Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Pastoor Pas was geboren te Rotterdam den 27 Februari 1804. Hij is priester gewijd te Munster, waar hij zijne studiën had voltooid in 1826. Hij werd kapelaan te Colmschate 10 October 1826, professor van het seminarie te 's Heerenberg 17 October 1830 en president aldaar in April 1837. Hij werd pastoor van Raalte 26 Mei 1843, deken van Deventer, als opvolger van deken Beltman, 20 April 1864, en stierf voorzien van de H. Sacramenten 23 Maart 1883.

Aan pastoor Pas is de katholieke parochie van Raalte grooten dank verschuldigd. Onder zijne leiding werd de door pastoor Elling gebouwde kerk grootendeels uit vrijwillige bijdragen van pastoor en paroIchianen van het noodige ameublement voorzien. In korten tijd werden orgel, kruisweg, uurwerk, communiebank, twee kleine altaren, preekstoel, remonstrans en zooveel meer aangeschaft. Waar pastoor Pas sprak en zelf voorging, vloeiden de vrijwillige bijdragen in ruime mate. Dit bleek vooral bij de oprichting van het Liefdegesticht, bediend door de Eerw. Zusters van Tilburg. In 1857 kocht pastoor Pas bij publieke verkoop het huis en den hof van den heer Fortuin voor ƒ 9602, en in weinige dagen waren door pastoor en parochianen 10.600 voor aankoop en verbouwing bijeengebracht.

Den 26sten Mei 1868 was het 25 jaren geleden dat pastoor Pas in Raalte gekomen was. De gemeente liet zich niet onbetuigd en aan den gevierden herder werd een koorkap van ƒ500 aangeboden. De pastoor had voor zich zelf geen geschenk willen aannemen.

Toen bij het herleven der kerkelijke kunst in ons vaderland ook in Raalte het verlangen opkwam om de Waterstaatskerk door een nieuwe gothiesche kerk

te vervangen, stelde pastoor Pas zich ten taak de daar voor noodige gelden bijeen te sparen. En toen in 1870 de f16.000 schuld der kerk, die hij bij zijn komst in Raalte gevonden had, waren afgelost, werden alle jaren van ƒ 1000 tot 4000 belegd tot fonds voor een nieuwe kerk, een fonds, dat bij zijn dood tot ongeveer 40.000 was aangegroeid. Pastoor Pas stierf op Goeden Vrijdag 23 Maart 1883, als de beminde en gevierde herder, en het was der gemeente een aangename plicht uit vrijwillige bijdragen op zijn graf een prachtig monument te plaatsen als bewijs van oprechte dankbaarheid. Onder deken Pas waren achtereenvolgens kapelaan: in 1843 Bauer, daarna Bruns. In 1845 van Hamel, daarna Jansen en Bernardus van den Berg. Van 1849-1854 Cornelius Smale, die tijdelijk naar Luttenberg verplaatst werd; Joannes Wennekes 18541857; Cornelius Smale 1857-1859; G. F. v. Wagenberg 1859-1872; Ant. Smeenk 1872-1877; W. de Laat 1877-1879; I. H. Hassink 1879-1884. Tijdelijk assistent was in 1882 G. B. Eckwielens.

Pastoor Pas had tot opvolger Assuerus Franciscus Augustinus Zweinenberg, die in 1834 te Zutphen geboren was en in 1883 als pastoor van Valburg naar Raalte verplaatst werd. Het was voor pastoor Zweinenberg geen gemakkelijke taak, den grooten Pas op te volgen, doch met moed en kracht begon hij zijne herderlijke bediening en volgde het voetspoor, hem door zijn voorganger aangewezen, om te ijveren niet slechts voor het heil der parochianen maar ook voor den bouw eener nieuwe kerk.

Toen het fonds voor dezen bouw in 1890 tot ongeveer f70.000 was aangegroeid, werd door den architect Tepe een plan ontworpen: een gothicke Hallenkerk

naar het model der Lambertikerk te Munster. Na verkregen goedkeuring werd de kerk 10 Maart 1891 aanbesteed. Daar de inschrijvingen bij de aanbesteding ver boven de begrooting waren, besloot het kerkbestuur den bouw voor eigen rekening door den heer G. A. Ebbers te laten uitvoeren, die einde Mei 1891 den bouw begon, in October 1892 voltooide, en het werk solied en voordeelig opleverde. Ook zonder ongelukken had de bouw plaats, dank zeker aan de H. Mis, die alle donderdagen voor het welslagen er van aan God werd opgedragen. Alléén ontstond er in de noodkerk den eersten zondag dat zij gebruikt werd een groote opschudding, toen de vloer onder het gewicht der massa menschen begon te verzakken. Doch bij deze opschudding is het gebleven. Verdere ongevallen hadden er niet bij plaats.

De consecratie der kerk had plaats 19 October 1892 door Monsgr. den Aartsbisschop P. M. Snickers. De kerk werd, evenals de oude kerk, aan God toegewijd onder den titel van de H. Kruisverheffing en daaraan toegevoegd het patronaat van den H. Antonius van Padua. De feestrede werd uitgesproken door den WelEerw. heer H. Remmers, die tot tekst had: »Hoe ontzaggelijk is deze plaats. Zij is niets anders als het huis van God.«

De bouw der kerk was kwalijk voltooid, of reeds begonnen pastoor en parochianen dezen zoo prachtigen tempel naar waarde te versieren. Achtereenvolgens werden ten geschenke aangeboden drie geschilderde ramen, hoofdaltaar, twee kleine altaren, drie zware klokken van 1375, van 1941 en 3486 pond, een groote lichtkroon, twee candelabres, doopvont, communiebank, parketvloer in priesterkoor en kerk, Piëta, prachtige paramenten, vanen enz. Geen twijfel, of door den

godsdienstzin en de milddadigheid der parochianen zal met eenige jaren de inwendige versiering der kerk meer en meer voltooid worden.

Moge deze kerk, een pronkstuk van schoonheid en bouwkunde, voor alle rampen, die de oude kerk hebben geteisterd, gespaard blijven en als graniet vele eeuwen trotseeren.

De kapelaans, die pastoor Zweinenberg ter zijde stonden, zijn geweest: de Eerw. HH. J. H. Hassink 1883-1884, A. Maas 1884-1887, I. B. A. Minke 1887-1891, H. A. Kleinschmitt 1891-1898, A. W. Overvelde 1898-1901. Pastoor Zweinenberg stierf voorzien van de H. Sacramenten 15 Juli 1900. Een prachtig monument siert zijn graf ten teeken van dankbaarheid voor zijn grooten ijver jegens parochie en kerk.

Als opvolger van pastoor Zweinenberg kwam 3 Augustus 1900 als herder in Raalte Jacobus Matthias Nagels, die 6 Juli 1848 te Utrecht geboren is en vanaf 28 November 1889 pastoor van Wierden geweest was.

Het zij Z.Eerw. toegewenscht de voltooiing der kerkversiering te mogen beleven en nog veel voor de parochie te mogen arbeiden.

Wij danken deze geschiedenis van het kerspel van Raalte en omstreken grootendeels aan de ijverige nasporingen van den Z.Eerw. Heer Th. Ellerbeck, pastoor te Haarle, met wiens welwillende toestemming deze in het Archief geplaatst wordt. Aan den ijverigen en waardigen herder van Haarle daarvoor onze beste dank, Voor mogelijke verbeteringen en aanvullingen houden wij ons aanbevolen.

RAALTE, Mei 1904.

I. M. NAGELS,

pastoor van Raalte.

DR HENDRIK SCATTER,

CHOORBISSCHOP TE UTRECHT, HOOGLEERAAR
TE LEUVEN, DOMDEKEN TE LUIK.

Als we hier spreken van den koorbisschop uit Utrechts Domkerk, dan denken we niet aan een chorepiscopus uit de vroege middeleeuwen, die, gelijk A. J. Binterim (Denkwürdigkeiten I, II, bl. 386 vv.) aantoont, werkelijk bisschop was, maar van ondergeschikten rang. Het bisdom van Utrecht zal tot aan de 12e eeuw wel zulke mannen hebben gehad; ook hun naam hebben ze allicht in de Domkerk achtergelaten: maar het bisschoppelijk karakter niet. De koorbisschop van den Dom te Utrecht was daar choriepiscopus, opzichter van het koor, en stond voor een gelijke taak, als elders de zangmeester, cantor vervulde.

Vraagt U bewijs hiervoor, dan beroep ik mij op diezelfde Denkwürdigkeiten, bl. 415: daar vinden we een uittreksel uit canon IX, in het jaar 1260 afgekondigd ter provinciale kerkvergadering van Keulen, waartoe ook Utrecht behoort. 'Het luidt er: »Choriepiscopis seu Cantoribus.« Ook andere stukken uit dien tijd bewijzen hetzelfde. De Codex Diplomaticus van het Historisch Genootschap te Utrecht, II. IV. II, bl. 171, geeft twee vaderlandsche oorkonden uit het jaar 1245, rakend den Utrechtschen koorbisschop Diederik van Wickerade, aldaar genoemd >> choriepis

« AnteriorContinuar »