Imágenes de páginas
PDF
EPUB

stendom Gelre en graafschap Zutphen aangeschreven in de volgende jaren om toch rekening en verantwoording van zijn rentmeesterschap te doen. Hij betaalde zelfs niet eens de afgegeven ordonnantiën uit. Telkens werd de hulp van den magistraat ingeroepen om toch zijn invloed op Apeltoorn te gebruiken.

Wij betwijfelen zeer, of hiervan slordigheid alleen de schuld was, wanbetaling zal de hoofdreden geweest zijn. Onder zijn eerste opvolgers 1) stuiten wij op dezelfde klachten.

1) In de kwartiersrecessen van Veluwe vonden wij de volgende rentmeesters van Hulsbergen vermeld:

28 Juli 1602 wordt Dirk van Apeltoorn als gewezen rentmeester genoemd. Hij was dit reeds in 1581.

27 November 1600 werd Reeffsen rentmeester.

4 April 1604 Johan Sluysken in plaats van zalige Ernst Rees. Den 25 December 1606 was deze nog rentmeester.

22 April 1609 werd Paul Sluysken, broeder van J. Sluysken, voor een jaar gecontinueerd.

18 Juni 1631 werd Steven Coot als rentmeester van Hulsbergen ontslagen en vervangen door Gijsbert van Aertsen.

15 April 1647 werd na den dood van G. van Aertsen Raederick Voeth, burgemeester van Harderwijk, aangesteld.

19 Februari 1672 na den dood van R. Voeth Hendrik van Ingen, burgemeester van Elburg.

31 Maart 1688 wordt de man van de wed. Rutger Wijnen genoemd als gewezen rentmeester.

28 Maart 1696 doet Benjamin Potgieter vrijwillig afstand van het rentmeesterschap en wordt in zijne plaats benoemd Nicolaas Potgieter.

14 October 1707 was Nicolaas Potgieter, burgemeester van Elburg, nog rent

meester.

20 April 1730 wordt het verzoek van N. Potgieter, om zijn zwager Nicolaas Otten het rentmeesterschap te laten waarnemen, toegestaan.

3 October 1733 wordt aan N. Potgieter hetzelfde verzoek voor zijn neef Gerhard Dirk Suyrmand ingewilligd.

28 April 1746 werd na den dood van N. Potgieter Willem Wiggers, burgemeester van Wageningen, rentmeester.

5 October 1746 werd het verzoek van W. Wiggers (hier wordt hij Wicherts genoemd) toegestaan om Dirk Wicherts tot substituut te mogen hebben.

14 December 1778 wordt Anthonij Nuijen rentmeester in de plaats van W. Wicherts.

4 Mei 1779 werd Peel Beek tot substituut van A. Nuijen benoemd.
7 Mei 1787 kwam Antonij Blaauw in plaats van Peel Beek.

De bezittingen van het gesticht, die niet zoo uitgebreid waren als die van Klaarwater, werden langzamerhand verkocht. In de landdagsrecessen vonden wij hieromtrent het volgende. Den 28 April 1735 besloot het kwartier vijf perceelen onder Hulsbergen te verkoopen, terwijl den 19 October 1736 gesproken wordt van het verkochte „erfken Watercamp", gelegen in het ambt Heerde, en toebehoord hebbende aan het convent van Hulsbergen. Den 19 October 1736 werd andermaal

De fraters komen van hunne zijde voortdurend op het hun geroofde goed terug en een levendige briefwisseling tusschen het Hof, gedeputeerden van het kwartier en den rentmeester wordt hierover gevoerd.

Als gewezen conventuaal van Hulsbergen wordt in latere jaren Andreas van Oosterbeek genoemd, aan wien den 4 April 1604 door het kwartier jaarlijks dertig gulden werden toegelegd. Volgens het kwartiersreces van 19 December 1609 was hij destijds predikant te Montfoort en werd zijne alimentatie van 30 gulden op 60 gulden gebracht, terwijl zij den 17 Mei 1616 nogmaals vermeerderd werd met 50 gulden jaarlijks.

Een ander gewezen conventuaal was Johan Berntsen Strythollt, aan wien een alimentatie werd uitgekeerd. Den 1 Mei 1592 schreven de raden van het vorstendom Gelre en graafschap Zutphen hierover aan den magistraat van Hattem, omdat de rentmeester Dirk van Apeltoorn de op hem afgegeven ordonnantie weigerde te voldoen I).

Voor zoover Hattem deelgenomen heeft aan de verwoesting van het fraterhuis Hulsbergen, heeft het een daad van ondankbaarheid begaan. Wij vernemen toch, dat vóór de poorten van dit fraterhuis dagelijks aan de armen een uitdeeling van een schepel gebakken roggebrood plaats had. Na de vernietiging van dit huis hield deze uitdeeling op en het kwartier was, niettegenstaande alle pogingen door Hattem aangewend, niet te bewegen deze aalmoezen verder uit te reiken. De afgevaardigden van Hattem bepleitten deze uitkeering o. a. in de kwartiersvergadering van 27 November 1600 en in die van 20 December 1600 zelfs op grond van kondschappen. Men gaf zich nog niet gewonnen. Den 3 Juni 1613 verzocht de burgemeester van Hattem Hendrik van Huessen 2) namens zijne stad mondeling en schriftelijk in de kwartiersvergadering de jaarlijksche uitkeering van 88 molder rogge voor de armen en beriep zich hierbij op de rekening over 1581 van den gewezen rentmeester der Hulsbergsche goederen, Dirk van Apeltoorn, doch alles was tevergeefs.

Met gunstiger gevolg wendden de provisoren en armverzorgers

tot den verkoop van twee perceelen besloten en den 9 Mei 1737 tot dien van 1/16 deel in de Werver en Marler Rijsweerd, het laatste aan Conradina Willemina van Dedem, douairière van Haersolte.

1) Brief aanwezig op het archief te Hattem.

2) Hij was lid van den magistraat van 1582 tot 1631.

van Hattem en Heerde zich tot het kwartier. Hun verzoekschrift werd den 5 Juni 1619 behandeld en had tot strekking evenals vroeger, aan de armen elke week een molder rogge uit te keeren. Den 16 Mei 1620 besloot het kwartier, dat aan elk van die plaatsen uit gratie aan de armen jaarlijks tien molder rogge zouden gegeven worden 1).

Nagenoeg ten zuiden van Hattem bij het tegenwoordige Griftkanaal liggen thans twee boerderijen, waaraan men nog oude overblijfselen van muren van het voormalige fraterhuis. vindt. De boerderij het dichtst bij het kanaal gelegen vertoont op haren deel nog sporen, die ons doen veronderstellen, dat daar eens de kerk stond. Vóór den ingang dier boerderij ligt een groote steen, een zerk, waarop nog duidelijk een gezicht te onderscheiden is 2), terwijl in den gang een dergelijke steen gevonden wordt 3) met het slechts ten deele leesbare omschrift in Gothische letters:

[ocr errors]

jaer os here MV en XII den dach 1 September starf Joffer Gertruet van

De herinnering aan Hulsbergen leeft voort, want men spreekt nog van het klooster ter aanduiding van de plek, waar eens de gebouwen stonden.

1) Deze mededeelingen zijn aan de verschillende kwartiersrecessen ontleend. 2) Volgens Haasloop Werner (zie Geldersche Volks-Almanak, 1844, blz. 12.) stond op dezen steen een menschelijk geraamte uitgehouwen, hebbende in iedere hand een zwaard, kruiselings over de borst. Van het toen reeds afgesleten randschrift kon nog, volgens den schrijver, de naam Gijsbrecht van Dordrecht, „dubbeld pelgrim naar Hierusalem", gelezen worden.

3) Eens wenschte en vond menige vrome, al behoorde hij tijdens zijn leven niet tot dit fraterhuis, binnen zijne muren een laatste rustplaats, zooals uit een testament van Gerbrich Rentz, van 25 Mei 1490, blijkt. Wij deelen dit testament mede, zooals het voorkomt in het Richtboek der stad Hattem, loopende van 1474-1513 en aanwezig op het Rijksarchief te Arnhem. Het er in vermelde klooster op den Sonnenberg is het Karthuiser-klooster, dat eens bij Kampen stond. (Zie Bijdragen tot de Geschiedenis van Overijssel, VI., blz. 286.)

Zie voor dit testament bijlage XXVIII.

DE KERK ALS GEBOUW.

SYMBOLISCHE BETEEKENIS VAN DE KERK EN VAN HARE DEELEN.

Alvorens tot de architectonische en historische beschrijving der kerk van Hattem over te gaan, zal het wellicht aan enkelen welkom zijn een korte verklaring van de symbolische beteekenis van sommige deelen van een kerk te ontvangen. Deze gelden dus in het algemeen en zullen door ons vooral besproken worden, voor zoover zij op de Hattemsche kerk betrekking hebben. Hieruit volgt van zelf, dat van uitputting van het onderwerp geen sprake kan zijn. Zelfs bij de verklaringen, die wij geven, stippen wij slechts aan. Zij, die dieper in dit onderwerp wenschen door te dringen, worden naar de door ons aangehaalde werken

verwezen.

Reeds bij het woord kerk moeten wij een oogenblik stilstaan. Het schijnt, dat keizer Constantinus 1) de huizen, gewijd aan den dienst des Heeren, ,,Dominika", Grieksch „Kyriaka" genoemd heeft, waarvan de woorden ,,dom" en ,,kerk" afkomstig zijn 2). Deze kerk is voor onze roomsch-katholieke medechristenen driemaal heilig: door hare bestemming, door hare wijding en door de tegenwoordigheid van Jezus Christus in Zijn Sacrament 3). Zij is bestemd om God te vereeren en den ge

1) Constantinus de Groote, geboren 274, keizer 306, sterft 337.

2) J. Kreuser, Der christliche Kirchenbau, 2te Aufl., I, blz. 17. De bewering, dat de benaming „dom" afkomstig is van een verkeerde lezing van het opschrift: D(eo) O(ptimo) M(aximo) op den gevel van sommige kerken, is minder juist. Zie omtrent de verschillende benamingen, waaronder de kerken voorkomen en in verband hiermede hunne beteekenis Dr. Heinrich Otte, Archäologischer Katechismus, 3te Aufl., blz. 2.

3) H. J. M. Everts, Onze kerken, blz. 1, art. I en 2.

loovige te heiligen door het gebed, vooral door het misoffer, door de prediking van Gods woord en door de heilige Sacra

menten.

De wijding aan God door den bisschop sluit niet alleen een toeheiliging aan God, maar tevens eene inbezitneming door God in. Bovendien wordt haar bij de wijding een titel gegeven, d. w. z. zij wordt in het bijzonder toegewijd aan de vereering van een heilige, een goddelijk persoon of een mysterie. Aan dien titel ontleent de kerk haren naam. Geschiedt die toewijding aan een engel of een heilige, dan wordt hij doorgaans patroon der kerk genoemd. Bij kerken, waarvan wij geen stichtingsoorkonden bezitten, heeft de titel historische waarde, omdat de vereering van zekere heiligen tot bepaalde tijdperken behoort. Zoo wijdde Bonifacius 1) meestal de kerken, die op hoogten en op plaatsen van heidensche offersteden verrezen, aan den aartsengel Michaël 2), aan den apostel Petrus of aan den bisschop van Tours, St. Maarten 3). Voor ons doel is van belang op te merken, dat de vereering van de H. Katharina van Alexandrië 4) eerst door de kruistochten naar het westen overgebracht werd en daar in de XIIIde eeuw is begonnen 5).

De hooge ligging der kerk, al springt zij soms niet zoo onmiddellijk in het oog, is geen toevallige. De christenheid dacht hierbij aan die rots, waarop de Heer verklaarde zijn gemeente te zullen bouwen 6); aan die stad boven op een berg 7); aan die bergen, vanwaar hulpe komen zou 8). Eindelijk

1) Hij werd omstreeks 681 geboren en volgens de overlevering den 5 Juni 755 te Dokkum vermoord.

2) De aartsengel Michaël verscheen reeds aan den profeet Daniël (X, 13, 21). Hij zou den kinderen Israëls een hulpe zijn, als een tijd van benauwdheid zou komen, als er nog niet geweest is (Dan. XII, 1). Hij twistte met den duivel en handelde over het lichaam van Mozes, maar durfde geen oordeel van lastering tegen hem voortbrengen, maar zeide: „de Heer bestraft u” (Judas, 9). Hij krijgde met zijne engelen tegen den draak en zijne engelen (Openb. XII, 7). Sinds geldt hij als aanvoerder van de goede engelen tegen den satan en de machten der hel. Boven andere hemelgeesten werd hij vooral vereerd sinds zijne verschijning, volgens de legende, op den berg Gargano in Apulië, den berg Tumba en den Engelenburg te Rome (590). (Moll, Kerkgeschiedenis, II, III, blz. 245 v.; Kreuser II, blz. 118 v.; Kirchenlexikon in voce.)

3) Zie over St. Maarten Huyssen, Martinus von Tours, in den bundel Zur christlichen Altherthumskunde, 1870, blz. 165 v.

4) Zie over haar blz. 229 v.

5) Otte, Arch. Katechismus, blz. 5.

6) Matth. XVI, 18. 7) Matth. V, 14. 8) Psalm CXXI, 1.

« AnteriorContinuar »