Imágenes de páginas
PDF
EPUB

TESTAMENT VAN HEYLWICH,

VROUWE VAN VOORST EN KEPPEL.
12 December 1390.

Die van I. A. Nijhoff, als inlichter anders een der besten, wil vernemen, wie de gade was van Sweder, in 't midden der 14° eeuw heer van Voorst tot Keppel, vindt in den aanvang zich teleurgesteld: in de galerij der heeren van Keppel (Nijhoffs Bijdragen, IX bl. 69) ontbreekt Sweders vrouw. Doch in zijne Gedenkwaardigheden (II no. 124) vult de geachte schrijver die leemte aan, met ons te zeggen, dat vrouwe Heylwich op 26 Februari 1363 de weduwe was van den onlangs overleden Sweder heer van Voorst en Keppel.

Die weduwe overleefde haren man bijna dertig jaren. In de wintermaand van het jaar 1390 lag zij ziek te bedde op het kasteel (Wesenberg) in de marke Hengevelde onder het kerspel Wijhe. Op Sinte Lucienavond ontbood ze daar in hare kamer den notaris Ingram Domer, die haar hielp, den uitersten wil in schrift brengen.

Zij bedacht daarbij het gasthuis te Keppel, de kerk en den pastoor te Wijhe, het klooster der Karthuizers bij Arnhem, dat van der Honnepe bij Deventer, het Nyeklooster of 's Gravendal in Opper-Gelder enz. enz. De oorkonde luidt:

In nomine Domini. Amen.

Anno a Nativitate ejusdem millesimo trecentesimo

nonogesimo, indictione | XIII 1), mensis Decembris die XII 1); pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri, domini Bonifa- | cii pape noni anno secundo, in mei notarii publici et testium subscriptorum ad hoc spcialiter voca- torum et rogatorum presentia personaliter constituta nobilis domina, domina. Heylewigis relicta quondam domini Swederi domini de Voerst et de Keppel, aliquali infirmitate corporis detenta jacens in lecto, considerans et attendens quod nichil sit certius morte et nichil incertius hora ejus; idcirco volens saluti anime sue providere, fecit et ordinavit suum testamentum sive ultimam voluntatem prout et quemadmodum in quadam papiri cedula, quam de verbo ad verbum alta et intelligibili voce ibidem prelegi, plenius continetur; cujus tenor talis est:

Dit is dat testament, dat vrouwe Heylwich vrouwe van Voorst en van Keppel in hoiren lesten ende ghemaket hevet: in 't yrste al hoer zilverwerc, uytghezeghet enen crudenap, vier schalen, een kroesen, hoerre dochter gegheven, mit den zilverwerke te losen hundert punt des jaers uyt der gruet to Zutphen; welke hondert punt des jaers comen zoelen tot armerlude(n) behoef, ende die priester hore rente daɛruyt te hebben. Ende voert meer twelef merghen landes in Mastbroec, daer brieve af sijn in dat spittael, dat die vrouwe van Voerst vors. ghezat hevet to Keppel: ende weer 't zake, dat dat spittael vergenghe, zo zolde ummer die

1) P. Nijhoff, Inventaris van het archief der gemeente Doesburg, bl. 56-7, heeft op beide plaatsen in stede zan X hier V gelezen: volgens de letter zou men deze lezing misschien kunnen verdedigen, maar zij bezwijkt gewis voor de indictie, die in genoemd jaar XIII is en niet VIII: te beider plaatse is XIII en XII dus de rechte lezing.

rente bliven tot armer lude behoef. Item wanneer men die kerk van Wije tymmeren wil, zo zal men van horen guede uyten XV gulden ter tymmeringhe; item der kerken van Wije enen kelic, enen zwarten flueelschen roc ende een paer laken tot alven. Item heren Ingrem den kerckhere vau Wije X gulden; item heren Dirike horen cappellaen X gulden; item den weijdener twee koen; item horen megheden to Keppel malc ene koe; item Bertraet hoere jonfrouwe ene koe; item Wobbeken ene koe; item heren Hinnens wijff van Keppel enen bunten roc, ene langhe rode hoyke, vijf ellen wandes; item jonfrouwe Lizabeth ende jonfrowe Mechtelt elc enen bunten rok ende elc XXV gulden; item voert waer hoer dochter myent dat alrebest bestaet is in die godes ere. Item voertmeer al haer rede guet te gheven in die godes ere, daer hoer dochter myent, dat best bestaet is, ende enen gueden man die sij daer toe kieset. Item X gulden den Zertrosen tot Arnhem; item ter Honep een zwart flouweels kovele; item ten Nijencloester een zwart flouweels kovele; item drie die beste koen in dit spittael to Keppel; item achte merghen landes Peter Lauwert hoiren neve tot sinen live, als die brief begrepen hevet, die mijn vrouwe besegelt hevet; item Geert Copeszoen XXV gulden; item dat men heren Hinen ten Have ende heren Johan den Smit of horen altaren also vele to kiere, alse hore dochter dunket dat bescheet 1) is, dat mijn vrouwe hem ontboert heft van horen renten.

Super quibus omnibus dicta domina Heylewigis a me notario publico sibi publicum fieri petiit instrumentum. Acta fuerunt hec in camera dicte domine

1 Misschien moet er gelezen worden: bestheet.

de Voerst in fortilitio Henghevelde, sub anno, indictione, mense, die, loco et pontificatu predictis, hora vero quasi Vesperarum, presentibus honorabilibus et discretis viris domino Henrico de Overstraten presbytero, domicello Swedero de Rechteren, Wynando de Arnhem, Everardo van der Horst armigeris, Gerardo ter Maet, Theoderico de Esschendorp et Johanne Coquo laycis, testibus fide dignis, ad premissa vocatis pariter et rogatis.

(Merk van den notaris)

Et ego Ingrammus Domer, clericus Trajectensis diocesis publicus apostolica et imperiali auctoritate notarius

Hieraan hing een doorsteker van »Dinxdaghes na Sunte Symon-ende-Judas-daghe« (= 30 Oct.) 1397; waarin » Agnese van Wyssche, die witlike gezellinghe to wesen plach« van wijlen »Steven van Wissche,«< betuigt, dat zij het testament van Heylewich hare moeder zaliger heeft uitgevoerd bij raad en medehulp van heer Dirc de Gruter, priester en vicaris der kerk van Doesborg. Als getuigen stonden met haar hierover: >>her Herman ten Hove, her Gheryt Boechamer priesters ende Vrederic van Steenre mijn amtman. In een tuych der waerheit zo heb ic mijnen zegel an desen brief doen hanghen.<<

[ocr errors]

Naar 't oorspronkelijk perkement, bewaard in het archief der stad Doesburg, Inventaris, bl. 56-7. Aan den doorsteker hing het zegel van vrouwe Agnese in groen was, gedeeld, I de leeuwen van Wisch, 2 de kepers van Voorst.

Al wordt de maagschap van Vrouwe Heylwich niet met name genoemd, toch wordt ze, naar ons dunkt, duidelijk genoeg aangewezen. In de marke Hengevelde

ARCHIEF XXX.

3

onder Wijhe kwam en komt geen ander kasteel voor als de Wesenberg, ook Weselberg, Weselsbergh genoemd. Daar alzoo moet vrouwe Heylwich hare laatste dagen gesleten en haar uitersten wil hebben gemaakt. Heer van den Wesenbergh, minstens sinds 1368, was Herman van Wesenberghe. Wel werd in de herfstmaand van het jaar 1373 zijn getimmer in Hengevelde door die van Deventer ten grond toe neergebroken, maar dit belette niet dat het in 't volgend jaar werd herbouwd door zijn heer, die straks ook als dijkgraaf van Zalland voorkomt. Toen na de intrede van

bisschop Floris van Wevelinchoven de leenen van het Oversticht moesten verheven worden, omstreeks den aanvang des jaars 1380, verscheen daar ook bovengenoemde heer dijkgraaf en werd onder anderen beleend met »dat goet to Wesenberghe in den kerspel van Wije.« (Muller, Registers en Rekeningen, bl. 720). In November 1394 vonden we dezen heer voor de laatste maal vermeld (Provinc. Archief van Overijss., II bl. 20.) We zullen wel mogen aannemen, dat vrouwe Heylwich voornoemd zijne zuster was en de laatste dagen haars levens doorbracht op zijn kasteel. Toen hij en zijn naaste maag Johan van den Wesenberghe, zonder wettig oor ter zielen waren gevaren, moet de Wesenberg aan vrouwe Heylwichs nageslacht zijn gekomen; want op 21 April 1457 werd er mee beleend Wolter van Keppel. (Provinc. Archief van Overijss., IV bl. 26.)

20 Mei 1902.

J. H. HOFMAN.

« AnteriorContinuar »