Imágenes de páginas
PDF
EPUB

ock opentlicke te calumnieren und te lasteren alles wat nu vyff jaer lang in deser saecken gehandelt, gedaen und uythgericht yss, onaengesien dat nichts daerin aengevangen noch agiert yss, sonder voerweten, wyllen, raedt, commissie, instructie, auctoriteit und consultatie van der Landtschafft van tHoff und Rekencamer und gedeputierden van Ridderschap, und van advocat und procureur, als ock sekere doctoren und rechtessgelerden in den Haegen enz., die althemael cinhilliglick sich hebben laten gevallen, dat men dat proces tegen die van Haerlem also instituiren solde, gelick als instituirt yss, namelick in possessorio, et non in petitorio et per mandatum poenale etc. Yss ock noch nymaels van yemandt, ock niet van unse wederpartye, die van Haerlem, sulcke onnutte questie offt exceptie moviert, als van bovengemelte misgunstige. Diewelcke mit sulcke practiken anders niet gesocht hebben, dan unsen getrouwen arbeidt und dienst te columnieren und endtlick unse acta publica in den Haegen den heren advocatt und procureur uyth den handen te brengen und dieselve te offendiren, und ock den frundtlicken verdrach, so onlangs van die van Haerlem ons yss aengeboden, te impediren, item unse nervos van notwendige penningen aff te snijden und mijne constitutie te infringiren enz., daermit sie nu unse aengefangene process twe gantzer jaer lang opgeholden hebben. Wat dieselve alnoch wijders daermede soeken, dat geve ick U. E., als die hochwijsen und verstendigen, toe bedencken. Dat ick och mit den heren advocaet in den Haegen in dieser saeke die vornaemste doctoren aldaer consuliert heb, und consultacie daervan uytgebracht, sullen U. E. verstaen uith bijgefuegte consultatie. Want dewiel ick ock wete

dat dese consultatie noch niet bij den acten, die U. E. uyth den Haegen repetirt hebben, gecommen yss, so sende ick nu dat rechte originael daervan mede aen U. E., om datselve te doorlesen und den acten bij te fuegen. Ock sullen U. E. uyth bijgefuegde mijne instruction vernemen, dat ick mij dieselve gemess geholden heb, referirende mij mede up alle stucken up den 13 des naestverleden Februarii aen U. E. van mij overgescict. Gelangt derhalven aen U. E. in aller onderdanigheit mijne dienstlicke petition, U. E. wolle gelieven die gunstige versehung te doen, dat diese saeke entweder mit frundtschafft moege verdragen worden (datwelcke velicht beter geraden sijn sall, nademael die van Haerlem datselve nu presentiren) offt durch middelen des rechtens voertaen uytgefuert worde, sonderling in aensient des dat anno 1593 in Decembri, van der Landtschafft up den lantdach tho Arnhem, beyde die van den Hove und van der Rekencamer geauctoriziert sijn, om genen anderen dan allein Carolum Gallum, die daertoe nominirt und presentirt, in possessie gemeltes beneficii ecclesiastici te stellen, und dieselve saeck mit recht te defendiren und uith te fuchren. U. E hiermede dem Almechtigen und Alderhogsten in Christo tot een lange und gelucksalige regierungh flijtich befehlende. Datum Nyebroick, 16 Junii 1596.

U. E. Underdanigen
CAROLUS GALLUS,

Verbi Minister.

Naar het oorspr.

Het beneficium, waarnaar Carolus Gallus stond, was datgene wat vroeger de proost van St. Antonie's Boomgaard, volgens een accoord van 8 Oct. 1563, van het St. Elizabeths gasthuis

te Haarlem genoot, ul. benevens huis en erf een jaarlijksch
pensioen van 265 gl. Daarom trad Car. Gallus in de geschil-
len hierover voor den Hoogen Raad op èn voor zichzelven,
èn als procuratie hebbende van kanselier en Raden van
Gelderland. Op vorenstaand verzoek van C. Gallus volgde
weldra wellicht niet te zijnen voordeele eene schikking
tusschen partijen. Den 1, 2 en 3 Aug. 1596 waren namelijk
de gecommitteerden van weerszijden te Utrecht in die her-
berch van den Hulck. Daar werden alle rechten van de ge-
wezene proosdij, benevens alle documenten daarop betrekking
hebbende, aan voormeld gasthuis afgestaan, met de bepaling
dat het gasthuis in drie jaarlijksche termijnen 3.600 gl. zou
betalen aan den administrateur der Msche goederen. De ge-
committeerden van Gelderland waren: de kanselier Dr. Elbertus
Leoninus, jhr. Henrick van Brienen d'aldste en jhr. Goossen
van Varick (mede vervangende, zooveel noodig, Carel de Haen
en den administrateur F. v. Winssen); en die van Haarlem:
de burgemeester Adriaan van Berckenroe, de secretaris Michiel
van Woerden, alsmede Jacob Jacobsz., Nicolaas Suicker en
Cornelis Bouetis, als meesters en regenten van het vs. gast-
huis. Daarop volgde een gunstig advies van het Kwartier
van Nijmegen van 17 Sept., en eindelijk den 22 Sept. 1597
de goedkeuring van kanselier en Raden van Gelderland.
Een en ander uit auth. afschriften.

N. 185.

Hoofdzakelijke inhoud van eenige brieven.

21 Juli 1596. F. v. Winssen schrijft aan Goessen Beyens, landschrijver tusschen Maas en Waal, dat hij hem volgens afspraak (hierbij verwaart d.i. ingesloten) zendt den staat van de goederen van M., en ook een missive aan den pastoor van Mill, ten einde te zamen of alleen (als de pastoor afwezig is) met dien staat te gaan bij v. Grootvelt en bij hem «aenholden dat der abdye goederen voertaen onbeswaert sullen moghen blijven, (hetwelk hij) aen v. Grootvelt mit dancbare. gratuiteyt bereyt sal wesen te verschulden».

21 Juli 1596. In de missive voor den pastoor van Mill (waarvan in het voorgaande) schrijft in hoofdzaak F. v. W.: Op mijn schrijven van den 25 Mei hebt gij geantwoord den 27 Mei. Ik heb tot nog toe noch. Corn. Gysbertssen noch iemand anders kunnen zenden. Nu zend ik Goessen Beyers, landschrijver tusschen Maas en Waal, die binnen de stad Grave kan reizen. Ik verzoek u met hem naar v. Grootvelt te gaan. Indien v. Grootvelt bij sijne L. alleen niet toe en stact ydtwes eyndtelicken daerinne te besluyten, dat sijne L. dan ghelieven sall den stact (der goederen enz.) in handen te stellen ter plaetsen daer sulcx sal behooren, ende die saecken ten beste te avancheren, niet verhoopende dat bij eenige hooger overicheyden die abdye hooger beswaert sal worden. De staat bevat alleen (ge)generaliseerde schulden. De rest van oude ongevestichde schulden bedraeght noch well soe veel dattet ongeloefelick soude schijnen». Gij weet zeker nog goed door wat oorzake Johan v. Beers zaliger uit de administratie is gescheiden, nadat onze prelaat zaliger ook zelf van de regering der goederen afstand had gedaan, en dat ik de administratie heb aanvaard na eendrachtige electie, niet vrijwillig (goetwillich), maar door bedwang, zooals bewezen kan worden uit de solemneele akte door alle religieuzen onderteekend. »Daertegens mijn verdriet, dat ick van sommigen achterrugge besproken ende geinjurieert most worden». Zij weten dat mij niets ter hand gesteld is dan een mijter en koperen staf, niet waardig in den dienst Gods gebruikt te worden. Zij waren zoo wijs en voorzichtig geweest, dat zij de rest in de munt hadden doen verkoopen. Ik had mogen lijden, dat sommigen van de religieuzen bij mij in den kost

hadden gebleven; dan eenieder wilde zelf huys halden ende meynden jacrlicx groote pennungen uuyt der abtdye goederen te ontfanghen», die ik nooit de macht heb gehad te verstrekken. Principaelick daerdoor is alle haat en nijdicheyt aangewassen, zonder daarop te willen letten, dat de beste perceelen buiten mijn schuld en ook voor mijn tijd zijn opgenomen en verpand. De moeiten, onkosten met de schuldenaren en hunne dreigementen zijn nauwelijks te verdragen. Belangende het verkoopen van den duifsteen tot M., dit is geheel buiten mij geschied. Ter contrarie heb ik bij schepenen sententie het afbreken laten staken. Later, toen ik het niet meer kon verhinderen, moest ik het aanzien, gelijk men in dezen tijd menig ding moet doen. Het geld dat de steen heeft opgebracht, kan ik bewijzen tot voordeel der abdij te hebben besteed. Ik dank voor uw faveur enz. Ik hoop nog eens een dag drie of vier bij u te mogen zijn, om verscheidene zaken te bespreken, bijzonder een redressement op onze goederen, daar alsnu niet behoorlijk mede gehandeld wordt.

[ocr errors]

Grave, 6 Aug. 1596. Floris v. Cattenborch aan F. v. W. (in het adres: coadjutor): »Ick hebbe metten erentachtbaren Goessen Beyens, lantschriver tusschen Macse ende Waele, bij den ontfanger der geesteliche goederen, monsr. Groetvelt, geweest... (die) zyn favoir und gonste (heeft) toegesacht und aen den Raet Co. Ma. the Ruremunt sal schrijven und aen den vicarium gen. ofte bischop van Ruremunt» (enz., opdat zij van de executie zouden afzien.)

2/12 Aug. 1596. F. v. W. aan Goessen Beyens. Hij dankt voor de naarstige hulp en belooft alle onkosten en moeiten te «verschulden».

« AnteriorContinuar »