Imágenes de páginas
PDF
EPUB

DE KERK IN VERBAND MET HATTEM'S

GESCHIEDENIS.

Wij kunnen ons heden ten dage nauwelijks voorstellen, hoe innig samengeweven de geschiedenis van het volk en die van de kerk eens waren. Behalve dat daar vroeger meer dan later de plaats was, waar elk individueel zijn vreugde en leed uitte, was zij bovendien voor het volk in zijn geheel de plaats van levensuiting. Hoe menige vergadering toch werd niet binnen hare muren gehouden, waarin de wenschen van het volk zich kenbaar maakten, vooral waar het magistraatskeuzen gold! Geen verkooping of verpachting had plaats, of zij werd binnen hare muren voltrokken of ten minste afgekondigd. Zelfs bij verschil over maten bij dijkzaken werden de twistenden naar de kerk verwezen, waar de standaardmaat bewaard werd 1).

Als het grootste gebouw van het stadje was het bij uitstek geschikt om er vooral in oorlogstijd troepen en krijgsvoorraad te bergen 2). Helaas beschikken wij niet altijd over voldoende

1) In het Dijkboek van Hattem, loopende van 1498 tot 1512, aanwezig in het archief op het huis Molecaten, leest men onder anno 1498 omtrent de lengte van de roede bij den Gatendijk:

„Die mate van desse roede staedt gehouwen an onse kercke int suden tussen die twe endelste pylers na den toerne."

2) „Lubbert Assien die kerke helpen schoenmaken, als daer 4 compagnien soldaten in gelegen hadden 5 st."

(Kerkrekening 1622/23.)

,,Henderick de dootgraver voor dat hij de gaten in de kerck van de floere, als de soldaten daerin hadden gelegen, weer toemackten I gulden."

„Den 4 November ontfangen uyt handen van den heer sycketarijs Avercamp alsoodane twintich gulden, gelick de offyseren van Campen tot reparasij vant raseeren van haer soldaten in onse kerck hebben overhandicht 20 gulden."

(Kerkrekening 1682/83.)

gegevens om de rol der kerk in die tijden in het volle licht te stellen. Toch kunnen wij ons b. v. een verdediging in 1427, waarbij het kerkgebouw niet op de eene of andere wijze betrokken zou zijn geweest, bijna niet voorstellen 1). Wat meer zegt, wij brengen het afbranden van een gedeelte der kerk in verband met dien aanval op Hattem 2).

In de stadsrekening van 1529 komen posten voor 3) omtrent den wijbisschop. Zijne aanwezigheid te Hattem beschouwen wij als een uitvloeisel der verdediging dier stad in 1528 4). Wellicht was toen de kerk op de eene of andere wijze ontwijd.

De feiten in verband met de invoering der hervorming te Hattem, waardoor de kerk geheel van karakter veranderde, bespraken wij in het hoofdstuk ,,Het tijdvak van overgang".

Dat het gebouw bij den aanval op het kasteel in 1580 5) na het verraad van den drost geen rol gespeeld zou hebben, is ondenkbaar reeds wegens de onmiddellijke nabijheid van burg en kerk.

Reeds te voren had de Landschap, van 20 April tot 6 Mei 1580 vergaderd, besloten alle overtollige klokken tot geschut te vergieten 6). Wij weten niet, of Hattem toen of later voor dit doel klokken moest afstaan. Alleen zouden wij mogen afleiden uit eene mededeeling omtrent klokken van Heerde, dat Hattem een verzamelplaats voor dit materiaal was met de kerk tot bergplaats 7).

,,Hendryck de dootgraver compt, voor dat hij de floeren voor de soldaten in de kerck weer toemaekten, I gulden."

(Kerkrekening 1683/84.)

1) Zie hieromtrent Nijhoff's Bijdragen, VIII, blz. 115 v.

2) Zie blz. 34, 40 en 196.

3) „Noch Jan van Galen verlacht 26 st. ☎, doe de wyelbiscop hier was."
,,Noch de stat afgesproken voir den wyelbyscop ende sijn teringen 3 gold guld.”
„Item per me Galen den wylbiscop voir sijn arbeyt in de hant gegeven 26 st.”
4) Zie blz. 46, 97 no. I. 5) Zie blz. 175.

6) In de landagsrecessen leest men hieromtrent o. a. :

,,Sal men alle averensige klocken in den steden oock uuyt den dorperen moegen gebruycken om die steden mit atterye te versien, uuytgesondert een ofte twe in den kercken te laten, nae gelegentheyt derselver kercken, doch dat die dorperen tot gelegener tijt verguedungh nae vuergaende estimatie daervuer geschien zal."

7) „Den 13 Januarii anno 1587. Coram schultz Herman van Keppell, schepenen Lubbertt Bruynink und Johan van Lennep.

Sijnnen erschenen die Edle und Erentvesthe Diderigh vann Appeltornn und Rotger van Essen, dijckgreve, und hebbenn alsulche beslaghe, soe Melchior Brenen

Het betrekkelijk sterke garnizoen, dat in 1629 binnen Hattem lag, zal wel, althans ten deele, in de kerk ondergebracht zijn 1). Zooals bekend is, werd Hattem toen door den vijand niet ingenomen, omdat de val van Wesel hem tot den aftocht dwong 2).

Minder gelukkig was men in 1672. Den 13 Juni 1672 ging de stad bij verdrag aan den generaal Nagell over en verbond de magistraat zich binnen veertien dagen 2000 rijksdaalders te betalen. Daartegenover beloofde de generaal de stad en het kerspel voor alle plonderinghe, brandt ende overlast te vrijen ende schaedeloos te houden, met vordere conditie, dat alle die vlughtelingen ende gevlughten goederen vrij ende vranck sonder eenigh nadeel ofte schaede hier wederom binnen sullen moghen erschienen ende ingebracht werden" 3).

Niettegenstaande deze belofte vernemen wij uit een verzoek. schrift van den magistraat, den 21 Juni aan den bisschop van Munster gericht, o. a. dat blijkens overgelegde rekeningen aan de burgers en ingezetenen, in strijd met het verdrag, meer dan 16000 gulden waren afgenomen. Bovendien wordt nog vermeld, dat men 125 gulden aan den overste Toller had moeten geven, om de klokken vrij te koopen.

De kerk zelf was door den overwinnaar aan de katholieken teruggegeven, nadat eerst een gedeelte van de bezetting er in

voer hem selven, Johann van Lennepp van weghen der stadt an zekere pennonghen, dem kerspell van Heerde voer oere verkofte twee clocken thobehoerigh, gerichtlighen afgedaen, mitz datt dvors. gelaeftt hebben, woeferne der vors. greve voer hem und Johann van Lennep van weghen deser stadt in dien tijdt van ses wecken van dato deses oers achterstandtz nicht en betaldt worden, dat alsdann und in sulchen gefalle die Heerder clocke, soe alhir in deser kercken bewahrtt stehett, tott oeren achterwesen sollenn verkoepenn moeghen sonder bespier vann imandtz, und woefern ennighe bespieronghe gedaen mochte worden, als verhaepentligh neen, hebben de vors. Dederigh van Apeltornn und Rotgher van Essen sich alnhu stark gemaeket voer datt gantze kerspell sulchs alles und genssligh af te doen, daermede dvors. tott onvertoegligher betalongh sullen verholpen werden, te weten midt verkoepongh der vors. clocken realiter, sonder ennighe exceptienn te moeghen genieten, voirtfahren sonder argelisth.

Und sullen in gelijker saekenn und forma als vors. Lubbert Tymanssen sijne actie ter summa van vif und vertigh gulden preservirtt und anbehalden sijnn alss dvors. greve und Lennepp sonder argelist."

(Richtbock der stad Hattem, 1580-1588, aanwezig op het Rijksarchief te Arnhem.)

1) Zie J. P. de Bordes, De verdediging van Nederland in 1629, blz. 43, 201 v. 2) Ibid. blz. 206.

3) Dit stuk is op het archief te Hattem aanwezig.

gelegerd was geweest 1). In bovenvermeld verzoekschrift wijst de magistraat er op, dat hierdoor aan de gereformeerden de gelegenheid benomen was om hun godsdienst uit te oefenen. Hij stelde daarom voor de kerk gezamenlijk te gebruiken. Aan de katholieken, die het minst in aantal zijn, het gedeelte naar het koor latende, zou men, volgens zijn voorstel, voor de gereformeerden een gedeelte naar den toren toe kunnen afschieten, terwijl het orgel en de klokken gemeenschappelijk gebruikt kunnen worden 2). In hoeverre aan dit verzoek voldaan werd, is niet na te gaan; de verandering van bezetting bracht wellicht van zelf wijziging in dezen 3). De aanwezige kerkrekeningen over 1672 geven geen uitsluitsel. In die over 1673 wordt alleen vermeld, dat de pachten, over 1672 en 1673 ten volle verantwoord, bij resolutie van den magistraat voor een derde aan de schuldigen geschonken werden 4). De resolutiën van den magistraat over die oorlogsjaren zijn niet aanwezig in het archief 5).

Tijdens de onlusten te Hattem in 1785 en 1786, vooral bij het bezetten van de stad, leed de kerk eenige geldelijke schade, die echter later bleek minder te bedragen dan waarop zij aanvankelijk geschat was. Zoo schoot de diakonie er ongeveer 900 gulden bij in, die uit het zoogenaamde diakoniekistje gestolen waren. Bovendien werd sinds dien tijd de zilveren gemeentezegelstempel 6) vermist.

1) 1672. „Den 26 dito (Juni) 2 tonne fobis voor de franse soldaten, die in de kercke en int raedthuys geleght worden, en 2 kanne voor een gequetste, is samen 12 gulden 5 st."

(Uit een afzonderlijke rekening.)

2) Dit verzoekschrift en de rekeningen zijn op het archief te Hattem aanwezig. 3) Zooals bekend is, moest de bisschop bij zijne samenkomst te Arnhem met Lodewijk XIV aan dien koning de steden Harderwijk, Elburg, Hattem en Kampen afstaan. Die steden kregen toen Fransche bezetting.

(Zie Leben und Thaten Christoph Bernhardt von Galen, genommen aus dem Lateinischen des Herrn Johan von Alpen, Münster, 1790, blz. 241.)

4) ,,De pachten van de jaeren 72 en 73 van de kerckelanden ende hoven in mijne voorgaende reeckeningen ten vollen ingebracht sijnde, 't derde part volgens ordre van d' heren van de magistraet gesubtraheert, komt in verminderinge alhier 47 gulden 13 st. 4 p."

(Kerkrekening 1673/74-)

5) De heer „Staatsarchivar" te Munster, Dr. F. Philippi, was zoo beleefd ons mede te deelen, dat op het archief te Munster omtrent Hattem alleen aanwezig is een uitgevaardigd „revers," gedagteckend 27 Juni 1672. Hierin werd aan de stad verzekerd, dat, na aftocht van het tegenwoordige garnizoen, de stad niet meer besetzt oder beschwert" zou worden, dan bij de overgave bepaald was.

6) Vermoedelijk was toen Hattem in het bezit van een gemeentezegel als

[ocr errors]

In het begin van 1795 ontmoeten wij de terugtrekkende Engelschen binnen Hattem, waar zij in de kerk gelegerd waren. De strenge winter was oorzaak, dat de kerk als het ware in een bivouak herschapen werd. Overal werden vuren tot bereiding van eten en tot verwarming ontstoken en drooger hout, dan de stoelen en de banken opleverden, kon men stellig in den omtrek niet beter en goedkooper vinden. Van de kerk wordt dan ook gezegd, dat zij „gantz onbruikbaar tot de oefening der godsdienst" geworden was. Eerst den 1 Maart was zij weer in eenigszins bruikbaren toestand en kon de dienst er in hervat worden 1).

Hoe men in latere jaren een gedeelte van de kerk misbruikte voor bergplaats van bluschmiddelen, oefenplaats van schutterij, enz., is ons vroeger gebleken 2).

uitvloeisel van het besluit der classis, den 11, 12, 13 en 14 Mei 1652 te Harderwijk vergaderd. Hier toch werd bepaald, dat elke kerk haar eigen zegel zou hebben, dat aan de classis getoond zou worden, opdat door hunne gelijkheid geen verwarringen zouden ontstaan.

Het tegenwoordige zegel is uit het begin der XIXde eeuw en kan niet op fraaiheid van uitvoering bogen. Het stelt voor een pelikaan, die zijn jongen met zijn bloed voedt, met het randschrift,,De kerk te Hattem." Het oorspronkelijke zegel zal wel in schoonere en edeler vormen dien pelikaan vertolkt hebben, die met zijn bloed de jongen uit den dood opwekt. Voor de oude kerk was de pelikaan een geliefkoosd symbool voor den Heiland, die door Zijne overwinning op den dood aan de geloovigen het leven geeft en volgens onze katholieke medechristenen bij het altaarsacrament ook levensspijze wordt. (Kreuser, II, blz. 293.)

1) De banken werden hersteld, maar de vraag rees, of men de stoelen wel weer zou aanschaffen dan wel ze door banken vervangen. De magistaat was voor het behoud der stoelen, doch vond het billijk het gevoelen der gemeente hierover te hooren. Deze gaf aan stoelen de voorkeur, waarop de aanschaffing van 248 stoelen volgde.

In de kerkrekening van 1796/97 komt hieromtrent voor:

In de ontvangsten :

„Voor 248 nieuwe stoelen met de voetplanken ontfangen, ad ieder 313/4 stuyver, dus 393 guld. 14 st."

In de uitgaven:

[ocr errors]

Voor de stoelen in de kerk te rangeeren betaalt 12 st. 8 pen."

2) Zie blz. 242 v., 369 n. 2.

« AnteriorContinuar »