Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Christianus Kelner alias Slunckraven, decretorum licentiatus, sigillifer curie, reverendique in Christo patris et domini domini Conradi de Retberch episcopi Monasteriensis ac ecclesie Osnabrugensis administratoris in spiritualibus vicarius et ad infrascripta commissarius generalis, divinorum rectoribus, presbyteris, clericis nobis subjectis ac universis salutem in Domino. Honorabili domino Hinrico 1) ter Huet, presbytero Monasteriensis dyocesis, habili et idoneo, ad altare seu capellaniam sanctorum Trium Regum in ecclesia parochiali in Henglo predicte Monasteriensis dyocesis per illustrissimum principem Karolum ducem Gelrie et Julie et comitem Zutphanie patronum, ad quem jus patronatus juxta tenorum fundationis ejusdem vicarie spectare et pertinere dinoscitur, nobis legitime presentatum, tenore presentium de eadem investimus ipsamque cum omnibus oneribus et juribus et pertinentiis suis dicto domino Henrico (conferimus) et de eadem, vacante per resignationem liberam Johannis de Reno clerici. Trajectensis dyocesis ultimi rectoris ejusdem, providemus ipsumque in possessionem dicte vicarie ac omnium onerum, jurium et pertinentiarum ejusdem inducimus per presentes; mandantes universis et singulis, sibi de fructibus, juribus et obventionibus universis, temporibus debitis et consuetis, integre responderi.

In cujus rei testimonium sigillum majus predicte curie Monasteriensis, minore eidem tergotenus impresso, presentibus est appensum. Datum anno Domini millesimo quadringentesimo nonagesimo octavo, vicesima prima mensis Martii.

Naar 't oorspr. perkem. met een gaaf zegel in groen was.

1) De schrijver heeft den zin hier gebrekkig gevormd; blijkbaar moest er staan: Honorabilem dominum Hinricum, en zoo verder,

Mogen we te dezer gelegenheid de pastoors van Geldersch Hengelo in de rij scharen, dan verkrijgen we de volgenden:

In 1302 heer Godefridus. (Archief van Zutphen, Inventar. no 81.)

In 1496 heer Joannes Onkruyt. (Hiervoren gemeld.) Tot 1534 heer Joannes van der Hoeven. (Dit Archief VI bl 385.)

Sedert 1534 heer Zweder van Zoelen. (Dit Archief, VI bl. 386.

De kleine schaar bidt, dat anderen van het hunne er mogen bijvoegen, opdat zij straks tot hare volheid kome.

20 Mei 1902.

J. H. HOFMAN.

BIJVOEGSEL

tot deel XXVIII, bl. 347, na regel 21.

Jean de Wasonne bisschop van Doornik vierde op 8 Decemb. 1298 nog niet het feest van O. L. Vr. Ontvangenis; want hij duidt dien dag aan met die lunae post festum beati Nicolai. (Histor. Genoot. Bijdragen, IX bl. 43. Doch omstreeks den aanvang der 14o eenw verordende de bisschop van Kamerijk, »ut festum Conceptionis gloriose virginis Marie octava die mensis Decembris cum matutino et Missa ceterisque officiis devote celebretur; et precipimus, dictum festum tanquam festivum et solempne sub pena excommunicationis ab omnibus reverenter observari. (Reusers, Statuta antiquissima Cameracensis diocesis, bl. 41.)

J. H. H.

STICHTINGSBRIEVEN

VAN

UTRECHTSCHE GASTHUIZEN,

uitgegeven door MR. S. MULLER FZ.

In opdracht van Regenten der Vereenigde godsen gasthuizen heb ik vroeger in het licht gegeven de stichtings- en broederschapsbrieven der negen door het college beheerde gasthuizen 1).

Het komt mij belangrijk voor, deze uitgave aan te vullen door het doen afdrukken van de stichtings- en broederschapsbrieven van de andere Utrechtsche gasthuizen, voor zoover ik die heb kunnen vinden. Er bestond geene aanleiding, die in de eerste uitgave op te nemen; maar voor de geschiedenis der middeleeuwsche liefdadigheid komt het mij zeer gewenscht voor, om van althans ééne belangrijke stad, zooals Utrecht, een overzicht te hebben van alle liefdadige stchtingen, die behoorden tot het zoo gevarieerde type van een middeleeuwsch gasthuis.

Het is om aan dit plan te voldoen, dat ik hierbij uitgeef wat ik over de dertien overige gasthuizen heb kunnen vinden; de resultaten van de studie der beide collectiën heb ik samengevat in mijn artikel over Middeleeuwsche liefdadigheid 2).

1) S. Muller Fz., Geschiedenis der fundatiën, beheerd door het college van Regenten der Vereenigde gods- en gasthuizen te Utrecht. 2) Gids, December 1901.

I. HEILIGE GEESTHUIS.

Het H. Geesthuis is met het St. Catharijne-gasthuis de oudste liefdadige stichting van Utrecht. Het werd door den bisschop »alse biscop ende overhere« plechtig geconfirmeerd op 21 Januari 1308 1), zonder echter bepaald tot eene geestelijke stichting verheven te worden. Naar het schijnt, stond het huis met het St. Catharijne-gasthuis in eenig verband, want niet alleen bezat de orde van St. Jan reeds in 1286 eene zoogenaamde kamer van den Heiligen Geest op de Borchbrug (St. Maartensbrug) 2); maar in 1309 schonk zij ook reeds dadelijk aan de stad Utrecht >totten Heiligen Gheesthuys behoeff« eene hofstede aan de Zoutmarkt >>opte horne alrenaist der Borch« 3).

Het blijkt niet, waarom het H. Geesthuis in het bezit werd gesteld van het door den stichter vermaakte huis op den hoek der Bakkersteeg, dat reeds aanstonds. in 1334 door de procurators van het gesticht in erfpacht werd uitgegeven aan de dochter van den stichter 1). Evenmin waarom het de hofstede met het huis aan de Zoutmarkt verkreeg, dat bepaaldelijk als »des Heyligen Gheesthuus aangeduid schijnt te worden 5). Immers blijkens de oudste bewaarde rekening van de stichting (van 1417) 6) werd ook dit huis destijds verhuurd. Uit de

1) Charter van St. Agnietendag 1307. (Arch. Dom.) 2) Charter van crast. Phil. et Jac. 1286. (Stads-archief.) 3) Charter van Maandag na St. Victor 1309. (Stads-archief.) 4) Charter van St. Luciendach 1334, in afschrift in HS. Coll. Booth B. 16, fol. 96. (Rijks-arch. Utrecht.)

5) Ghegeven van der trap te maken bi der Borchbrugge, dat op des Heyligen Gheesthuus gheset was, 20 wit.<< (Rekening van 1417.)

6) In het archief van het Domkapittel.

rekening blijkt dan ook, dat de beheerders van het Geesthuis zich reeds in 1417, evenals thans nog, uitsluitend bezighielden met het doen van uitdeelingen, zooals reeds in den stichtingsbrief was voorgeschreven: 300 preuves werden uitgedeeld, elken Zondag I wit.

Maar niet altijd was het huis verhuurd geweest, want bij de intrede van bisschop Jan van Virneborch (1364) deed de kerkvorst, nadat hij bij de Borchbrug door de geestelijkheid ontvangen was, »in domo S. Spiritus« zijn geestelijk gewaad aan 1). Wellicht bevond zich dus in het huis eene deftige regentenkamer, waar ook de preuves in ontvangst genomen werden. Maar wellicht ook diende het huis tot andere doeleinden: Buchell noemt toch het H. Geesthuis (met het St. Bartholomeusgasthuis e. a.) het eerst onder de oudemannen-huizen der stad 2). Evenwel, van het bestaan van een gasthuis aldaar blijkt niets met zekerheid.

1. Stichtingsbrief van het H. Geesthuis. 1307.

In den name des Vaders entes Soens entes Heyligen Gheest amen.

Wi scoute ende scepene der stat van Utrecht doen kont al denghenen, de dese lettere sien sellen of horen. lesen, dat voer ons quam int gherechte har Erembrecht haren Erembrechts sone ende ver Sophie, sijn wijf, ende gaven hoer husingge ende hoer hofstede, ghelegen tuschen haren Jans Vrenken hofstede an der overside ende tuschen der Backersteghe an der nederside, behouden haren Jan sinen broder daerane dre

1) Beka, Chronica. p. 122.

2) Buchelius, Descriptio. p. 30.

« AnteriorContinuar »