Imágenes de páginas
PDF
EPUB

>zinte Yoest (denkelijk de kapel van St. Joost ten Noode bij Brussel, die als bedevaartsoord grooten naam had). De broederschap was gesticht in 1377 en had dadelijk twee hospitaalmeesters belast met het beheer van het gasthuis, dat zij gesticht of overgenomen had. Of dit huis oorspronkelijk bestemd was alleen voor de opneming van pelgrims, blijkt niet; in 1538 echter onderhield het »godshuys vier of vijf bedden voor den lantlopers alleenlicken« 1). Bovendien werd op St. Luciendag uitgedeeld 3 schepel weit en 17 pond boter; ieder der broeders kreeg daartoe een loodje, dat recht gaf op een deel der uitdeelingen en dat naar goedvinden aan een arme kon geschonken worden 2). Over het beheer van het gasthuis werd geklaagd: bijna de helft van de inkomsten werd gebruikt voor den broederschapsmaaltijd, waarbij wel eens doodslagen vielen 3).

[ocr errors]

In 1557 werd het gasthuis door den raad »aen haer genoemen en ingericht voor pesthuis en cholerahospitaal 4). Of deze annexatie tijdelijk was, dan wel het karakter van het gesticht definitief veranderde,

1) Dodt, Archief. II p. 175.

2) Register van de goederen der broederschappen, 1615. fol. 132. 3) Dodt, Archief. II p. 175.

4) >> Peter van Oestrum, van wege die boede van sunt Joestengasthuys buyten by Utrecht in de Ganstege, betailt die somme van sess ponden, uuyt saicke deser stadt in tyde deser rekeninge aen haer genoemen heeft 't voirseyde gasthuys, omme daerinne te logeeren alle siecken persoenen, besmet wesende mitte sieckte van de pestilentie ende 't roode buyckuyvel, waerduer die bode van tselve gasthuys voirseyt, die zijn huyshuer aldaer vry hadde, heeft moeten ruymen, sulcx dat dairomme die raydt hem toegevoucht heeft tot zynen bate, allet vermoegens die belieftenisse des rayts in date des Manendaechs den 20en Septembris ao. 57 ende quytantie daertoe dienende, die voergenoemde somme van 6 .. (2o Kameraarsrekening 1557/58. fol. 21 vs.)

ARGHIEF XXX.

5

blijkt niet; wij weten, dat de raad in deze jaren voortdurend bezig was met het zoeken naar eene gelegenheid tot verpleging van pestlijders 1), en er eenige jaren later in slaagde daarvoor de stichting van Agnes van Leeuwenburch te verkrijgen.

«

Het gasthuis van St. Joost werd »by de Duytsche knechten << (gedurende het beleg van Vredenburg) gedeeltelijk verbrand 2), en de raad beval 17 April 1578 het verder af te breken 3); den 30sten April 1578 volgde het bevel tot afbraak ook van de kapel 4). Het duurde echter nog tot 1585, eer de overblijfselen van het gasthuis waren weggeruimd 5). De daaraan behoorende goederen werden bij raadsbesluit van 29 April 1586 door de stad genaast 6) en bij de goederen der broederschappen gevoegd.

1. Stichtingsbrief van het St. Joost-gasthuis. 1377

In Goeds namen amen.

Dit is die ordinancie, die de ghemene broeders van sinte Yoest broederscap in de Tollensteghe bi Utrecht overdraghen hebben eendrachtelijc, ende hem zelven ende hoer nacomelinghe, die namels in der broederscap comen zellen, in verbonden hebben, alle punten te houden ende te voldoen, ende bi den ghemenen broe

1) Zie hierna onder het St. Magdalena- en St. Quintijns-gasthuis. 2) Booth, Beschr. van Utrecht, in V. d. Monde's Tijdschrift, 1842. p. 374.

3) Resolutiën raad, 17 April 1578. 4) Resolutiën raad, 30 April 1578. 5) Buchelius, Descriptio. p. 84. XXI p. 557.

6) Resolutiën raad 29 April 1586.

Kron. Hist. Genootschap,

deren te minren ende te meerren alse hiirna bescreven staet:

1. In den eersten zo sellen deser broeders viiftich wesen ende hoerre broderscap bode. Ende men en sel nyemant in der broederscap ontfaen, hi en heeft tot zinte Yoest gheweest mit ziins zelfs live. Ende wie in deser broederscap coemt, die sel gheven in der broederscap, als men ontfaet, twe pont penninghe; ende die twe pont sellen gaen tot des broederscaps huys oerbaer, ende den bode twe grote.

2. Voert so sellen die broeders hebben twe hospitaelmeysters; ende die sellen daer elc twe jaer aen wesen; ende alse die een ofgaet, zo zel men enen anderen in ziinre stat kyesen, dats te verstaen, dat die twe hospitaelmeysters jaerlix op sinte Yoestdach viif manne zellen kyesen uter broederscap, die enen anderen kyesen zellen in desgheens staet, die ofgaet, bi hore zielen ende consiencie, datter broederscap nut ende oerbaerlic zi. Ende die twe hospitaelmeysters moeghen tot alre tiid hoer broeders te gader doen bieden om hoerre broederscap orbaer, alse elken broeder bi enen koer van twe scillinghe te morghensprake, bi twe scillinghe ten doden, bi twe scillinghe te begangnisse, bi twe scillinghen te vyghelyen, bi twe scillinghen te zielmissen. Ende si sellen, als enich van den broederen starft, als men draghet, daerbi te vighelyen ende te zielmissen aluut bliven, bi horen koer, ten ware bi oerlove van den hospitaelmeysters. Ende die hospitaelmeysters en zellen noch en moeghen in der broederscap nyemant ontfaen dan bi den ghemenen broederen.

3. Voert so zellen die ghemene broeders vergaderen jaerlix op sinte Yoest dach bi horen koer op

ene stat, daer se die hospitaelmeysters doen bieden; ende zellen te gader brenghen ende offeren, Gode ende zinte Yoest teren, achte pont was an keersen in de capelle tot zinte Yoest in de Tollensteghe. Ende die keerse zel draghen die outste hospitaelmeyster, die dan ofgaet; ende die keerse zel in der capellen bliven, goede dyensts mede te doene. Ende op dien dach sellen die ghemene broeders te zamen eten; ende alle gerechten, die men van hem draghet, alse die maeltiit ghedaen is, zel men rechtevoert om Gode gheven.

4. Voert alle koeren, die verschinen, daer en sel men niet of laten, ende die sel men keren tot des hospitaelshuys oerbaer. Ende alse die maeltiit ghedaen is, zo zel men alle onbetaelde koeren, die de hospitaelmeysters bi hoerre consiencie tughen dat verboert waren, zel men betalen rechtevoert, of zonder vertrec uutpanden op dien dach.

5. Voert alle ghelt, dat verschiint of incoemt in der broederscap, dat sel men belegghen tot des hospitaelshuys oerbaer. Ende die hospitaelmeysters en zellen gheen scout moghen maken buten den menen broederen; ende wes scout, dat si maken bi den menen broederen, daer sellen hem die ghemene broeders of ontheffen ende hem dat uutdraghen.

6. Voert so sellen die hospitaelmeysters jaerlix op zinte Yoest dach, alse die maeltiit ghedaen is, den ghemenen broederen rekeninghe en bewisinghe doen van dat van dien jare verscenen is ende opgheboert ende uutghegheven is. Ende alle jaer op zinte Yoest dach, alse die keerse gheoffert is, zo zel men die rolle lesen, daer die dode broederen in bescreven staen, ende daer sellen die levende voer bidden.

7. Voert alse die hospitaelmeysters hoer broeders

te gader doen bieden om hoerre broederscap oerbaer tot alre tiid, so wes dat die meeste menie overdraghen, dat sellen die ander volghen.

Alle dese voerseyde punten ende vorwarden hebben. wi Johan Claerbout, Heinric Ram, Roelof Piil, Willam Brunaertszoen, Heinric Paeye, Johan van Tyel, Johan Bontroc, Gheraerdus de scriver Aelbrechtszoen, Gilliis Dole, Ghisebrecht de Goeyer, Jan van Ghelre, Johan Brabantszoen, Jorifaes Ghisebrechtszoen, Dyrc van der A, Johan Haes, Daem de naeldemaker, Johan van. Heemsteden, Dyrc Foeyt, Heinric Gheriitssoen, Ghisebrecht Pot, Johan van Ysselt, Gheriit Piil, Claes Riip, Vrancke Willam Borenzoen, Gheriit Johanszoen, Claes Rapoeys, Tyman de Goeyer, Gheriit Poelu, Peter Oemheynenzoen, Heinric van Santen, Jacob van den Veen de scheerre, Peter Claeszoen, Johan de Lewe, Claes de Witte, Herman Dyser, Willam Noddaert, Dyrc Mouweriiszoen, Johan Craghe, Lambert de hoefslagher, Johan van Alfen, Ysebrant Jacobszoen, Johan de Rode, Roelof Eggaertszoen, Ghisebrecht Heinricszoen, Heinric de speldemaker, Peter van Scraghen, Alaert de cuper, Johan Volpaertszoen, Willam van Hulpensteyn ende Formin die Monic gheloeft ende gheloven in goeden trouwen, alse goeder broeders, wittelic ende wel, vast ende stade te houden ende vol te doene, ende nyet te verbreken in gheenre wiis. Ende omdat wi willen. dat dit vast ende stade ende onverbroken blive van ons ende van onsen nacomelinghen, die namels in der voerseyder broederscap comen sellen, so hebben wi onser ghemeenre broederscap seghel voer aen desen brief ghedaen.

Ende om de meerre oerconde ende vestenisse alle deser dinghe voerscreven, so hebben wi Jan Claer

« AnteriorContinuar »