Imágenes de páginas
PDF
EPUB

pliants versouck, dat U. E. ende E. gelieven uuitte Msche g. den administrator te ordineren, jaerlycx het onderhout van den predicant te betalen, soo veel als U. E. ende E. wel overleggen cunnen dat men jaerlycx is gevende, ende soe veel meer als men in de redelicheyt tot reparatie van den huysen bevinden sal te behoeren. Allet opdat Godes woordt in de vs. kercke van de Aude stadt mach gecontinueert werdden te prediken, ende de Cristelicke gemeinte voorgedragen; welcke doende sal God Almachtich een aengename werck betoent werdden.

Naar een simpele copie van dien tijd.

No. 192.

De Gedeputeerden van het Nijmeegsche Kwartier aan den graaf van Culenborch, over het verhoogen der inkomsten van de predikanten van Culenborch uit de goederen van Mariënweerd. Nijmegen, 9/19 Mei 1607.

Welgeboren, gnediger heer,

Om U. G. in haer verseuck beruirende d'augmentatie van 't subsidie des kerckendienaers tot Culenborch, mitsgaders die reparatie zijner behuisinge, soe voel mogelick tho believen, hebben wij zedert onsen lesten gevisiteert und overwogen niet alleen den staet vand' incompsten und lasten der guederen van d' abdye van M., daeruut t' subsidie mit t' vervall der reparatie vs. versocht wordt, maer oick van de pastorye van Lanxmeer, die dese lasten tho verplegen gehalden is. Und alsoe bevonden wort, dat d' abdye tegenwoordich noch zeer bezwaert und mit verscheyden schulden beladen

sije, die haer onmogelick alsnoch, door t' sober incommen, te betaelen; bovendien dat ennige rentheffers, mit diewelcke wij alschoon gehandelt hebben, van d'ordonnantien, die haer voer langen tijt verleent zijn, onvoldaen bliven, und oversulcx van nijhes haer achterwesen mit recht op die guideren verseuicken willen; dat wij oock bij den Quartier gelast zijn, noch mit diverse crediteuren t accordieren, und denselven, allet daer gebreck van middel, eendeel van de guideren, diese in verwin hebben, erfflick tho cedieren; sollen wij ons beswaert vynden, umb dese und andere oirsaecken, den vn. kerckendienaer ennich onderstant uut d'abdije guideren tho doen, und die reparatie sijner behuisinge daeruut te laeten vervallen. Dannoch opdat U Gen. die gunst und affectie des Quartiers und van outz thaerwaertz spoeren moegen, die wij oock in meerderen tho betonen altijt geneicht sullen sijn; hebben wij den administrator F. v. W. daerher bericht und geinduceert, dat hij bij provisie, und sonder nochtans te trecken in consequentie, aen den kerckendienaer tot Culenborch uut die pastorye van Lanxmeer, niet tegenstaende d' incompsten derzelver oick schaers genoech zijn, jaerlicx in twee terminen, tho weten van halff jaer tot halff jaer, boven die 75 gl. noch uutrichten und betaelen sall die summe van 125 gl., aenvanck nemende op Martini deses lopenden jaers 1607, mitz dat die reparatie des huises Lanxmeer uut die vs. summe mede gedaen und vervallen sall worden, ten respecte dat men die proufiten deser behuisonghe is misschende und d' incompsten der vs. pastorye, die jaerlixe lasten affgetogen, geren 200 gl. sullen uutbrengen; vruntlick und dienstlick versuickende, dat sich U. G. t'ghene voorscreven, willen aengenaem und

gefellich laten zijn, und uns voer geexcuseert houden, dat wij U. G. umb reden boven verhaelt, niet sulcx als wij sust gern doen sollen, in haere begeerte kunnen wilfaren.

Hiermede Godt biddende enz. Uut Nijmegen den 9 Maii 1607.

In de margine stondt geschreven aldus: Na t' sluiten van dese is ons behandicht U. G. missive van den II deser, daerop wij niet anders hebben weten tho rescriberen, dan t'ghene voer verhaelt is.

Leger stondt aldus: Uwer G. dienstwillige

Die Gedeputeerden des Quartiers van Nijmegen.
Ter ordonnantie van deselve.

Ende ondert. A. Koets, secretarius, mit zijne vordere signateure.

De superscriptie was deze: Den welgeboren heeren, heren Floris, Grave tot Culenburch, vrijheer van Pallant, Wittem und Weerde, here van Lijnden, Lede ende Weerdenburch, onsen gnedigen heren.

Naar voergaende gedane collatie enz.

(Eigenhandig.) W. D. van MALSEN, notarius subscripsit 1607.

N". 193.

Uittreksels uit de rekening van den administrateur Frederick v. Winssen. 1610.

De goederen der abdye van M., daervan sedert 83 incluys ende eendeels noch lange jaeren daer te vorens, ende oock op den tijt deser rekeningh gheenen ontfanck tot prouffyt van de abdye is gecomen, overmits

dat dieselve goederen ten deele aen zeeckere coopluyden van Antwerpen vercooft ende andersints die reste opgewonnen ofte in pantschap uytgegeven zijn, ende die incompsten daervan bij den volmechtighen van de vs. coopluyden eensdeels ende bij die opwinners ende panthebbers anderdeels werden ontfanghen. Den 12 Aug. 1610 is desen administrateur, door beveel van de ed. heeren gedeputeerden, tot Beesdt gereyst, om eenige contschappen te doen leggen van de situatie van de abdye van M., ende andere behoefften die nodich souden zijn int proces tegens zijn Exc. gebruyckt te worden.

Den 20 Aug. 1510 wederom tot Beest gereyst om die vs. attestatien naerder ende breeder te doen instellen, in der voegen als die van de ed. heeren gedeputeerden worden begeert.

Den 22 (en wederom) den .......... Aug. naar Beesdt gereyst, ten eynde de attestatien afgeschreven ende gelicht mochten worden, zoe bij mijne ed. heeren zeer hefftich daeromme werden gevordert.

Onder »Zijne Excellentie: schijnt in het voorgaande verstaan te moeten worden prins Philips Willem van Nassau, als graaf van Buren. Reeds in Januari 1584, en dus nog onder den Zwijger, had een begin van contract plaats gehad, of althans wederzijdsche beloften tusschen de Gelderschen en het Huis van Buren waren gedaan, omtrent de overdracht der Mariënweerdsche goederen, in het graafschap van Buren gelegen, aan den graaf van Buren. Of dit daarop, hetzij voor af na des Zwijgers dood, een contract is geworden, is ons niet gebleken; wel dat er herhaaldelijk geschillen over zijn geweest. Het ware misschien mogelijk geweest die geschillen uit een aantal schriften wat op te helderen; doch we hadden er niet veel lust toe. Laten we alleen nog drie stukken mededeelen, waaruit blijkt hoe ze vereffend ziju. In 1617 namelijk werd onderhandeld met prins Philips Willem van Nassau op het kasteel te Buren. Doch daar deze over

leed, eer de zaak haar beslag had, is ze eerst in 1618 en 1619 met prins Maurits voorgoed afgedaan. Een en ander blijkt uit de nu volgende bescheiden.

No. 194

Buren, 30 September (10 Oct.) 1617.1)

Also t' sedert eenige jaren herwaerts sommige geschillen ofte differenten verresen sijn geweest tusschen de heeren van 't Quartier van Nijmegen ter eener, ende wijlen die hoochgeboore vrouwe, vrouwe Maria van Nassau, geboren princesse van Orangien, graevinne dourgiere van Hohenlo, hoochloflycker memorien, ter anderer sijden, aengaende die gerechticheyt tot die goederen, als landen, erffpachten ende anderen van M., gelegen in den lande ende gr. v. B.; over ende ter saecken van welcke differenten ende geschillen tot diversche reysen ende tot diversche plaetsen eenige bijcomsten gehalden ende dagen aengestelt sijn geweest, om in der vruntschap t'accordiren ende te transigiren, gelijck de notulen ende recessen, dienaengaende gehouden, sulcx sijn uytwijsende; dan alsoo dien aengaende tot hierentho die saecke finalyck nyet en is geconcludeert off affgedaen geweest, soo ist dat den heere prince van Orangien, grave van Nassau enz. dieselve werdrumb resumirende ende van nijhes 2) aengehouden hebbende, om dien aengaende te commen tot een finael accordt ende transactie, naerdien deselve in de leste vergaderinge van de heeren

1) Frederik v. Winssen is nu van het tooneel. In Juli 1617 werd hij opgeroepen om zijn laatste rekening te doen voor den oppersten Rechter.

2) Er stond: nijses.

« AnteriorContinuar »