Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Hieronder zullen wij in het kort een beschrijving geven van de thans nog in den toren aanwezige klokken.

De oudste klok in den toren is die van 1455. Haar bovenrandschrift in fraaie Gothische letters luidt:

„Katerina // bin †ic † ghehe // të † de † stat † vā // Hattē † en † ker // spel † lat mi ghet ̄ // anno † dñì // M † CCCC † LV //”

Tusschen de verschillende woorden in staan, op de plaatsen door streepjes aangegeven, achtereenvolgens de medaillons van de volgende heiligen met de opschriften: S. Johannes, S. Jacobus, Simonius, Jacobus, S. Antonius, S. Andreas en Paulus. Boven dit alles staat met kleinere letters:

t

,,Maria Maddalena † Maria † Jacobi † et † Maria + Salme † S. Lucia Appellonia † Elisabet † O† rex glorie † veni † cum † pace S. Gertrudis † S. Magareta."

In het lichaam dezer klok vindt men in relief aan de eene zijde de H. Katharina ten voeten uit en aan de andere zijde evenzoo de H. Maria en den H. Andreas, als meter en peter der klok. Onder elk van deze beelden is het wapen der stad Hattem aangebracht, terwijl de beelden van den peter en de meter verbonden zijn door een slinger, waaraan een klok hangt.

Het onderste randschrift der klok luidt, voor zoover het te lezen is:

,,Wake up mensche. dat † vil † ic † di † raden † ganck † du +to+ kerken + drade † unde + hor† de misse + mit + vlite + so † vil

t

zelfs kinderloos, zijne drie neven, Pierre, Jean en Joseph Petit, herkomstig uit Mothigny le Roi bij Langres over om met hem naar de Nederlanden te vertrekken. Toen Pierre Petit na eenigen tijd naar Frankrijk terugkeerde, waar hij honderd en acht jaren oud zijnde stierf, en Jean kinderloos op negen en tachtig jarigen ouderdom overleed, bleef Joseph, die in 1695 geboren was, alleen eerst als deelgenoot en later als opvolger van zijn oom Alexius Jullien over. Te Nederweert trad Joseph Petit in het huwelijk en vestigde zich te Someren, waar hem o. a. een zoon geboren werd in 1722, dien hij uit dankbaarheid jegens Alexius diens naam gaf. Deze Alexius Petit, vestigde in 1782, na eerst te Someren gewoond te hebben, de klokkengieterij te Aarle-Rixtel. Zijne beide zonen Henricus en Everardus volgden hun vader op. Aan hunnen neef Henricus Fritsen, zoon van Isaak Fritsen en Johanna Gertrui Petit, leerden zij de kunst van klokkengieten. Toen de ervaren Henricus Petit in 1815 overleed, volgde hem Henricus Fritsen op, die in 1815 de firma ,,Petit en Fritsen" vestigde en in 1875 stierf. Toen trad zijn zoon Alexius Fritsen aan het hoofd der firma, met wien wij ons onderhoud hadden.

Zie over deze klokkengieterij het opstel „Een bezoek aan de klokkengieterij van de firma Petit en Fritsen te Aarle-Rixtel," in de Katholieke Illustratie, 1882, blz. 358 v., 363 v., 374 v., 382 v. en 390 v.

† dit gott vorlenen + sin † evighe † rike † dñs † rodolfus pastor + johan van oldennele † matis ten sterte + vessel † de † muser † ghert +klinghe + mi ghegoten † heat got gheve siner sel rã † veni † sancte † spiritus + defunctos † plango † vivos + voco + fulgura + frango... De daarop in grootte volgende klok is de kleine luiklok met het opschrift:

[ocr errors]

Wilhelm van Haersolte Heere toe Yrst Hoogscholtis ende Burgemeyster. Gerhard Jan van Galen. Dr. Samuel Quintin Brouwer. Dr. Jacob Muys. Engelbert Cruiner. Pauel Rengers. Johan Greve. Johan van Heerde. Hardenberch Burgemeysteren. Frans Avercamp Secretaris. Aelt Holleman Kerckmeysteren."

[ocr errors]

,Gerhard Schimmel heeft mij gegoten in Deventer."
Hieronder staat het stadswapen met het onderschrift:
,,De stadt Hattem anno 1686."

"

De overige klokken hebben achtereenvolgens deze opschriften: 1. Jan Albert de Grave me fecit Amstelodami Anno 1724.' 2. „M. F. S. Hattem 1636."

Verder is zij van een gietersmerk in den vorm van een waaier voorzien.

3. Onder het wapen der stad Zwolle staat: „M. F. S. 1636." en verder het merk onder 2 genoemd.

4.

5.

Petit & Fritsen me fuderunt."

Jan Albert de Grave me fecit Amsteldam 1723."

6. Fecit Jan Albert de Grave Amstelodami Anno 1722."

7.

Jan Albert de Grave me fecit 1727."

8. Fecit Jan Albert de Grave Amstelodami Anno 1722."

[blocks in formation]

10. Jan Albert de Grave fecit Amstelodami Anno Domini 1722."

II. „M. F. S. 1631."

12. Fecit Amsteldam 1723."

13.,,Jan Albert de Grave me fecit Amstelodami 1723."

14.,,de Kerck tot Hattem 1635 M. F. S."

Verder een wapen, waarin een pelikaan zijn jongen met zijn

bloed voedende, zijnde het zegel der kerkelijke gemeente.

[blocks in formation]

18. Jacob Cruiner Borgemeister en Gosen Cruiner Secretaris hebben vereert de kerk tot Hattem 1633."

19. Soli Deo gloria M. F. S. me fecit 1636."

Verder het merk onder 2 vermeld.

20. De Kercke tot Hattem 1635. Corda metalli recreo pulsu pelloque tristes pectore curas."

Deze klok maakt deel uit van het speelwerk en is tevens slagklok van het halfuur.

21. „De Kercke tot Hattem 1635. Dico sonoro verbere psalmos vos quoque grati labra movete."

Verder heeft deze klok het merk onder 2 genoemd.

22. Opschrift als onder 10.

Onafscheidelijk van de katholieke kerk is de sacristie, te Hattem gervekamer genoemd 1). Zij vormde een afzonderlijk gebouwtje tegen den noordelijken zijbeuk aan. Door een deur, die beneden de tegenwoordige plaats van het orgel uitkwam, had zij gemeenschap met de kerk. Met de gelden door koning Lodewijk in 1809 toegestaan tot herstelling der kerk werd deze kamer vergroot en in tweeën gedeeld. De eene helft deed dienst als consistoriekamer, de andere voor de stoven, enz. Beide hadden toen een toegang naar de kerk en werden in 1864 afgebroken, toen de nieuwe consistoriekamer in den noordwestelijken hoek der kerk gereed was.

Omtrent het ontstaan van de tegenwoordige consistoriekamer en thans ook aanwezige catechiseerkamer, die in het westen der zijbeuken werden afgeschoten, vonden wij het volgende.

Tot 1831 werden de catechisatiën gehouden in het koor der kerk. Den 3 October 1831 richtte zich de kerkeraad tot de kerkvoogdij met het verzoek om een geschikter plaats, vooral met het oog op de winters, aan te wijzen.

Aan de commissie van fabricage, bestaande uit D. N. van Nes en R. H. Souman, droeg de kerkvoogdij den 24 October 1831 op een plan te ontwerpen. In de vergadering van 29 October legde zij haar rapport over. Dit rapport is der vermelding waard, aangezien wij er tevens uit zien, waarvoor toen de kerk, behalve voor de godsdienstoefeningen, gebruikt werd. De geschikte plaats voor een catechiseerkamer was volgens de commissie de ruimte tusschen de twee pilaren aan de zuidzijde der kerk bij den toren. De kosten van inrichting werden op ten minste 210 gulden

1) Wij vonden de sacristie in den katholieken tijd slechts vermeld in de bepalingen van de „Fraternitas Sancte Trinitatis et Omnium Sanctorum”, zie blz. 100. In verband met den toegang tot het hoofdkoor van de zuidelijke kapel uit veronderstellen wij, dat de oorspronkelijke gervekamer aan de zuidzijde van de kerk gelegen heeft.

geraamd. Om hierin te voorzien werd een vrijwillige inschrijving voorgesteld. Het tijdstip hiervoor achtte men juist thans bij uitstek gunstig, aangezien de predikant van den Broek voor een beroep naar Heerde bedankt had en de gemeente dus in de gelegenheid was hiervoor hare dankbaarheid te toonen.

Wordt dit voorstel, aldus vervolgt het rapport, uitgevoerd, dan zal het brandspuithuisje 1), dat zich aan die zijde bevindt, verwijderd moeten worden en tevens aan de ladders, haken, enz. een andere plaats gegeven moeten worden. Deze zaken besprekende werpt de fabricage de vraag op, of de kerk wel de rechte plaats is voor dergelijke voorwerpen. Of het niet beter ware, zoo aan de noordzijde een buitendeur gemaakt werd om de brandspuiten in en uit te brengen: thans was het toch onvrij, dat het gebouw altijd openstond voor een aantal „individus”, die een sleutel hebbende de kerk naar welgevallen in en uit kunnen gaan. Tevens komt het aan de fabricage voor, dat het zeer ongeschikt en ongepast is, dat het gebouw als exercitieplaats dienst doet. De kolven der geweren slaan de steenen stuk en na elke oefening moet de kerk schoongemaakt worden.

De kerkvoogdij vereenigde zich met dit rapport, waarop twee leden benoemd werden om vrijwillige giften te verzamelen in het voormalig schoutambt Hattem, kerkelijk onder Hattem behoorende, en twee leden voor hetzelfde doel in de stad.

Verder besloot men zich tot het bestuur der stad te wenden, met het verzoek de brandspuithuisjes, ladders, enz. uit de kerk te verwijderen, terwijl de voorzitter A. C. Schot op zich nam voortaan zorg te dragen, dat het kerkgebouw niet meer tot oefenplaats der rustende schutterij misbruikt zou worden.

De vrijwillige inschrijving slaagde naar wensch. Den 17 November 1831 rapporteerde de commissie, dat de kamer de volgende week reeds gereed zou zijn 2) en besloot de kerkvoogdij, zoo er nog geld mocht overschieten, dit te gebruiken tot verbetering van het licht op den preekstoel, verbreeding van het klank

1) Eertijds bevonden zich aan de zuidwestzijde en in de kerk twee brandspuithuisjes, een vlak in den hoek tegen den toren aan en het andere ook tegen den toren tusschen eerstgenoemd huisje en den doorgang onder den toren.

2) In deze kamer werd niet gestookt. Het verzoek van den predikant Schouw Santvoort in 1850 gedaan, om in de catechiseerkamer een kachel te mogen hebben, wees de kerkvoogdij den 2 Februari van de hand. Eerst later ging men hiertoe over.

bord en het aanbrengen van een buitendeur voor de brandspuit. De geheele opbrengst der collecte bedroeg 295,30 gulden, terwijl de uitgaven 294,815 gulden beliepen.

Met den magistraat kwam ook thans eene regeling omtrent de brandspuiten tot stand, die aan de kerkvoogdij den 25 November 1831 werd medegedeeld. In zijne zitting van 4 November 1831 had namelijk de raad besloten het brandspuithuisje aan de zuidwestzijde in de kerk af te breken, en de daarin aanwezige spuit te verplaatsen naar de voormalige Latijnsche school, in 1831 de politiekamer in het raadhuis. Het tweede brandspuithuisje zou echter in de kerk blijven. Dit stond toen. aan de noordwestelijke zijde in de kerk ter hoogte van den eersten pilaar. In den hoek bij de tegenwoordige naaischool de oude Hoofdwacht werd een deur in de kerk gemaakt, waardoor men, om deze spuit in en uit te brengen, niet verder in de kerk behoefde te komen. Eindelijk besloot de raad voor de ladders, enz. buiten de kerk een geschikte plaats tot opbergen aan te wijzen.

[ocr errors]

Door het maken der buitendeur voor het brandspuithuisje kwam de kerk vrij en werden de sleutels thans alleen verstrekt aan den koster, den schoolmeester en den opwinder van het uurwerk en werden alle andere sleutels, krachtens besluit der kerkvoogdij van 5 Januari 1832, opgehaald.

Toen het later scheen, dat één catechiseerkamer niet voldoende was, huurde men voor dit doel van de burgerlijke gemeente nog een kamer in het oude schoolgebouw.

De kerkeraads- en andere vergaderingen werden in de consistoriekamer naast de gervekamer gehouden. In 1863 besloot men tot het afschieten van een consistoriekamer in de kerk en wel aan de noordzijde. Toen deze gereed was, werden de gervekamer en de met haar verbonden consistoriekamer, zooals wij reeds mededeelden, afgebroken 1).

Volgens middeleeuwsch gebruik werden de overleden geloovigen of in de kerk, òf in de schaduw der kerk begraven en zoo vinden wij dan ook om de kerk van Hattem het kerkhof. Een muur aan de noord- en westzijde scheidde het hooger gelegen, met iepenboomen beplante, kerkhof van de straat en de markt. Op enkele punten was de muur van toegangen tot het kerkhof voorzien. De pomp, die thans nog bij de kerk

1) Zie over deze kamers ook in het hoofdstuk „De Administratie na de hervorming."

« AnteriorContinuar »