Imágenes de páginas
PDF
EPUB

voorzeker, om op de hoede te zijn, ten einde niet bedrogen uit te komen.

Toch meenen we, dat er geene vervalsching in het spel is. Deze toch zou hier al te hel in het oog springen, zoodat ze wis niemand kon misleiden. De heer van Scherpenzeel, door wiens dochter dit stuk naar Enghuizen kwam, had het dan voorzeker niet bewaard. Mij wil dunken, dat op het bureel van den offciaal eene vergissing heeft plaats gehad, die den dooden pastoor in stee van den levenden op het francijn schreef, den voorganger met den opvolger verwisselde. Toen hij, die te Scherpenzeel de verkondiging moest doen, dit bemerkte, snelde een bode naar Utrecht om zijn beklag te doen. De officiaal om moeite en kosten te sparen, wijzigde in het handschrift de cursief door ons gedrukte woorden en liet onbedacht de twee andere door ons verbeterde staan. Te Scherpenzeel heeft men toen vrede daarmee genomen en zoo is het gewijzigde stuk voor goed doorgegaan. We meenen daarom, dat het een brok werkelijke geschiedenis bevat.

Hoogstens een tiental jaren kan heer Jurrien van Holt pastoor van Scherpenzeel zijn geweest. Want in de lente des jaars 1568 ontmoeten we daar als gevestigd pastoor heer Hendrik Mom, nog aldaar in 1571 en door van Heussen ten onrechte Numius genoemd, een huurling, die helaas, afviel en de rij der predikanten van Scherpenzeel opende.

J. H. HOFMAN.

DE REFORMATIE-VOORSTELLEN

VAN LETMATIUS EN SONNIUS,

MET DE AANTEEKENINGEN DAAROP

VAN DEN RAAD VAN FRIESLAND.

Volgens opdracht van 17 Sept. 1553 vertoefden van April tot October 1554, als Inquisiteurs, in Friesland: Hermannus Letmatius en Franciscus Sonnius 1). Resultaat van dit verblijf was o.a. dat beiden een serie van maatregelen tot hervorming van kerkelijke toestanden opstelden, waarvan die van Letmate, volgens een Utrechtsch M.S. gedrukt werden in H. F. (van H(eussen), Historia, seu notitia episcopatus Leovardiensis 2). Dr. M. Schoengen vergeleek dezen afdruk met een H.S. (misschien het door v. H. gevolgde) uit het Archief van de Oud-Bisschoppelijke Clerezy te Utrecht; de door hem geconstateerde verschillen, overgenomen uit een exemplaar, aanwezig op het Rijks-Archief te Leeuwarden, zijn, behalve de zuiver palaeographische, in de noten aan den voet der pagina's opgenomen.

Bedoelde voorstellen werden ter annotatie aangeboden

1) Vgl. Dr. A. H. L. Hensen: Een inquisitie-reis door Friesland; in dit Archief, 24e deel, pag. 215 en volgende. Vergelijk dit artikel ook voor nadere bijzonderheden omtrent de personen van Letmatius en Sonnius.

2) Lugdum in Batavis, 1719 fol. ARCHIEF XXX.

21

aan het Hof van Friesland. Een M.S., aanwezig op de Rijks-Archieven te Brussel, Carton no. 170: Frise, Affaires ecclésiastiques no. 5, bevat ook deze aanteekeningen, en wordt hier afgedrukt. Verder een onuitgegeven brief, op de zaak betrekking hebbende 1).

Op het belang van de kennis der voorgestelde maatregelen, behoudens enkele veranderingen en voor zooverre Letmatius betreft dus reeds vroeger bekend, behoef ik hier niet in te gaan; ze zijn een belangrijke bijdrage tot het weten van wat in den boezem van de Kerk zelve werd voorgesteld en gedaan tot verbetering van erkend verkeerde toestanden. Op de aanteekeningen van het Hof, die de schildering bevatten van wat bestond, hoop ik elders terug te komen; toch zij ook hier al met een enkel woord gewezen op iets van het vele, dat zij ons leeren omtrent het Friesland van Karel V.

Al dadelijk treft de toon, waarin het geheel is opgesteld; het Hof, dat zich in hooge mate verantwoordelijk gevoelt voor de in Friesland bestaande toestanden, neemt blijkbaar de voorgestelde maatregelen ter verbetering soms als verwijten aan zijn adres op 2); het heeft in een en ander al voorzien 3), of vindt het voorgestelde ten naasten bij overbodig 4);

1) Het origineel berust in het depôt der Rijks-Archieven te Leeuwarden. Mr. Berus, Rijks-Archivaris in de provincie Friesland, was zoo vriendelijk mij erop opmerkzaam te maken. De data van uitvaardiging en ontvangst door 't Hof, zoo ver uit elkaar, strooken met wat Dr. Hensen vertelt, pag. 219 in het bovenbedoelde Artikel, omtrent tijd van ontvangst van opdracht en vertrek der Inquisiteurs.

2) De sacramentorum administratione, art. 17.

3) b.v. De sacram. adm. art. 8, 9, 14.

4) b.v. De sacr. adm. art. 17. De officio ecclesiastico, art. 30, 31. De honestate sacerdotum art. 16.

het tracht te betoogen, dat het met Friesland nog zoo erg treurig niet is gesteld 1). Een enkele maal breekt verontwaardiging door: men denke toch niet, dat de Kerk in dat Friesland, waarin dit Hof het bestuur in handen had, nog in de kinderschoenen staat! Beuzelachtige opmerkingen, als sommige der voorgestelde artikelen bevatten, hadden gerust achterwege kunnen blijven!

Spreekt hier uit al hoe zeer het Hof zich voelt, en hoe gewichtige positie het is gaan innemen, ook elders blijkt dat herhaaldelijk, vooral waar het optreedt als beschermer van het verkregene, als verdediger van de Friesche vrijheden. Het waakt tegen inbreuk op bestaande, ook geestelijke rechten 2), is blijkbaar bang voor innovatie's 3), neemt de persoonlijke vrijheid, tot zekere grenzen, in zijn bescherming 4 en staat een billijke verdeeling van lasten voor 5). Als kenner van Friezen en Friesche zaken neemt het de vrijheid te raden tot voorzichtigheid en stelt daarbij eigen optreden tot voorbeeld.

En nog is het Hof strevende naar vergrooting van invloed in zaken, de Kerk en de kloosters betreffende, wil het meer macht hebben. Ronduit vraagt het daarom 6) en betoont, - om te bewijzen, hoe zeer het 't gevraagde vertrouwen waardig is, en hoe goed katholiek de Raden 7) zijn? grooteren eerbied voor

1) De honest. sacerd. art. 22. De off. eccl. art. 1. De jurisd. art. 14. 2) De sacr. adm. art. 2.

3) De sacr. adm. art. 3 en 20. De hon. sacerd. art. II.

4) De sacr. adm. art. 3.

5) De sacr. adm. art. 19 en 21. De off. eccl. art. 14 en 15.

6) De sacr. adm. art. 17, 18, 22. De off. eccl. art. I en 23. De

concionibus art. I.

7) De conc. art. 3.

de Eucharistie b.v., dan zelfs de Inquisiteurs. 1) Elders wordt, op leuk-paedagogische wijze, de kerk binnen haar eigen grenzen teruggewezen: »ecclesia, cultrix justitiae, non mittit falcem in messem alienam.<< 2) Aan den anderen kant is het Hof wel te vinden voor beperking van volksinvloed en benoeming enkel van wie voor bepaalde ambten geschikt zijn. 3) De tijd van de regenten-heerschappij, hièr van den adel, en zonder de latere misbruiken nog dier oligarchie, is aanstaande; de Hervorming, straks ook door de Friesche edelen aanvaard 4), zal hun, als de volksinvloed al geknakt is, ook nog den laatsten concurrent, de geestelijkheid, onderworpen maken.

Opmerkelijk, in het voorafgaande trouwens reeds opgesloten, is verder, hoe overwegend Friesch de geest is, die spreekt uit de aanteekeningen van het Hof. Alleen Friezen, met hun eigenaardigen nationalen trots bovendien, kunnen zoo telkens weer vergelijkingen met andere gewesten maken, om die in Friesland's voordeel te doen uitvallen 5); het vreemde element in den Raad is blijkbaar geheel op den achtergrond gedrongen; trouwens, ook van elders laat zich dit bewijzen.

Daarentegen toont het Hof een sterke neiging tot samenwerking met de Staten: 6) Friesch zoekt Friesch,

1) De sacr. adm. art. 5.

2) De jurisdictione art. 7.

3) De studio juris canonici art. 2.

4) Dat dit toen in 't algemeen nog niet het geval was blijkt o.a.: De sacr. adm. art. 17; ook uit het verslag van Sonnius, gedrukt in het bovengenoemde opstel van Dr. Hensen, pag. 236 in dit Archief, 24e deel.

5) De sacr. adm. art. 19, 20. De off. eccl. art. I. De scholis art. 5, 6.

6) De conc. art. 2. De jurisdict. art. 1.

« AnteriorContinuar »