Imágenes de páginas
PDF
EPUB

de Hren vanden Cappittele naer behoorelycke convocatie by pluraliteyt van voisen hem daer aff souden dispenseren.

Dat de kerckeboecken, rekeningen, registers ende pampieren sullen worden gestelt inde comme, vuytgenomen degene die daegelycx moeten by der handt syn, de welcke den Clerck van de fabrycque niet en sal mogen verdragen vuyt het comptoir vande paeycaemer, gelyck niet het geldt van de kercke. Dat hy int' selve Comptoir sal moeten doen syne administratie van den ontfanck ende vuytgeeff, niet anders als by gemeyn consent van den Tresorier ende kerckmeestes, die neffens den voors. Clerck tot ditto boecken acces sullen hebben.

Datter wekelycx sal gehouden worden eene ordinaire vergaederinge vanden Thresorier ende Kerckmeesters in de paeycaemer, dat de resolutien aldaer genomen sullen worden gevolght; ende iedt extraordinair voorvallende, den Heere Tresorier daeraff door den cnaepe ofte door eenen der onderkerckmeesters verwittight synde, sal gehouden wesen promptelyck de convocatie te doen, ende by faute dyer dat het vrye sal staen aende selve onderkerckmeesters by een te comen ende resolutie te trecken.

Dat, onaengesien d'absentie van iemanden t'sy in de ordinaire, t'sy in de extraordinaire comparitien by de presente resolutie genomen sal worden.

Dat, in cas van oneenigheyt tusschen Tresorier ende kerckmeesters t'geschil geeffent sal worden door eenen gedeputeerde vant' Cappittel ende eenen vant' Magistraet.

Dat den Thresorier ende kerckmeesters geene alienatie van goeden oft renten en sullen doen, nogh oock maecken nieuwe wercken sonder toestemminge vande respective Heeren vande Cappittele ende vant' magistraet.

Dat hiermede alle processen ende geschillen comen te cesseren, compensatis expensis.

Dat in cas van voortevallen geschil in toecomende tusschen partyen, 't selve sommierelyck ende sonder figure van proces sal affgehandelt worden by ons Commissarissen, sonder dat van d'een ofte van d'andere zeyde by feytelycke wegen sal mogen worden geprocedeert.

Dit akkoord, nog in staat van ontwerp, was door het Schepencollege van Antwerpen den 26 Juni 1715 en, door het Kapittel, den 26n daarna goedgekeurd.

Gelijk verwacht, voorkwam de overeenkomst voortaan alle moeilijkheden en betwistingen. Zij was nog in zwang toen de Fransche Omwenteling het Kapittel uitroeide. Op den vooravond dier ramp, den 15o Juni 1793, werd zij nog onderteekend en bezworen door den dekentrezorier Jos-Frans-Engelbrecht Werbrouck.

Kanunnik Leonard Gantius, die trezorier was van 11 Februari 1713 tot 8 November 1728 (1), heeft in een handboek zijn inkomen hoofdens de Trezorie, opgeteekend. Te zijnen tijde bezat zij twee geestelijke beneficiën, met de daaraan verbonden profijten.

't Waren eerstens, de “kapelrij“, die men hiet van Michiel Everdey, met den last van drij missen ter week te celebreeren. Haar inkomen was als volgt:

a) Een derde der tienden onder Milleghem, opbrengende circa honderd viertel granen en zaden. "Voor caf ende stroo", haalden de pachters het aandeel der Trezorie op, en leverden het gedorscht en gezuiverd te Antwerpen. De waarde daarvan werd geschat op 225 gulden.

b) De helft van drie oude grooten of 4 grooten, 12 mijten (de andere helft kwam toe aan de vicarissen) uit het huis de Gulde Mouw in de Braderijstraat.

c) 9 grooten of 3 stuivers, uit de landgoederen der kapelaans van O. L. Vrouwe, onder Milleghem.

d) 9 grooten Vlems, 't zij de helft eener rente op de hoeve Ten Berghen, onder Milleghem gelegen, en toebehoorende aan 't klooster "Ter Siecken“.

(1) Hij legde niettemin zijne eerste rekening af over Juni 1712 tot Juni 1713, zijn voorzaat overleden zijnde in September 1712. Zoo deed ook Joes. Antonij, opvolger van Frans Dinghens, in den loop van 't jaar 1641..

e) 2 1/2 grooten, 15 mijten op een kapelaanschap aan het outer van Ste Katharina in O. L. Vrouwe. f) 18 oude mijten, cijns onder Milleghem.

g) 2 schellingen, 3 grooten, uit het huis de Roos, tegenover het kerkhof staande (1).

Ten tweede a) eene "kapelrij" in de kerk van de "Fermerij" op 't Klapdorp, op den last van twee missen in de week. Het inkomen werd gevorderd op eene partij bouwland onder Merxem en beliep 330 gulden. Een gedeelte lands werd in 1699 verkocht; het andere viel in de zoogenaamde bedijkingswerken van Austruweel. Daartoe moest de Trezorie bijdragen met 1962 gulden, 16 stuivers, welke som zij bij wege van renten lichtte.

b) Eene rente van 15, in kapitaal 240 gulden, op zeker huis, doch in 1606 afgelegd, door de erfgenamen van trezorier Jac. Anthonij en, bij deze gelegenheid, heraangelegd op een huis genaamd Cras, in de Kerkhofstraat.

c) Eene rente van 3 gulden, 11 1/4 st. of 7 schellingen, 9 grooten, 8 mijten, op het goed genaamd Mishaeghen op 't Laer, onder Eeckeren, den kloostere Vredenberghe, te Lier, toebehoorende.

d) 1 gulden, 10 stuivers, voor 7 schellingen, 6 grooten, op landgoed van 't Kapittel, onder Steenborgerweert.

e) Een cijns van 12 stuivers, oudtijds 3 schellingen, 12 mijten, op een huis der St Jacobsmarkt, over de St Annastraat.

f) Een cijns van 't zelfde bedrag, op de huizen het Hoefijzer en het Hasewindeken, op den hoek van het Waelhemstraatje.

g) Eene rente van 21 1/2 stuivers, voor 18 grooten, 21 mijten, op het huis de Zalm, in de Kaasstraat.

h) 6 stuivers, voor 1 schelling, 6 grooten, op het huis den Hert, in de Everdystraat.

(1) Dit was op den zuidkant der huidige Groenplaats, heden het posthotel,

i) 1 gulden, 1 1/2 stuiver, voor 5 schellingen, 4 grooten op een huis te Hemixem.

j) 1 viertel rogge, op 3 bunder land te Deurne, ten laste der "kapelrij" van St Maria Magdalena in O. L. Vrouwekerk.

k) 2 muddekens rogge, ten laste van d'Infirmerie van 't Beggijnhof, te leveren volgens "'t spijker“ der graangewassen.

1) 3 1/2 muddekens rogge, uit 3 vierendeel land, genaamd den Gersblock, Dornestraat, onder Wilryck.

m) 21 grooten, 8 mijten, op de Wolfsbeemden te Bouchout.

n) 7 gulden, 4 stuivers, later 6 gulden, gewaarborgd door 't Kapittel, op de "meierij van de intransie“.

o) 36 gulden, min of meer, als wijngeld, tot last van de kerkfabriek (1).

In Gantius' tijd, moesten de meeste onder die rentjes tot eene geringe baat vervallen zijn. Zijne voorgangers reeds, hadden zich er weinig van aangedragen, bij zooverre dat zij die meestal hadden laten verjaren, bij voorbeeld, den laatstgemelden roggecijns onder Wilrijck. Geschonken geweest zijnde nomine eleëmosyni, doch niet regelmatig opgeeischt, was hij op den duur vervallen, naar 't advies van rechtsgeleerden. Zoó, ten minste, staat het opgeteekend.

Bij dat inkomen dient gevoegd een "casueel“, zegge de 20e penning uit de vruchten der stichting van Dona Joanna Ximenez d'Arragon. Deze stichting bestond uit

(1) De trezorier, de ondertrezorier en de kerkmeesters ontvingen destijds onder elkander 240 gulden, 't zij de waarde van den <schenkwijn», welken zij van oude tijden genoten bij gelegenheid der processiën en ommegangen. Wat de kerkmeesters betreft, deze <schenkwijn was gebillijkt, doordien zij in de processiën het «umbellum droegen.

eene dagelijksche mis, te lezen in de kapel van 't Venerabel of die van O. L. Vrouw, naar verkiezing van den Trezorier.

Mettertijd werd haar inkomen ingekrompen, of wel kwam niet volkomen te recht. Haar kapitaal van 2000 gulden, was in stadsrenten aangelegd en bracht op 81 gulden, 12 stuivers. In 1740, daalden deze renten tot 48 gulden, 19 stuivers. Bisschop van Beughem bracht het getal missen op twee in de week.

Bij den aanvang dezer studie hebben wij als eersten echt officiëelen trezorier aangeduid, kanunnik Godfried van Buseghem (1326).

[ocr errors]

In 1390, was trezorier zekere Ymmensone . . wat blijkt uit dezen tekst: Wouter Ymmensone broeder des Tresoriers van onser Vrouwenkerke Antwerpen op desen 28 December 1390. (1)

tyt

[ocr errors]

In den inventaris der H. Geesttafel van O. L. Vrouwekerk, no 874, van 't jaar 1374 en volgende, vindt men fo 122 vo, "hr Jan Volkaert die men heet Ymmesone, Canonc“ (2).

Zou het dezelfde persoon geweest zijn?

Nu dient vooruitgesprongen tot op het jaar 1431, waarmee de regelmatige reeks der kerkrekeningen aanvangt. Een zware taak was 't niet daaruit de namen der opvolgende trezoriers op te nemen, zelfs die van hunne klerken of ondertrezoriers.

In de volgende naamlijst dus, staan naast den naam van den trezorier, de naam of de namen zijner klerken, helpers of ondertrezoriers.

Op te merken hoe de lijst overeenstemt met hooger aangehaalde verordeningen.

(1) Vglk. Antwerpsch Archievenblad, D. xxv, bl. 196. (2) Archief der burgerlijke godshuizen.

« AnteriorContinuar »