een kort bijvoegsel tot het eerste. Ons boekje, waarvan het schrift omstreeks het jaar 1650 opklimt, schijnt van jongeren datum te zijn dan de tekst Stallaert. Beide deelen van het "keurboek“ zijn er in samengesmolten. De artikels, die hetzelfde onderwerp behandelen, zijn in dezelfde rubrieken ondergebracht en doorgaans meer ontwikkeld. Geen verbeteringen zijn aangebracht naast den tekst.

Uit een ander oogpunt, is het "keurboek" veel uitgebreider, daar het een grooter tal van punten aanraakt. Het bewuste handschrift integendeel beperkt zich uitsluitelijk tot het codificeeren van 't eigenlijke marktrecht.

(1) Staatsarchiefdépôt te Hasselt. Fonds Lummen, bundel A. (2) Verschenen in de verzameling der Vlaamsche Bibliophilen, 4e reeks, nr 4, te Gent, 1885.

Het opschrift "Copije uut" bewijst tevens dat de afschrijver slechts voor doel had bepaalde uittreksels bijeen te zamelen. Hij heeft zich denkelijk den tekst Stallaert niet ten nutte gemaakt, maar wel een gewijzigd en volledigd reglement. En dit is gemakkelijk vast te stellen :

1. Vier van de zeven aangehaalde punten zijn door Stallaert niet gekend, namelijk die met betrekking op den handel van wildgebraad, ganzen, worsten en vee.

2. De zinsbouw is zelden omgewerkt, maar de spelling verschilt zeer. De lettergrepen zijn meestal verlengd : B. v. rinderen, wordt rynderen,

vercopen

vercoopen of vercoepen, enz. Uit andere schrijfwijzen blijkt dat wij met een jongere taal te doen hebben.

B. v. eghene wordt geene,

tuychberich
marct
ghesouten
minct

"

tuijstbaer,

[ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors]

gesouten,

menget, enz.

Dit document is dus van het grootste belang voor een volledige kennis van het marktrecht te Diest, en inzonderheid van de veemarkt die oorzaak was van talrijke geschillen met de naburige steden, onder andere met Lier (1).

Op het laatste blad van het boek, waarvan sprake, treffen we een copie aan van een ordonnantie van die vleeschhouwermissen in de kerk van Sint-Plessis. Ongelukkig is het papier in zoo'n gehavenden toestand dat een volkomen reconstitutie van de oorkonde be

(1) Zie in het stadsarchief te Diest, register no 3 en andere, alsook de oorkonden waarvan een korte inhoud in den geschreven inventaris door Stallaert.

zwaarlijk doenlijk schijnt. Misschien wordt ze elders weergevonden.

Na deze uitweiding komen we terug tot ons onderwerp Heeft de Copye uut den keurboek der stadt Diest betrekking op het marktrecht te Lummen? Het komt me onwaarschijnlijk voor dat dit stuk zonder gegronde reden in het fonds Lummen zou gebracht zijn. Ik meen me niet te vergissen met te beweren dat dit afschrift uit het codex van Diest, op bevel van den magistraat genomen werd. Deze evenwel bracht in dit marktrecht geen wijzigingen aan voor het toepassen daarvan te Lummen, waaruit blijkt de geringe belangrijkheid van de plaatselijke markt of een groote overeenkomst der gewoonten in beide localiteiten.

Het bestaan van een markt te Lummen wordt door twee bewijsstukken bevestigd. Het eerste dagteekent uit 1550 en luidt als volgt:

De betaling van den ceijns moet des Zondags te bevoeren in der kercken vercondicht zijn, om den naesten MERCKDAG hun daer toe te versien (1).

Het art. 47 van de jaarkeuren van Lummen zegt ons Voorts Dat oock alle visschers ende vogelers geen visschen oft vogelen en sullen vercopen voor het nette, eer sij gevangen sijn, maer sullen altijt die ondersaten, erffgenamen en nabueren, die naesten sijn voor den prijs, TER NAESTER MERCK souden mogen gelden, ende eerst haar vogelen en visschen alhier MERCKEN, en den heer en ondersaten presenteren om gelt (2).

(1) Staatsarchiefdépôt te Hasselt, Fonds Lummen, Reg. no 55, bl. 123 vso. Uittreksel van de «Privilegiën ende rechten der vrijheit Lumpmen bij Diest.»

(2) CRAHAY, Coutumes du comté de Looz, Bd. II; Coutumes de Lummen, bl. 562, ao 47. Brussel, 1882.

« AnteriorContinuar »