Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Behalve dit stuk, hetgeen blijkt nog eens vernieuwd te zijn, is in vroegere jaren nimmer door het Japansche Gouvernement eenig document afgegeven, dat zelfs in de verte op een tractaat gelijkt. Evenals deze pas slechts van ééne zijde uitging, even zoo regelde steeds het Japansche Gouvernement door keizerlijke bevelschriften den toestand der Nederlanders in Japan en daarmede in zekere mate de verhouding tusschen beide rijken. Geene bilaterale overeenkomst tusschen Nederland en Japan is voor de laatstelijk geslotene tractaten bekend. De Nederlanders, gedachtig aan de woorden van den Gouverneur Generaal van Diemen: ,met groote discretie, zachtzinnig- en nederigheid, moeten wij de Japansche vriendschap t' onswaarts conserveren," lieten zich door Japan steeds de wet voorschrijven. Soms verzetten zij zich tegen al te grove maatregelen, waardoor de Japanezen steeds meer en meer zochten te beperken wat zij vroeger hadden toegestaan, maar zelden was het verzet van de Nederlandsche zijde ernstig gemeend en nooit droeg het duurzame vruchten.

[ocr errors]

De oorzaak van deze zonderlinge verhouding lag in den aard der Nederlanders, welke haar te voorschijn bragten. Zoo de eerste Nederlanders, welke in Japan voet aan wal zetten, diplomaten waren geweest, dan zoude ongetwijfeld door een tractaat onze verhouding tegenover Japan eene geheel andere zijn geworden, dan zij later was, omdat het uitsluiting-systeem te dien tijde in Japan nog niet bekend was. Waarschijnlijk zouden wij met dit rijk op denzelfden voet, als met alle overige, onafhankelijke, Aziatische rijken, met welke wij tractaten hebben gesloten, gekomen zijn: en indien latere diplomaten dit primitieve tractaat met Japan hadden weten te handhaven, dan zoude er waarschijnlijk nimmer sprake zijn geweest van eene opsluiting op Desima, noch van alle de overige bepalingen, waaraan zich de Nederlanders in Japan vroeger moesten onderwerpen. Maar de Nederlanders, welke onze betrekkingen met Japan openden, waren koop

lieden, die volstrekt geen belang hadden bij het regelen onzer verhouding in staatkundigen zin. Zij waren uiterst tevreden met de vrijheid tot handel drijven, welke de keizer hun verleende, en dachten aan niets anders, dan hoe zij van die vrijheid het meest winstgevende gebruik zouden maken.

Het gevolg van zulk begin, in verband met de steeds toenemende beperking-zucht van het Japansche Gouvernement en den koopmansgeest, welke de Oost-Indische Compagnie bezielde, was, dat nergens zoo sterk als in Japan handel het eenige doel, de eenige band tusschen beide volken was en bleef. 1)

Uit deze omstandigheden moet ook de lankmoedigheid der Nederlanders verklaard worden tegenover de soms verregaande aanmatigingen der Japanezen. Want ter wille van de enorme winsten, welke de Japansche handel vele tientallen van jaren afwierp, liet men zich beperkingen welgevallen, die anders niet zouden geduld zijn.

Deze lankmoedigheid, soms aan onmagt doende denken, en de verdorvenheid van vele Nederlandsche ambtenaren in Japan, vooral gedurende de 18° eeuw, wekte de stoutheid der Japanezen op. Geene achting konden zij koesteren, veel min ontzag hebben voor lieden, die in het openbaar hunne grieven niet durfden zeggen, maar in het geheim met smokkel- en mors-handel de strenge bepalingen trachtten te ontduiken, welke hun door de Japanezen werden opgelegd. Zoo soms eenig opperhoofd eene krachtige taal liet hooren, dan verbeterde geregeld de toestand der Nederlanders. Maar eene zeldzame zucht der Japanezen om de eenige Europeanen, waarmede zij in aanraking kwamen, te kwellen, terwijl zij hunne geheele verwijdering, naar het schijnt,

1) De vraag, of niet handel slechts de leus was, waaronder de Japanezen van onze tegenwoordigheid in hun rijk gebruik maakten, om bekend te worden met hetgeen in de wereld buiten Japan voorviel, is, bij gebrek aan afdoende bewijzen, niet met eenige zekerheid te beantwoorden.

toch niet wenschten, en de laauwheid van de andere zijde deden het goede, dat nu en dan werd toegestaan, spoedig te loor gaan. 1)

Zoo verminderde het hoofddoel van ons aanzijn in Japan gedurig in belangrijkheid. Terwijl vroeger de handel aldaar millioenen schats aan de Oost-Indische Compagnie had opgebragt, beteekende deze ten laatste zoo goed als niets meer. Doch onze tegenwoordigheid in die verafgelegene oorden zou weldra een ander, edeler doel beoogen.

De geschiedenis van het bereiken van dat doel is het onderwerp der volgende bladen.

1) Vergelijk de Indische missive aan den Minister van Koloniën van 31 Augustus 1843 No. 18, La P2, waarin ongeveer dezelfde voorstelling wordt aangetroffen.

HOOFDSTUK I.

[ocr errors]

De pas van 1609 opende voor de Nederlanders alle havens van Japan. Wanneer de Hollandsche schepen op Japan varen, „in welke bogt zij ook mogen landen, zoo mag men hen niet ,te keer gaan. Voortaan zal men dit besluit houden en zonder „van diens zin af te wijken hen laten gaan en komen (verkee„ren") enz. enz.

[ocr errors]

Toen in 1617 de vaart der overige toenmaals op Japan handelende Europesche natiën beperkt werd tot de havens van Firato en Nagasaki, behielden echter de Nederlanders door toedoen van het opperhoofd BROUWER hunne onbeperkte vrijheid. De pas van dat jaar luidde nog: „Wanneer Hollandsche handelschepen, als zij op Japan varen, opzettelijk of omdat zij moeijelijkheden ten gevolge van wind en golven ontmoeten, aan eene plaats, waar het ook zij binnen het rijk Nippon, landen, zoo zal men kortaf gezegd hen niet te keer gaan." 1)

1) De originelen dezer passen, in het Japansch opgesteld, worden op Desima bewaard, terwijl facsimiles daarvan aan het Departement van Koloniën opgezonden zijn, waarnaar door Professor HOFFMANN de aangehaalde vertaling gemaakt is. Eene vertaling, in Japan door de tolken gemaakt, luidt aldus:

Pas van 1609. Het Hollandsche schip zal nimmer andere behandeling hebben, in welke kust op Japan hij kwam. Vare, in het vervolg dit overtuiging hebbende. Hij zal nimmer onvriendelijk behandeld worden."

[ocr errors]

Pas van 1617. Het Hollandsche schip zal nimmer andere behandeling krijgen, in welke kust op Japan hij door storm of orkaan heen gedreven wordt, in geval, dat hij naar Nagasaki vaart."

Maar toen de Portugezen en Spanjaarden door hunne onstaatkundige handelingen hunne verdrijving uit Japan hadden te weeg gebragt en de Nederlanders onvoorzigtig genoeg eene steenen loge te Firato hadden gebouwd, welke de Japanezen voor eene soort van vesting hielden; toen reeds strenge bevelschriften vele belemmeringen in den handel met de Europeanen hadden te voorschijn geroepen, hield eensklaps in 1641 de vrijheid der Nederlanders op en werden zij beperkt tot de laatste verblijfplaats der Spanjaarden en Portugezen in Japan, tot het bekende Desima. Van dien tijd af volgde eene reeks van keizerlijke bevelschriften, welke de Nederlanders en hunnen handel steeds meer en meer aan banden legden. Geene schijn van liberaliteit was jegens hen van de zijde van het Japansch Gouvernement gedurende twee eeuwen bemerkbaar.

In 1792 kwam een Russisch schip, door keizerin CATHARINA II uitgezonden onder bevel van den luitenant LAKSMAN, te Atkis op de Noord-oost-kust van Jesso, met het doel om, even als zulks later door andere natiën meermalen beproefd werd, door het terugvoeren van eenige Japansche schipbreukelingen in aanraking met het Japansche Gouvernement te komen. Na verscheidene maanden gewacht te hebben, kreeg LAKSMAN eindelijk nevens een stuk, onder anderen inhoudende, dat de terugkeer naar Rusland aan het Russische schip eigenlijk ten eeuwigen dage had behooren belet te worden, omdat het eene andere haven dan Nagasaki was binnen gezeild, ook eene pas, welke men aan de Russen toestond, om met een schip voor Nagasaki te komen, wanneer zij in het vervolg van tijd iets aan het Japansche Gouvernement te verzoeken mogten hebben.

Van deze vergunning wilde keizer ALEXANDER in 1803 gebruik maken, om in eene betere verhouding tegenover Japan te

De gebrekkige kennis der tolken van de Nederduitsche taal heeft mij de voorkeur doen geven aan de vertaling van bovengenoemden geleerde. Een facsimile van de pas van 1609 komt ook voor in het werk over Japan van KAEMPFER, pag. 272, taf. XX. Zie ook eene nota over de Keizerlijke passen van het Opperhoofd, Mr. DONKER CURTIUS, in geheim besluit van 7 December 1855, La F 2. Schrijver.

Het facsimile is een afschrift, door toedoen van den graveur onleesbaar geworden. Hr.

« AnteriorContinuar »