Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[subsumed][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][ocr errors][merged small][merged small][subsumed][merged small][graphic]

burtige Johan Benting tho Hulssbergen" 1) verklaren er in, dat zij de renten en goederen van het H. Kruisaltaar vermeerderd hebben en daarvan twee portiën gemaakt hebben, zoodat voortaan twee beneficiën aan twee priesters,,gepravent sollen wesen." Na een opsomming van al de renten, waaronder in de eerste plaats het halve stads Veen, verzoeken de stichters als collatoren aan Rudolf van Diepholt, bisschop van Utrecht, te,,doeden ende eintmacken die voirfundatien ende resumiren, vernyen ende confirmiren ein ander fundacien ende stichtinge".

In die nieuwe fundatie zouden burgemeesters, schepenen en raad collatoirs ende presentirers" van het eene beneficium zijn en Johan Bentinck en zijne erven van het andere. Het eerste beneficium, dat open zou komen, zou Bentinck of zijne erven binnen vier maanden vergeven, het tweede burgemeesters, schepenen en raad binnen vier maanden na openvalling en zoo vervolgens. De beneficia zouden steeds gegeven worden aan „einen gueden recklicken priester, off einen gueden erbaren klerck, die binnen jahrs priester wesen sal, diewelcke congruus iss ende na den noten redtlicken singen kan". De klerk zou van de beneficiën niet genieten, voordat hij het beneficium zelf verdiend heeft, maar in zijn plaats gedurende den tijd, dat hij nog klerk is, een priester zetten. Mocht hij binnen het jaar geen priester worden, dan zal het beneficium,,ledich wesen" en ter vergeving komen aan den rechthebbenden collator. Van wege de vicarie zou elken dag een mis gelezen worden onder de hoogmis, bovendien des Zondags een vroegmis, tenzij dat in die week een ,,hochtitlick feestdach were off Aposteldage off derglick". Alsdan zal de vicarius, die „die vromisse gebuerde", de vroegmis zingen op het Hoogaltaar, tenzij dat de priester van den H. Geest op het Hoogaltaar de mis zingt, in welk geval de vicarius die vroegmis op het H. Kruisaltaar zal lezen. Deze missen zullen de vicarissen om den anderen dag doen. Verder zullen de twee vicarissen des

1) Johan Bentinck was van 1446 tot 1460 lid van den magistraat te Hattem. Hij was de zoon van Hendrik Bentinck, die in 1407 een schenking aan het fraterhuis Hulsbergen maakte. In de Stammtafel des mediatisierten Hauses Bentinck, 1894, leest men op Tafel I omtrent hem:

Johann Bentinck, der Unbescheidene, mit seinen Brüdern auf dem Landtage zu Nymegen 1432, Knappe 1436, erhält bei der Theilung seines Vaters 1422 Hulsberg, wurde circa 1460 mit Berinckhusen belehnt, begab sich nach dem Tode sciner Gemahlin in das kloster Hulsberg, +1463, heirathete Johanna von Hoeckelom."

Zondags ,,Vigilie" helpen zingen vóór Onzer Vrouwen altaar, evenals de vicarissen van dit altaar. Ook zullen zij dagelijks, wanneer men de getijden zingt, in de kerk,,tho koir kommen in religione" en helpen „den dienst Gades singen ende doin." Bovendien zullen beide vicarissen verplicht zijn in de stad te wonen en minstens een van beiden, of beiden ,,in de woeninge der vicariën bei dem kerkhoff" 1). De beide vicarissen zullen de renten en goederen te zamen „unverscheiden” genieten. De inkomsten uit deze vicarie zouden voor elk der vicarissen niet meer dan zestig pond mogen bedragen; wordt dit bedrag overschreden, dan zou het overschot „,tot presentie der gemeiner priesterschap der kercken van St. Andries tot Hattem” zijn. Mocht een der vicarissen een mis verzuimen, dan moest hij voor elk verzuim vier Vleemsche grooten betalen, waarvan twee ten behoeve van wijn en brood voor het Hoogaltaar en van het H. Kruisaltaar en de twee andere voor licht van het H. Kruis. altaar. Ten slotte mocht geen der vicarissen op eenigerlei wijze zijn vicarie of portie ,,verzetten" of iemand in zijne plaats stellen.

Als eerste vicarissen stellen zij voor Lubbert Froickel, priester, en Engelbert then Sterte, klerk.

Den 26 Maart gaf de pastoor te Hattem, Rudolphus de Erp

en

1) Het lag bij de weeme was in 1479 reeds zoo oud, dat belangrijke herstellingen er aan noodig waren. Wellicht maakte het in 1408 reeds deel uit van de toen genoemde bijgebouwen der weeme. Uit 1479 bezitten wij onderstaande overeenkomst met een der vicarissen omtrent dit huis, voorkomende in het Richtboek der stad Hattem van 1478-1550, aanwezig op het Rijksarchief te Arnhem.

,,In dusdanige maeten hefft meister Willem van Herwerden verpachtet heren Dirck Wesselssoen des hilligen Cruces huse, gelegen an der wedeme, synen leven langk. In den yrsten soe sall meister Willem voirs. hebben ende opboeren alle jair vijffte halff heren ponden met des hilligen Cruces renthen, als mit namen: drie pont van Johan Bosse op Paesschen, ende anderhalff pont uut Crueners huisinge an der merckt op sunte Marten. Item soe sal her Derick voirs. an ende in den huise voirs. bynnen jairs vertymmeren sestijn golden rijnsche gulden, ende sall datselve bewoenen. Ende weert sake, dat hy dat huys verhuerde of selver nyet en bewoende, soo sall dat huys halff ende halff wesen. Item off her Derick meer dan 41 r. gulden an off in den huise vertymmerde, ende dan dat huys verhuerde, des sall hy genyeten an der pacht tot twier gueder mannen seggen, die sy dair ellick enen to setten. Item die ene priester van den hilligen Cruce, die levendich is, nae doide heren Dericks, die sal dit voirs. huys besitten in alre maeten, alst her Derick voirs. besit, ende soe voirt altijt dieghiene, die levendig blijft nae doide des besitters des huses voirs. van den tween vicariis, sall dat huys besitten in alre maeten, alst her Dirck voirs. gepacht hefft. Ende en wil hy des nyet doen, soe sall dat huys voirs. hem vrijd en gelijck wesen".

(wij vonden hem ook wel onder den naam van de Eep) aan dit hernieuwen der stichting zijne toestemming. Hij erkende burgemeesteren, schepenen en raad der stad Hattem en Johan Bentinck als collatoren, doch onder het uitdrukkelijk beding, dat zij op geenerlei wijze beproeven zouden iets te doen hetzij wat hem, hetzij wat zijne opvolgers betrof, in het voorstellen van iemand voor deze beneficiën, dat tot schade der kerk kon strekken.

Rudolf van Diepholt bekrachtigde als bisschop van Utrecht den 31 Maart 1451 deze stichting, echter zonder verkorting der rechten van de moederkerk. Hij verhief beide capellaniën of beneficiën tot den titel van beneficia, bepaalde, dat de reeds gegevene, of nog te schenken goederen kerkelijke goederen zouden zijn, die kerkelijke immuniteit genieten, en stelde de beide voorgedragen personen voor de eerste maal als vicarissen aan.

In het Richtboek, dat op last van burgemeesters en schepenen van Hattem in 1441 werd aangelegd 1), vinden wij, dat de magistraat in 1471 op Petri ad Vincula (1 Augustus) liet aanteekenen, dat Wessel Muser de eerste was, die voor zijn zoon Dirk de eerste openkomende vicarie verzocht had. De magistraat verklaarde aan zijn zoon te zullen denken, en vlak onder deze verklaring volgt reeds de aanstelling van Dirk Muser op 7 Maart 1474. Zij is merkwaardig omdat zij tevens zijne aanstelling tot organist bevat 2). Als verplichting toch werd hem o. a. opgelegd,,,dat hy voirt leren sal op dat orgell te spolen tot een redelick organist. Ind sal spolen tot allen tyden, wannier die kerckmeisters van hem begerende sijnnen, ende soe lange." Voor dezen dienst ontving hij op elk der vijf hoogtijden 3) een kwart wijn.

Van dezelfde vicarie bezitten wij ook eene presentatie van burgemeesters, schepenen en raad van Hendrik Evertzen 4) als „vicarius sancte Crucis" van 20 Juli 1534 5).

1) Aanwezig op het archief te Hattem.

2) Zie voor haar bijlage XXVII.

3) Zie voor de hoogtijden der Christenkerk Moll, Kerkgeschiedenis, I, biz. 390 v.; II, m, blz. 210 v. Daar het aantal hoogtijden der kerk meer dan vijf bedroeg, weten wij niet, welke dagen hier bedoeld waren.

4) Zie over hem ook de lijst der katholieke geestelijken.

5) Deze presentatie luidt:

,,Nos burgimagistri, scabini et consules oppidi Hattemensis, partium Gelrie in Veluwa situati, venerabili ac spectabili viro domino preposito sancti Petri archidiacono

« AnteriorContinuar »