Imágenes de páginas
PDF
EPUB

tot eene tegenstelling met het oude huis in het bosch, op den Oldenhof. Het huis opten camp stond bij de oude kerspelkerk en vormde met die kerk en eenige huizen één geheel. In een brief van bisschop Guido van 1313 is spraak van het castrum en van het suburbium ipsius castri; elders genoemd onse plaetse.

In 1354 gaf bisschop Jan van Arkel »om trouwen dyenst die onse ghoede lude die woenaftig sun vor onzen huze tot Vollenho, dat geheiten is opten camp.... eermaels ghedaen hebben ende noch daghelix doen ... een statrecht ewelic durende, alse anders onse stede hebben, die in onsen lande van Sallant ghelegen siin.< (In het Archief te Vollenhove.)

Tusschen onse plaetse en den camp van Vollenho, was voorheen een watergang, waardoor de grachten van het slot gemeenschap hadden met de zee. Deze watergang (inckele«?) diende, voor het ontstaan der stad, tevens tot bevestiging van het »suburbium ipsius castri.<< Een oude plattegrond van Vollenhove heeft nog een gedeelte van dezen watergang (inckele), ter plaatse waar in 1558 »onser stat stege« en nu de Gasthuissteeg ligt. Het huis Hagensdorp, onlangs herbouwd, staat waarschijnlijk op de voortzetting van dezen watergang, die zich daar aansloot bij de slotgracht.

Het slot te Vollenhove diende dikwijls tot verblijf aan de bisschoppen van Utrecht. Onder keizer Karel V woonde er de stadhouder, graaf van Aremberg. Later was het een gevangenis (zooals ook vroeger onder de bisschoppen). De ruïne van dit slot is in 1854 verkocht aan Jhr. van Swinderen, en wel ter afbraak, voor 5300 gulden.

Tu giok op de Binnenplaats van dit slot was **ge we never. In rig is dit gebouw voor la grosse geledte verkocht aan eenige visschers, de of de ontruiming van Schokland daar hun ver

A kregen. Onder koning Lodewijk Napoleon waren de Votgrachten als Lavenplaats aangewezen en langs den kortsten weg met de zee verbonden.

In 1984 is de plaats van het slot voor een gedeelte *eggegraven tot vergrooting der haven. Zoo is de phants der oude oorlogsveste geworden een plaats Van rist voor de visschers, na een harden strijd om het bestaan.

H. J. HEGEMAN.

VOLLE NHOVE.

Pastoor.

HET GASTHUIS TE DOESBORG.

Als er van gasthuizen enz. sprake komt, plegen we uit gebruik of sleur te denken aan toevluchtsoorden voor zieken, gebrekkigen enz. Deze gedachte evenwel doet geweld aan het woord, dat haar drager is. Want dit, uit zijn aard, doelt op het vierde der werken van barmhartigheid, door den God-mensch omschreven, toen hij (Matth. XXV: 35) zeide: »hospes eram et collegistis me«: »'k was vreemdeling en ge hebt mij geherbergd.<< Het denkbeeld, dat oorspronkelijk ligt in de woorden: gasthuis, hotel-dieu, hospitale, xenodochion, duidt eene plaats aan, waar om Godswil de gastvrijheid wordt beoefend, waar de vreemdeling uit vrome liefde wordt geherbergd. Verpleging der zieken werd niet uitgesloten, maar deze placht niet te liggen in de bedoeling der stichters.

De gasthuizen in dezen zin genomen, behooren tot de oudste stichtingen, welke door de christelijke liefde in het leven werden geroepen. Voor de verpleging van zieken gaf men blijkbaar de voorkeur aan den eigen haard: tot herberging der behoeftige vreemdelingen, hetzij pelgrims of andere reizenden, werden reeds bij den aanvang des Christendoms de hier besproken godshuizen gesticht.

Raadplegen we de oude oorkonden van ons Frankenland, dan zien we, dat in het testament van St ARGHIEF XXX.

2

[ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors][ocr errors][merged small][ocr errors]
[ocr errors]

Iedere

lingen sprichten en le reste mutelen faartoe >verschaffen. Hefele miller Fr

Na de bisscoppen varen her mom te koesters der Benedicijnen, die van de be efming in gastvrijheid bijzonder hun werk maakten. sheer de volgelingen van den H. Augustinus rich in grede verstiet Beten voorbij streven. In ons vaderland in less te boemen, wonnen de achtbare Witheeren van Fostel zich booge verdiensten door hunnen Bepert war in het groot de edele gastvrijheid defenden. Verder is het bekend genoeg, dat thans nog ten bebreve der reizenden de vrome Regulieren van den grooten Sint-Bernard in de Alpen aan gemeld werk van barmhartigheid met verheven zelfopoffering zich blijven wijden.

Toen straks de kloeke Ridders van St Jan uit hun hospitaal in Jerusalem herwaarts kwamen, stichtten zij ook hier hunne gasthuizen, die op dezelfde leest werden geschoeid als in de Heilige Stad. Daar hadden zij bij de herberging der pelgrims geleerd de zieken to zorgen, de gewonden te verplegen, de nooden

des lichaams te verlichten: in dien geest bleven ze ook hier werkzaam, zoodat de verzorging van zieken en gewonden meer op den voorgrond kwam treden. (Dit Archief VII bl. 156—7.)

Bij de opkomst en bloei der steden werden ook aldaar bijzondere gasthuizen gesticht, waarin soms, ja, de verpleging der zieken en gewonden meer werd beoogd, maar de herberging der vreemdelingen toch niet uit het oog werd verloren. Als op Dinsdag na Sint Lucas van het jaar 1359 het Cranen-gasthuis te Utrecht wordt gesticht, geschiedt zulks om te »her>berghen ewelicdurende zeventien armer minschen, die 's noottorftich sijn. Bij dat van Groenlo, gesticht in 1387, treedt de beoefening van het vierde der werken van barmhartigheid nog sterker op den voorgrond, wij de verordening luidt: »Vortmer wil(len) >wij, dat men in den gasthues --- herberghen zal >> pelegrem und arme luden ----; und en zullent dar nyet langer blijven dan eynen nacht.<< (Dit Archief V bl. 317.)

Op een dergelijke leest was, naar we meenen. ook het gasthuis geschoeid, dat om het midden der 14o eeuwe binnen Doesborgs veste tot stand kwam. Doch de oorkonde zijner stichting, waarin ook de levenswet omschreven werd, mochten we, helaas, niet vinden onder den rijkdom zijner nagelaten bescheiden. Evenwel een vijftal uit deze, die over meerdere gewichtige dingen ons inlichten, mogen we hier den lezer voorleggen. Ze berusten met tal van anderen in het belangrijk archief van gemelde stad. -- Den edelachtbaren heer J. H. van Lexau Frieswijk, secretaris dier stad, zij bijzonder onze innige dank betuigd, voor de heusche goedheid, waarmee hij den toegang tot

« AnteriorContinuar »