Imágenes de páginas
PDF
EPUB

De eerste pastoor der nieuwe parochie was, zooals wij reeds gezien hebben, Lambertus Bakkers die reeds pastoor was van Putte sinds 19 December 1828. Deze was geboren te Breda op 6 November 1793, was een tijdlang onderpastoor te Steenbergen, werd op gezeiden dag pastoor te Putte, 't zelfde van Ertbrant op 20 December 1842 en overleed op 5 December 1859. Pastoor Kruger zegt van hem dat hij "een zacht en goedaardig herder was en elks liefde en achting won" (1).

De nieuwe parochie van Ertbrant was betrekkelijk groot. Zij telde in 1843 niet min dan 800 kommunikanten. Voeg daarbij dat de deken in hetzelfde jaar 500 kommuniekanten telt voor Putte. De twee parochiën dus samen genomen hadden ten minste 1300 personen die hunne eerste communie hadden gedaan of nagenoeg eene bevolking van 2100 zielen. Dat was natuurlijk, vooral ingezien de groote uitgestrektheid van het grondgebied der twee parochiën, te veel voor éénen priester. Daarom dan ook werd er besloten eenen onderpastoor te benoemen. De eerste onderpastoor ingevolg, van dat besluit aangesteld, was een belg, Joannes Baptista Joosen, geboren te Turnhout op 11 October 1808, priester gewijd op 25 Mei 1839, hulppriester te Zondereigen op 14 Augusti van 't zelfde jaar en onderpastoor te Kapellen van 16 Juli 1841. Hij werd benoemd voor Putte door Mgr Van Hooydonck op 3 Februari 1843 en door den aartsbisschop van Mechelen voor parochie van Ertbrant op den 7n derzelfde maand.

de

adm. Rev. dominum decanum ut limites stabilitos examinet novosque, si expediat, proponat. Cum igitur nobis propalavit delimitationem sequentem: Agellus, vulgo Het Dijksken, protractus versus boream linea recta per viam De Oude Broekstraat usque ad territorium de Berendrecht et versus austrum linea recta protactus per viam dictam De Waterstraat usque ad territorium de Capellen, eam adoptamus atque deinceps servari volumus.

Cum sincero affectu permanemus
Reverende Domine Pastor

Humillimus Famulus Tuus
ENGELBERTUS, Card. Archiep, Mech.

(1) KRUGER, IV, 146.

Ook de koster, Martinus Dekkers, die tevens schoolmeester was, op 3 October 1788 was geboren te Steenbergen en alhier tot zijn dubbel ambt benoemd in 1819, werd op 5 Mei 1843 door het bisdom van Mechelen erkend. Eindelijk de deken van 't distrikt van Eekeren kwam hier plechtig zijn eerste kerkvisiet doen op den 29 Augusti van hetzelfde jaar en de twee eerste kerkmeesters, aangesteld op den 7 September daaropvolgend, waren Cornelius Denis en Jacobus Bock.

De kerk van Ertbrant, alhoewel reeds tweemaal in ruime maat vergroot, te weten in 1739 door Jonker Moretus en in 't begin van 1835 door Mevrouw Diert van Kerckwerve, bestond alsdan nog slechts uit eenen beuk en had slechts een altaar, namelijk op het koor. Beide, kerk en altaar, waren toegewijd aan den H. Dionisius, martelaar. Het laatste, dat zeer schoon was, was uit marmer gehouwen en bevatte als middenstuk eene schilderij, verbeeldend Onze Lieve Vrouw met het hindeke Jesus.

Niet min dan elf beelden versierden haar altaar en hare muren. Die van den H. Petrus en van den H. Paulus bevonden zich links en rechts van het altaar op het koor, die van den H. Joseph, den H. Dionisius, den H. Sebastianus en den H. Philippus tegen den zuidermuur in het schip der kerk, en die van Onze Lieve Vrouw, den H. Ambrosius, den H. Joannes Baptista, den H. Jacobus en den H. Rochus, alsmede eene schilderij, tegen den zuidermuur.

De predikstoel en een biechtstoel stonden insgelijks tegen laatsten muur en een tweede doch kleine biechtstoel op het koor, tusschen het altaar en de deur der sakristij. De doopvont bevond zich in de sakristij, een schoone houten communiebank bij de intrede van het koor en het tabernakel in het altaar.

De toren der kerk was klein en bevatte slechts eene hlok, die pas 69 kilo zwaar woog. Hij bezat niettemin eene horloge en een wijzer, de uren aanduidend.

Mede al de noodige gewaden en al de vereischte heilige vaten waren er voorhanden doch van de laatste slechts een vat van elke soort, een kelk, eene ciborie, eene remonstrantie

enz. De laatste, alhoewel een weinig te klein, was zeer schoon en een geschenk, in 1839 door August Moretus aan de kerk gedaan.

Ten slotte de volgende reliquiën werden er vereerd de jaartallen welke er bijstaan duiden het jaartal aan dat zij in de kerk kwamen die van den H. Joachim en de H. Anna (15 Januari 1755), van de H. Barbara (12 Augusti 1835), van den H. Blasius (2 Juli 1838), van den H. Adrianus, martelaar, en de martelaars van Gorcum (22 November 1839), den H. Dionisius, martelaar (14 Mei 1840), van 't H. Kruis (15 Mei 1840) en van den H. Antonius à Padua (14 November 1840).

't Zelfde jaar bestonden er ook twee scholen, eene op 't Hollandsch, gehouden door den koster, en eene vrije, te Ertbrant, bestuurd door zekeren Gillis. De laatste had geen trek van kerk of gemeente, doch kreeg jaarlijks 100 fr. vergoeding van Mevrouw Diert en het schoolgeld der kinderen. Hij telde nagenoeg 100 kinderen in zijne school.

Vele veranderingen gebeurden er niet onder 't bestuur van pastoor Bakkers, na de instelling der nieuwe parochie van Ertbrant. Enkele nochtans hadden er plaats. Onder anderen, in 1844, werden er belangrijke herstellingen gedaan aan den toren, werd de kleine klok waarvan wij boven gesproken hebben weggedaan en deze vervangen door eene grootere, die, op 18 November van 't zelfde jaar, door den deken van 't distrikt van Eekeren werd gewijd.

[ocr errors]

Het jaar nadien werd eene nieuwe doopvont gemaakt, die 120 frank kostte en geplaatst werd niet meer in de sakristij maar op het hooge koor naast het altaar. Datzelfde jaar ook kreeg de onderpastoor eene bijlage van 100 gulden van het Hollandsch Bestuur, doch moest elk jaar daarvan de vernieuwing vragen. Tot dan toe had de onderpastoor geen den minsten trek, doch de pastoor had er een dubbelen, eenen van Holland voor Putte en eenen van België voor Ertbrant. Het bisdom nochtans had voorzien dat om die reden de pastoor hem vrijen kost en inwoon zou geven en hem daarenboven nog elk jaar 300 frank betalen (1).

(1) Kerkvisiet van 1843.

Eindelijk in 1846 kocht de pastoor een nieuwen kruisweg, die met bijzondere toelating van den kardinaal-aartsbisschop van Mechelen werd gewijd door pater Fr. Van der Linden der Redemptoristen (1).

Alles ging wel tusschen de twee parochies tot in 1859 wanneer, zooals wij boven gezien hebben, pastoor Bakkers op 5 December overleed. Toen werd de strijd met meer kracht dan ooit hernomen. De oorzaak van dien strijd was de benoeming van eenen pastoor, zoo van wege 't bisdom van Breda als van dat van Mechelen. Bereids op 30 December van 't zelfde jaar werd door den bisschop van Breda Adrianus Kreynen, een Hollander van geboorte, en op 8 Januari daaropvolgend Joannes Baptista Joosen, onderpastoor aldaar, door Z. E. den kardinaal-aartsbisschop van Mechelen benoemd. De eerste natuurlijk was slechts pastoor der parochie van Putte en de laatste van die van Ertbrant. Doch samen hadden zij slechts ééne kerk en ééne pastorij en nochtans beide kerkvoogden wilden dat hun pastoor op de pastorij ging huisvesten. Men ziet van hier hoe aangenaam dat samenwonen moet zijn geweest. En dan, die strijd duurde volle negen jaren! Hij werd zelfs op diplomatisch gebied gebracht slechts in 1868 viel men eindelijk t'akkoord. Wijl kerk en pastorij zich op Belgisch grondgebied bevonden, bleven beide aan de Belgen: deze echter zouden daarvoor als aandeel de som van 28,000 fr. aan de Hollanders uitbetalen. Deze daarenboven hadden intusschen eene splinternieuwe kerk en eene nieuwe pastorij gekregen, beide gebouwd en hun ten geschenke gegeven door de barones Diert van Kerkwerve, eigenaarster van het naburige Ravenhof (2).

Daardoor dan was de groote strijd, welke meer dan eene halve eeuw, alhoewel slechts bij tusschenpoozen, had geheerscht, eindelijk bepaald ten einde, en sinds, nu ten slotte elke parochie hare eigen pastorij, hare eigene kerk en haar eigen grondgebied had, leefden beide in den besten, den volkomensten vrede pastoor Kreijnen was uitsluitend pastoor

(1) Kerkvisiet van 1844 en 1846,

(2) KRUGER, IV, 146,

[ocr errors]

van Hollandsch Putte en pastoor Joosen uitsluitend van Belgisch Putte of Ertbrant.

Laatste parochie was daarenboven, in de laatste tijden, zeer in bevolking toegenomen zij telde in 1869 ruim 1500 zielen. Niet slechts dus was er, bijzonder ingezien de groote uitgestrektheid der parochie, een pastoor maar ook een onderpastoor vannoode. Deze dan ook kwam aldra en was Joannes Ludovicus Smets, geboren te Mol op 6 December 1842, priestergewijd op 23 December 1869 en alhier benoemd op 17 Januari 1870.

Pastoor Joosen bestuurde de parochie in rust en vrede tot op 18 April 1877, wanneer hij overleed, en werd opgevolgd op den 22 Juni van 't zelfde jaar door zijnen onderpastoor, gezeiden Smets. Deze bleef pastoor te Ertbrant tot in 't begin van 1903, gaf alsdan, door eene onherstelbare ziekte geteisterd, zijn ontslag en overleed te Lier op 16 Meert 1904. Zijn bestuur was, evenals dat van zijnen voorzaat, alleszins gelukkig. Edoch, helaas! het duurde niet tot op het einde. In den nacht tusschen 8 en 9 Mei 1894 kwam eene allerzwaarste ramp zijne parochie treffen. Het vuur, door eene misdadige hand, schijnt het, aangestoken, kwam, dien nacht, de kerk, voor welke men zoolang had gestreden, in assche leggen en bedreigde mede de pastorij. Bij den morgen van den 9n bestond er niets meer van de kerk dan vier muren; aan de binnenzijde was zij geheel lediggebrand; pas bleven er nog eenige stukken en brokken van altaren, beelden en andere sieraden over.

Alles dus was opnieuw te beginnen en de jonge parochie, alhoewel steeds meer en meer gedijend doch nagenoeg uitsluitend uit arme werklieden, eenvoudige stoelenluikers en mattenvlechters bestaande, was nagenoeg zonder middelen !... Deernisweerdig, voorwaar, was de toestand. Hoe ging men die puinen herstellen? Doch met moed en geduld komt men alles te boven. Daarenboven de goede God slaat nooit zonder dat Hij zalft meteen. Onmiddellijk werd de hand aan 't werk geslagen. Pas waren de puinen koud of zij werden weggeruimd. De recht geblevene muren der kerk werden beproefd of zij nog konnen dienen; zij werden nog sterk genoeg bevonden; enkele dagen nadien sloeg men er een klein voor

« AnteriorContinuar »