Jacob Anthonij. 1572 -- Cornelis Lizon. 1560 Gielis Imbrechts. 1571 Cornelis van Lisdonck. 1580. Cornelis van Lisdonck, sloot de rekening op 30 Juni 1580, zijnde gedwongen de stad te verlaten. 1580 (2 Juli) 1581 (2 Juli) Pieter van Dale. Willem Noelen, nomini clerici. (*) De leemte in deze lijst werd hierboven gestaafd ad annum. Carolus Comperis. 1692 Henricus Leboucq. 1693 1710 (Bamis). Arnold Eyben. Henricus Leboucq. (1) Verlaat de Trezorie om den bisschopszetel van Namen te gaan bezetten. Franciscus Engelgrave. 1777 (Juni) Ludovicus van de Zanden. 1777 Petrus Joes. Jos. Follet. 1792 (Juni) Henricus, Josephus de Wael. - P. J. J. Follet. 1792 1795 (24 Maart) Jos. Frans Engelbertus Werbrouck. deken-trezorier. P. J. J. Follet (†) 1797 (5 Mei) - 1802 (30 April) Phil. Jos. de Bolle, ondertrezorier, namens pastor en kerkmeesters. Zoodoende trad het moderne beheer in. Alvorens het tweede deel dezer studiën aan te vatten, mogen wij niet nalaten één paar feilen te herstellen, die bij het overzicht ons ontsnapt zijn. Aldus dient gezegd dat het herwijden van het O. L. Vrouwekoor, in 1567, kostte 1 pond, 10 schellingen, niet 40 schellingen, want dit ware nogmaals 2 pond. Wat verder dient bijgevoegd dat, volgens hunnen rentebrief, de kerkmeesters, te Lier op bedevaart aldaar nog recht hadden, buiten de voedingsartikels, op twee opgedekte bedden tot logies. Sic est. DE GRIFFIE. Zoowel als eenen Trezorier, moet het Kapittel van eerst af eenen schrijver gehad hebben. Inderdaad: zeer oude stukken zijn geschreven en onderteekend door dezen of genen kanunnik, die zich actuarius betitelde. Zijn ambtskring werd de actuaria genoemd. Het ambt, voor zooveel geweten is, had geen eigene verordeningen (1). Zelfs wordt er maar voor 't eerst met zekeren omslag over gewaagd op 't jaar 1605, toen, om wille der Actuaria, het Kapittel de Scholastria ontdubbelde. De Scholastria was de bediening van den geestelijken schoolopzichter, die tot dusverre ook de actuarius was. Voorzeker, om redenen, die betrek hadden met eene verzwaring der beide ambten, werden zij afgescheiden en elk apaart (mera officia) door eenen verkozene des Kapittels waargenomen. Dienstig moet het voorkomen, eerst en vooral iets over de Scholastria, de gemeenzame bron, te verhalen. In 1219-1225 reeds, kennen wij een scholaster, in den persoon van kanunnik Simon Nose (2). Volgens een bevel van den bisschop van Kamerijk, Niklaas de Fontanis, van datum Juni 1251, behoorde de benoeming van den scholaster aan 't Kapittel (3). Den 8 April 1456, bij wijze van een scheidsrechterlijk vonnis, bekleedde de bisschop van Kamerijk het Kapittel (1) Naar dien zin stelden wij, bij den aanvang, de oudste oorkonde van het Kapittel op het jaar 1188. DIERCKXSENS, I, (2) Cfr. MERTENS EN TORFS, III, fo 641. fo 192. Deze geleerde voorzaat merkt op: « Notanda vetustas officii scholastici in Capitulo Antverpiensi. Institutum autem verosimiliter fuit, dum anno 1117, commissa fuit Capitulo cura pastoralis.> (3) Ita MERTENS EN TORFs, loc. cit. |