Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[graphic][merged small][merged small][merged small][ocr errors][subsumed]

De Trezorie en de Griffie des voormaligen Kapittels van O. L. Vrouw te Antwerpen.

MET HISTORISCHE BIJZONDERHEDEN.

In 1625 stond eindelijk het hoofdaltaar op zijn plaats en gaven Robrecht de Nole en zijns broeders weduwe aan de kerkfabriek een kwijtschrift van het saldo van den aanbestedingsprijs. Wij geven daarvan eene afbeelding zooals deze in de kerkmeesterskamer bewaard wordt. Zijn kroonwerk was gebeiteld uit geaderd marmer van onderscheidene kleuren, steunende op zes witte marmeren corintische kolommen. Onze plaat maakt eene beschrijving overbodig.

De Fransche vrijheidsaanbrengers brachten het, in 1798, onder den hamer voor den spotprijs van 250 franken! Was het altaar uit marmer vervaardigd, dan was er toch een zonderling plakwerk aangebracht, naar luidt de volgende tekst uit de rekening van 1624-1625:

66

Item betaelt Merten Franssen over twee veeren van dobbel bleck ende twee cransen, die de Ingelen inde handt hebben, mette croon die den Christus in de handt heeft, gd. 10.-".

"Item betaelt David Remeus voer de voors. veeren, cransen ende croon te vergulden, gd. 12.—“.

Veeren staat hier voor vederen of vleugelen.

Nog tien maanden zou het altaar wachten op Rubens' schilderstuk. Intusschentijd werd de daarvoor bestemde opening bekleed met een voorhangsel uit rooden baai.

In het vervangen altaar had eene schilderij gestaan van Frans Floris, vertoonende de Geboorte des Zaligmakers (1). In 't vooruitzicht, wellicht, van wat hier

(1) Heden in ons Stadmuseum, onder Nr 113.

verhaald wordt, had het Hoveniersambacht, op 18 Januari 1618, aanspraken op die schilderij laten gelden. Het beweerde dat het stuk hun vroeger, tot de herstelling van hun altaar, door den kanunnik-trezorier, Thomas Duterne, geschonken was.

Het altaar der Hoveniers stond in den middelbeuk tegen den derden pilaar rechts, als men van den kant des Evangelies afkwam. Het was het oudste der ambachtsaltaren. In 1222 (?) opgericht, kwam het om in den kerkbrand van 1533 en werd eerst in 1627 hersteld (1). Elders leest men dat het altaar zou geweest zijn het oorspronkelijke (?) altaar van O. L. Vrouw opt Staaksken en van de eerste dagen der kerk dagteekenende (1124). Dit komt overeen met het volgende collegiale besluit

van:

[ocr errors]

"Sabbati 9 7bris 1724“.

Op het versoeck van het ambacht van de Hoveniers "die morgen aen hunnen autaer in de Cathedrale staen “ te vieren het 600e jaer van het fondament ende begin"sel van de selve Cathedrale onder den titel van Maria "Moeder Godts. Resolutum aen deselve toe te staen twee poosen te mogen luyden met de groote klocke gedu"rende oft voor de solemnele misse, idque sonder cost 66 ofte last van dese stadt " (2).

[ocr errors]

Alhoewel het Kapittel de schilderij teruggaf, erkende het daarom het eigendomsrecht der Hoveniers niet. Veeleer scheen dit der kerkfabriek toe te komen, maar hierop werd niet aangedrongen.

Op 27 Februari 1626, kwam eindelijk meester Rubens

(1) Vglk. MERTENS EN TORFS, D. I, bl. 556. In het 3e deel, bl. 103, stellen dezelfde schrijvers het jaar 1124 en het wijden van het altaar, door bisschop Burchardus.

(2) Resol(utie) boeck der Tres(orie), bl. 49. Aanteekening uit de verzameling: Hoveniersambacht, op 't Stadsarchief.

voor den dag, namelijk met eene schriftelijke aanvraag, strekkende tot de volkomen ontruiming van het koor, om hem zijne werkzaamheden te vergemakkelijken. De kanunniken, ofschoon al hunne voorzorgen tot het behouden van hun koor genomen hebbende, gaven toe en verplaatsten de koordiensten naar het Besnijdeniskoor.

Lag nu de schuld aan de uitbreiding, welke de Landvoogdes aan het hoofdaltaar had doen geven en waarmee Robrecht de Nole nog een sommetje van 2500 gulden verdiend had? Meer dan waarschijnlijk. Hoe het zij, de opening voor de schilderij bestemd bleek nu te wijd, met dit gevolg, voor den meester, dat zijne tafel te smal werd bevonden. Zekere Michiel Vrind moest die spoedig verwijden met er perceelen aan te lijmen, en trok daarvoor 38 gulden (1). Den 11n Mei, bracht men het vergrootte tafereel in de kerk.

Wanneer nu toog Rubens aan 't werk? Immers, men zag hem graag spoedig er mee beginnen.

Hoelang werkte hij aan zijne Hemelvaart?

Wat heeft het schilderstuk juist gekost?

Hierover krijgt men veel te lezen wat niet strookt met de kerkarchieven.

[ocr errors]
[ocr errors]

66

Ziehier het antwoord der kanunniken :

66

Den 30 September 1626, stemden de Heeren toe, dat zou betaald worden aan Heer Rubens, schilder, door

den erfgenaam van den Heer Deken, duizend gulden op zijne rekening van het tafereel op den hoogen " altaar gesteld, verklarende de schildering hun te bevallen" Dat is alles (2).

(1) 1626. «< 24a Aprilis. Placuit (capitulo) ad relationem ædituo‹ rum ut tabula depingenda in summo altari ob defectum latitudinis, < ad implendum locum, dilatetur adglutinatis aliis tabulis, idque << quamprinum ne differatur occasio pingendi. » Verder rekening der kerk ad annum.

(2) << 30 Septembris ao 1626. Consenserunt Domini ut solvatur « Dno Rubenio pictori per heredem Di Decani mille florenos ad

Wenschelijk ware, de bronnen vermeld te zien, waaruit sommigen afgeleid hebben dat Rubens de Hemelvaart op zestien dagen maalde en er 1600 gulden voor ontving. Nog eens, de kerkarchieven leeren ons volstrekt niets in dien aard (1).

En toch!... Uit eene zijdelingsche bron vermogen wij hier bij te voegen dat, buiten zijne quitantie van 30 September 1626, over de bewuste 1000 gulden, Rubens, op 10 Maart 1627, er nog eene verstrekte over 500 gulden, aan zekeren Guil. Carn "voor slot van rekening, op den voet zijner overeenkomst met deken del Rio, van datum 12 November 1619" (2). Wie die Guil. Carn was, staat zoo min bekend in de handelingen van 't Kapittel als in het testament van deken del Rio, waaruit wij hierboven al de namen van eenig aanbelang hebben meegedeeld.

Daarin staat Antoon del Rio, zijn broer, aangewezen als zijn algemeenen erfgenaam. Hij had bijgevolg den plicht ook Rubens te betalen, wat hij dan ook den 2n April, zijnde den Dijnsdag in de Goede Week 1624, beloofde te volbrengen (3).

Te dien tijde hield het Kapittel zich ook onledig met

<< computum tabulæ in summo altari positæ declarantes sibi placere < picturam ».

(1) Men hoeft in 't kunstvak niet ingelijfd te wezen om te bevinden dat een schilderstuk van zulke afmeting als de Hemelvaart, op geen zestien dagen kan geborsteld worden. De verven zouden dan wel onder het penseel moeten drogen, om de schakeling der kleuren te behouden.

(2) Vglk. Max Rooses, L'Œuvre de Rubens, D. II, bl. 175.

(3) 1624. 2a Aprilis, feria tertia majoris hebdomadæ. Retulit D. Archipresbyter quid cum Do Delrio, herede Dai Decani, egerit super legatis piis ejusdem, et heres respondit se paratum esse legata agnoscere et servare....

Et quoad picturam summi Altaris, quod de ea satisfaciet Dno Rubenio secundum contractum.

« AnteriorContinuar »