Imágenes de páginas
PDF
EPUB

De huidige pastoor eindelijk is de eerw. heer Josephus Theodorus Leonardus Raedts, geboren te Veerle op 20 April 1851, priester gewijd op 19 December 1874, onderpastoor te Brussel in de Clarissen op 22 Januari 1875, te S. AgathaRode op 1 Augusti 1879, te Thienen op 19 Januari 1899, en almoesenier in 't gasthuis te Berendrecht op 10 October 1899. Hij werd pastoor alhier te Brasschaat-ter-Heide op 25 Juni 1906 en krijgsalmoesenier van 't Kamp van Brasschaat in den loop van 1913. Hij leve nog lang!

HOOGBOOM

Hoogboom is een der oudste gehuchten van het oude Eekeren. Het wordt reeds vernoemd bij den aanvang van de tweede helft der dertiende eeuw, bezat in den loop van het volgende jaarhonderd zijne eigene "vierschare" en telde in de zeventiende eeuw onder de zeven "kapiteinschappen" van Eekeren.

De eerste maal is er spraak het tot parochie te verheffen tusschen 1760 en 1770. "De gemeyne ingesetenen van de gehugten Oude Gracht, Eyckelenbergh, de Caerten, Hoogboom, Capelsche straete, Koude Heyde, Fransche Heyde, ende de Oude ende Nieuwe Mishaegen.... vertoonden" alsdan "dat sy meer als seshondert communicanten" waren "ende omtrent duysent inwoonders", en zij vroegen dat men "hen al dat redelyck ende noodigh" was, zoude "besorgen met eene kerck ofte capelle te bouwen int midden van hunne wooningen, synde het midden het gehucht de Oude Gracht, hebbende dit eene groote schoone baene, met eene wooninghe aldaer voor eenen pastoor ofte onderpastoor." (1).

Die vraag was alleszins billijk. Ten eerste, de bevolking was meer dan voldoende; ten tweede de dichtste huizen van die gehuchten waren ten minste eene "myle" en de meest verwijderde ongeveer "twee mylen" van de parochiekerk van Eekeren gelegen en ten derde de aangeduide plaats, waar men de kerk wilde bouwen, bevond zich eene "myle" verre

(1) Kerkarchief te Eekeren,

van de kerk van Kapellen, anderhalve mijl van die van Putte, anderhalve nijl ook van die van Calmpthout, twee mijlen van die van Brecht, item twee mijlen van die van Westwezel, eene mijl van die van Brasschaat en anderhalve mijl van die van Eekeren. Niettemin, alhoewel gezeide "ingesetenen“ het allerernstigst meenden en de zaak zelfs voor den Grooten Raad te Brussel brachten, kwam er niets van. Meer dan eene volle eeuv nog zou er verloopen, vooraleer men dat ontwerp zou heropiemen en het eindelijk tot uitvoering brengen. Eene kleine kapel nochtans, schijnt het, werd er gebouwd op de plaats waar men de kerk geern zou gehad hebben en die kapel zou gestaan hebben juist op de plaats waar zich op heden de kerk van Hoogboom bevindt.

Baron Osy de Zegwaert, eigenaar van het kasteel der Oude Cracht, later beurtelings volksvertegenwoordiger en gouvernur der provincie, die gemeld ontwerp heropvatte, ging er zonder veel omwegen op toe. Hij vroeg, zooals wij reeds in de Ceschiedenis der parochie van den H. Lambertus aangestipt hebben, op 2 April 1871, aan den gemeenteraad van Eekerei de toelating om eene kerk te bouwen nabij de intrede van ziji park, bekwam die op 18 Mei daaropvolgend, zette zich darna onmiddellijk verder aan 't werk en wist het op korten tijd zooverre te brengen en bij het gouvernement èn in het bisdom, dat, nog voor het einde van gemeld jaar, niet aken de verlangde kerk werd gebouwd, maar ook de panchie gesticht. Bereids toch op 22 September van gemeldjaar trad er de eerste pastoor, Ludovicus Adrianus Schevenbos, in functie.

De kerk van Hoogboom, toegewijd aan den H. Joseph, is een fraie, lieve tempel, in spitsbogigen stijl van de dertiende eeuw a werd geteekend door den toenmaligen bouwmeester der proincie, vader Gife. Zij bestaat uit een treffelijk hooge koor e een schip met drij beuken. Iets raars tegenwoordig: zij bet ook een soort van logia of hoogzaal, boven de sakristi aan de zijde van het Evangelie, dat uitzicht geeft op het ooge altaar.

De aaren zijn drij in getal het hoogaltaar op het koor; het altar van O. L. V. in den noorder-, en het altaar vau

den H. Joseph in den zuiderbeuk. Alle drij die altaren zijn opgetimmerd uit hout, wit gemarbeld en opgevat in denzelfden stijl als de kerk. Hetzelfde geldt voor de twee biechtstoelen en voor den predikstoel. Het hout echter dezer bleef ongeschilderd.

Zes schoone beelden versieren het hooge koor en twee de muren onder het hoogzaal. Die van het hooge koor zijn de volgende aan de zijde van het Evangelie, beginnence van het altaar, die van den H. Norbertus, van den H. Artonius en van het H. Hert van Jesus en, aan de zijde van he Epistel, insgelijks vertrekkend van het hoogaltaar, die van de H Juliana, den H. Rochus en het H. Hert van O. L. V. Die onder het hoogzaal zijn dat van den H. Cornelius. aan de vrouwszijde, en dat van den gelukzaligen Gerardus van Majlla, aan de manszijde.

Al de vensters, zoo op het hooge koor als in het schip der kerk, zijn opgetooid door geschilderde ramen. Die op het hooge koor werden alle geschonken door de stichtrs der parochie, en verbeelden de volgende heiligen : 10 di achter het hoogaltaar, links, Onze Lieve Vrouw en, rects, den H. Joseph; 20 die in den muur, aan de zijde van het Evngelie, de eerste, rechts, de H. Mathildis en, links, den H. Edardus, patronen der schenkers; de tweede, links, de H. Pauna en de derde, links, den H. Joannes Baptista en, rects, de boodschap des Engels; 30 die in den muur aan è zijde van het Epistel, de eerste en dichtste bij het altaar, liks, den H. Eugenius en, rechts, den H. Martinus; de twede den H. Alfridus en de derde den H. Joannes Baptista.

De andere, in het schip der kerk, stellen insgelijs alle heiligen voor de eerste aan de vrouwenzijde, de ♬ Anna en den H. Petrus; de tweede den H. Augustinus en de H. Monica; de derde den H. Philippus en de H. Elisabeth: de vierde den H. Norbertus en de H. Francisca; d vijfde den H. Joannes Baptista en de H. Catharina en de zsde, in den gevel, naast het hoogzaal, den H. Hubertus en de H. Dimpna; aan de mannenzijde, de eerste het Hert en de Moeder der Smarten; de tweede den H. Antoius en de H. Barbara; de derde den H. Stanislas en den H. Apisius;

de vierde den H. Albertus en den H. Gerardus ; de vijfde den H. Petrus en den H. Franciscus en de zesde, in den gevel, den H. Dominicus en O. L. V. van den Rozenkrans.

De toren, die twee klokken bevat en met een uurwerk is versierd, is min goed gelukt; hij is te klein volgens de kerk.

Hoogboom heeft ook, zooals al de omliggende parochiën, zijn Vrouwenklooster, waarvan de leden zich onledig houden met het onderwijs der meisjes der streek. Dat klooster, hetwelk bevolkt is door zusters van den H. Joseph van Calasance van Vorsselaar, dankt, evenals de parochie, zijn ontstaan aan de milddadigheid van den heer baron Osy, zaliger gedachtenis, en werd geopend op 1 October 1878. De eerste zusters die er verbleven waren zuster Godefrida, moeder, en de zusters Ludovica en Alexia. Degenen, welke er heden verblijven, zijn zuster Gonzaga, overste, zuster Thadea en zuster Theobalda.

De pastoors, welke de parochie van Hoogboom bestuurden, zijn de volgende. Degene, welke de parochie begon, was Ludovicus Adrianus Schevelenbos. Hij was geboren te Hoogstraten op 5 Meert 1837, werd priester op 19 December 1863, .coadjutor te Zondereigen op 8 Juli 1864, pastoor te Hoogboom op 22 September 1871, gaf zijn ontslag in 1886 en overleed te Turnhout op 7 Februari 1887. Op hem volgde

Aloysius Josephus Peeters. Deze kwam ter wereld te Antwerpen op 12 Juli 1848, werd priester op 21 December 1872, onderpastoor te Eppeghem op 18 April 1873, 't zelfde in S. Joris te Antwerpen op 1 Juni 1878, pastoor te Hoogboom op 23 September 1886 en overleed, op zijne terugreis uit het H. Land, op zee voor Alexandrië in Egypte, op 28 Mei 1905.

De derde pastoor was Ferdinandus Joannes De Smedt. Deze insgelijks kwam ter wereld te Antwerpen op 16 Mei 1857, werd priester op 19 Mei 1883, onderpastoor te Eiseringen op 28 Sepember van 't zelfde jaar, 't zelfde te Kiel (Antwerpen) op 11 April 1891, pastoor te Hoogboom op 18 Juli 1905 en overleed aldaar op 9 September 1908. Eindelijk de huidige pastoor is de

E. H. Franciscus Joannes Roelans. Hij werd geboren te Brasschaat op 18 April 1858, priester op 24 April 1887,

professor te Boom op 13 Januari van 't zelfde jaar, onderpastoor in Sint Willibrords te Antwerpen op 18 Februari 1890 en pastoor te Hoogboom op 20 October 1908.

DONK

De achtste parochie, op den steeds vruchtbaarder wordenden bodem van het aloude Eekeren ontloken, is die van Donk, toegewijd aan het H. Hart van Jesus. De eerste poging, aangewend om die schoone en zoo prachtig gelegen wijk tot parochie te verheffen, dagteekent van den 1 Februari 1885. Dien dag stelden de kasteelheeren en de andere ingezetenen der streek een smeekschrift op in dien zin en stuurden het beurtelings naar al de bevoegde overheden. De eerste antwoordde daarop de gemeenteraad van Eekeren op 10 April van gezeid jaar en bracht een gunstig advies uit. 't Zelfde deden de gemeenteraad van Brasschaat op 8 Mei daaropvolgend, de kerkeraad van den H. Lambertus te Eekeren op 6 September, de aartsbisschop van Mechelen op 13 en de bestendige deputatie der provincie Antwerpen op 21 November van 't zelfde jaar. Eindelijk op 30 April 1886 verscheen een koninklijk besluit de parochie naar al de eischen der wet inrichtend en haar een juist afgebakend grondgebied schenkend. Dit laatste, alhoewel in zijn geheel aan de parochie van den H. Lambertus ontleend, maakt deel van twee gemeenten : het wester- en meest bevolkte deel hoort toe aan de gemeente Eekeren en het oostelijk deel, schier uit parken, kasteelen en villas bestaande, aan die van Brasschaat, in 1830 van Eekeren gescheiden.

Het eerste werk, na het verschijnen van dat koninklijk besluit, was het inrichten van een kerheraad. Zooals men weet, worden, volgens de wet, in eene parochie, de eerste maal, de leden van dien raad benoemd voor de groote helft door den bisschop en voor de kleine door den gouverneur der provincie. Dat gebeurde ook hier alzoo. Reeds op 11 Mei 1886 stelde de aartsbisschop van Mechelen als dusdanig aan graaf Alfred de Baillet, ridder Adelbrecht van Praet en Joannes Haseldonckx en, drij dagen nadien, koos de

« AnteriorContinuar »