Imágenes de páginas
PDF
EPUB

XL

Nummer der Serie.

TIJDSTIP VAN

ONTVANGST.

BIOGRAPHISCHE AANTEEKENINGEN.

AANTEEKENINGEN.

[blocks in formation]

Geschenk van den Direkteur van het Koloniaal Museum te Haarlem.
Geschenk O. L. HELFRICH. Zie boven bij Serie 820.
Geschenk J. H. VAN HOOGSTRATEN, destijds Luit. t/Z. Geb. 25 Febr. 1857.
Geschenk W. van Olden, destijds Resident van Banka.
Geschenk Jhr. Mr. A. P. C. VAN KARNEBEEK, Oud-Minister van
Buitenlandsche Zaken [Ministerie Heemskerk 1887]. De voor-
voorwerpen afkomstig van zijn vader († 1871), die als zeeofficier
aan den Padri-oorlog deelnam en vele jaren later in Sumatra deze
voorwerpen verzamelde.

Geschenk CH. L. J. PALMER VAN DEN BROEK, Assistent Resident in
Ned. Indie. Geb. 11 September 1862.

Geschenk L. TH. MAYER, Translateur te Batavia.
Geschenk J. B. NEUMANN, zie boven serie 835.
Geschenk N. N.

Geschenk Jhr. Mr. A. P. C. van Karnebeek, zie boven serie 985.
Afkomstig uit de nalatenschap van Dr. E. F. M. HELMKAMpf, Oud
Off. van Gez. van het Ned. Ind. Leger. Geb. 14 Juni 1826, overl.
16 Mei 1899.

Geschenk E. E. W. G. SCHRÖDER, Controleur bij het Binn. Bestuur
in Ned. Indie.

[blocks in formation]

Geschenk als boven.

Geschenk als boven.

NIAS.

GROEP I.

Spijzen en dranken, lekkernijen en opwekkende middelen.

a. Spijs en drank.

1002/2041). Oebistamper 2) (toetoegowi), donkerbruin hout, in doorsnede cirkelvormig, beide einden even dik, in het midden dunner, op één der platte eindvlakken een doorboord, convex, uit hetzelfde stuk gesneden dwarsrugje. Z. N.3).

L. 43,5, dm. 4-6 cM.

1002/90. Als voren, lichtgeel hout; afgeknot kegelvormig, de ronde steel aan het boveneinde uitgesneden in den vorm van eene hand, waarvan de vingers, met uitzondering van den duim, een staafje omsluiten. Z. N.

L. 40, dm. 3-5,5 CM.

1002/102. Rijstwan (niroe), hartvormig; dubbele laag rechthoekig vlechtwerk van rotanreepen, van buiten enkele, van binnen tot groepen van twee of drie vereenigd. Om den rand een met fijne rotanreepen bevestigde sterke hoepel. N. N. L. 68, grootste br. 47 CM.

1002/535). Bordenhanger (sa'era wiga 6), van rotan, bestaande uit twee schotelvormige gedeelten, die een plat gedeelte omsluiten, daarmede en onderling over meer dan de helft van den omtrek zijn verbonden. Lusvormig vlechtwerk over hoepels; het midden van alle drie gedeelten in den vorm van eene zesbladige bloem opengewerkt. Als hanger dient een strook vischgraatvormig vlechtwerk van bruine rietreepen, eindigende in twee door elkaar gestoken lussen en met rotan aan den hanger verbonden. ---Dient tot bewaring van schotels van aardenwerk 7). N. N.

H. 15, dm. 32 CM.

1002/89. Roer spatel (haroe ), van bruin hout; het blad naar voren dunner, bijna cirkelvormig en volgens twee symetrische, convexe lijnen verbonden met den

[merged small][merged small][merged small][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

= Wan.

4) THOMAS, Wbk.: niroe Mal. njiroe, tetampah

5) MODIGLIANI, N., fig. 103. Over de wijze waarop het vlechtwerk wordt vervaardigd, zie aldaar blz. 580, fig. 162.

6) Naar opgave van den inzender. THOMAS, Wbk. geeft sare'a wiga = Mal. lakar piring 7) MODIGLIANI, N., 491.

om borden in te bewaren.

=

Korfje

8) J. W. THOMAS, en E. A. TAYLOR WEBER, Niasch-Mal.-Ned. Woordenbock, 65 cfr. Zie ook: H. SUNDERMANN, Kurze Formenlehre der Niassischen Sprache nebst einem syntaktischen Anhange. (T. I. T. L. Vk. Dl. XXVIII).

Cat. Rijks-Ethn. Museum Dl. IV.

I

[Sirihgereedschap]

met den ronden steel, welks boveneinde eene versiering draagt als 90, terwijl bovendien op dien steel een armband is aangeduid door twee rondgaande eenigszins verheven bandjes, waartusschen eene rugvormige verhooging 1). Z. N. Zie nevenstaande figuur.

No. 1002/89.

L. 41, br. blad 10, dm. steel 1,5 CM.

1002/28. Spatel (haroe), van geelachtig hout; de bladvormige schotel van onderen flauw convex, van boven plat; het bovenste deel van den overigens ronden steel, is in doorsnede vijfhoekig, aan het uiteinde breed en plat. Aan de beide uiteinden van het ronde gedeelte van den steel bevindt zich eene groep van ringvormige verdikkingen. N. N. L. 51,5, br. van het blad 6,5, dm. steel 2 CM.

1002/29. Rijstschepper (sosoae), van een halven klapperdop, met rotanreepen bevestigd aan het knievormig ondereinde van den lichtbruinen houten steel, welks vorm overeen komt met dien van 28, N. N. L. 59, dm. steel 2 CM.

1002/32. Cilinder van gebakken aarde (tochi tochi 3), gedeelte van een treeft, dienende om op te kooken. N. N.

L. 15,5, dm. 7 CM.

b. Sirihgereedschap *).

1002/49. Zakje voor sirih ingredienten (bola lache), diagonaal vlechtwerk van fijne ongekleurde bladreepen, een band en enkele andere gedeelten in zigzagvorm ingevlochten. Het bovenste gedeelte is à jour gewerkt in den vorm van een reeks tot groepen van vier vereenigde halve Andreaskruisen, welke reeks begrensd wordt door rijen zeshoekige gaatjes, aan de bovenzijde in een rechte, aan de onderzijde in eene zigzaglijn. N. N. Br. 29, h. 30 cM.

1002/85 en 203. Als voren 5), trapeziumvormig, van onderen het breedst, diagonaal vlechtwerk, bij 85 van ongekleurde en roode, bij 203 van groepen van zwarte, bruine en ongekleurde fijne bladreepen; bij 85 met een patroon van drie dwarse banden uit groepen van drie roode strepen bestaande, terwijl de ruimte tusschen de banden door afwisselende smalle roode en ongekleurde strepen wordt ingenomen; 203 met een patroon van ongekleurde ruiten en dwarse strepen. De opening omzoomd met wit katoen, hierlangs en ook om de beneden hoeken een strook rood katoen, aan de zijde van het vlechtwerk door eene smalle blauw katoenen strook begrensd. Z. N.

85: br. 16-21, h. 13,5; 203: br. 15,5-18, h. 13 CM.

1002/84. Als voren, vorm als 1002/85; diagonaal vlechtwerk van smalle ongekleurde bladreepen; de buitenzijde belegd met stukken wit katoen, roode, gele en zwarte wollen stof en bestikt met zwart garen, zoodat een patroon verkregen is van rechte, gebogen getande, loodrechte en dwarse strepen, rechthoeken en stervormige figuren. De bovenrand is omboord met wit katoen, in de beneden hoeken een stukje blauw katoen met wit garen omstikt. Aan de binnenzijde van boven een zwart katoenen lusje. Z. N. Br. 18-21, h. 15 CM.

1002/86 en 87. Als voren (bola bola sirahi), vorm als 1002/85; dubbele laag diagonaal vlechtwerk van bladreepen, de binnenste ongekleurd en grover dan de buitenste, die bij 86 uit zwarte en bruine en bij 87 uit zwarte en ongekleurde reepen bestaat. Patroon: smalle zigzagstrepen. Omzooming en belegsel der buitenzijde als 85; langs

1) H. W. FISCHER, Mitteilungen über die Niassammlung des ethnographischen Reichsmuseums zu Leiden. (I. A. ƒ. E. Bd. XVIII, 85 vlgg. Abb. 3).

[blocks in formation]

3) Volgens THOMAS, Wbk. ook: kanochi, zie ald. blz. 72.

4) Zie de aanteekening 5) op blz. 15 van Dl. I en Bulletin van het Koloniaal Museum te Haarlem, no. 32. Februari 1905.

5) 85: bola bola si'e, 203: bola bola sirahi. (Volgens den inzender).

[blocks in formation]

den blauw katoenen rand op het rood bij 86 een bestiksel van wit garen, bij 87 een smalle strook geel katoen. Bij 86 aan de buitenzijde bovenaan een oogje van aaneengeregen, verschillend gekleurde kralen. Z. N.

86: br. 15-17, h. 12,5; 87: br. 16—19,5, h. 14,5 CM.

1002/23. Als voren (bola lache ni 'o tarawe), als 1000/86 maar van ongekleurde bladreepen; de buitenzijde vertoont loodrechte en dwarsbanden van ingevlochten zigzagvlechtwerk; de bovenste helft opengewerkt met rechthoeken, halve Andreaskruisen en hoekvormige figuren, die vereenigd zijn in een rij driehoeken met twee dwarse banden daarboven. De openingen tusschen de beide lagen vlechtwerk in, belegd met rood flanel, zwart en blauw katoen en klatergoud. De met rood flanel omzoomde bovenrand draagt aan de binnenzijde een met wit katoen gevoerden flanellen band, aan het uiteinde van een kwast van lapjes van rood en geel flanel, zwart en wit katoen voorzien. N. N.

Br. 18,5-22, h. 22 CM.

1002/25. Als voren (bola mbali), twee in elkaar schuivende rechthoekige taschjes, het binnenste fijner dan het buitenste, ieder van twee lagen vlechtwerk van ongekleurde bladreepen, waarvan de binnenste laag diagonaal, de buitenste zigzagvormig gevlochten; de rand der opening getand. Aan het ondereinde komt bij elk der taschjes de bodem van de binnenste laag vlechtwerk, als in de buitenste stekende, te voorschijn. N. N. Br. 8,5, h. 11,5 CM.

1002/83. Als voren (bola bola 1), trapeziumvormige, naar den bodem breeder uitloopende dubbele laag diagonaal vlechtwerk van pandanusreepen, de binnenste laag breede ongekleurde, de buitenste smalle, zwarte, roode, gele en ongekleurde. Patroon: staande en liggende vierkanten, strepen en kruisen. De opening omboord met rood katoen; de beide benedenhoeken met vijf op elkaar volgende strepen, waarvan de beide uiterste van geel flanel, de daarop volgende van rood flanel en de middelste van zwart katoen, terwijl de drie strepen, welke het meest nabij de hoeken liggen, met wit of zwart garen zijn bestikt. Binnen het taschje een ander van gelijken vorm, bestaande uit een enkele laag diagonaal vlechtwerk van hetzelfde materiaal. Z. N.

Br. 18-25, h. 18 cM.

1002/82. Als voren (bola nio' tarawa), trapeziumvormige, naar den bodem toe breeder uitloopende dubbele laag diagonaal vlechtwerk van ongekleurde Pandanusreepen als 83, de binnenste laag breede, de buitenste smalle reepen. Patroon van de buitenste laag: opengewerkt in verschillende rijen gaatjes in den vorm van heele en halve Andreaskruisen, waaronder rood of geel flanel en blauw katoen is gelegd. Om de opening en de beide benedenhoeken een strook rood flanel, waarop een geel flanellen bies en aan de zijde van het vlechtwerk omboord met zwart katoen; de opening van de tasch is nog omboord met wit katoen. In het midden van den bovenrand, aan de binnenzijde vastgenaaid, één rood katoenen lusje. In de tasch bevindt zich een sigarettenkoker van hetzelfde maaksel, die aan beide zijden omboord is met rood flanel waarop geel bestiksel, terwijl voor de vulling van de Andreaskruisen ook groen flanel is gebruikt. Binnen den koker een tweede van eene dubbele laag diagonaal gevlochten ongekleurde bladreepen, de bodem van de binnenste laag tusschen de buitenste te voorschijn komende. Z.N. Br. 22—14, h. 16,5 CM.

1002/22. Als voren, (bola nio' tarawa), vorm, vlechtwerk en materiaal als 82, van binnen over de onderste helft diagonaal, over de bovenste helft zigzagvormig gevlochten; de buitenste laag deels diagonaal, deels zigzagvormig gevlochten, opengewerkt met gaatjes in den vorm van Andreaskruisen en getande driehoeken, besloten binnen staande rechthoeken. Op eenigen afstand van den bodem en weinig boven de helft van de hoogte vertoont het vlechtwerk een rij gestyliseerde hurkende menschelijke figuren 2) door verticale strepen afgescheiden en aan een of twee zijden begrensd door eene rij kleine rechthoekige openingen. Nabij de opening van de tasch, twee met rood en geel garen

=

1) MODIGLIANI, N., 655, s. v. Borsa da sirih. THOMAS, Wbk., 27: bola buidel, zak, zakje. 2) Zie FISCHER, O. c., 86, Abb. 2.

[blocks in formation]

en zwarte wol gestikte randen waartusschen eene dubbele rij hoekvormige openingen.

[ocr errors]

No. 1002/22.

Tusschen de beide lagen vlechtwerk een belegsel van rood flanel, klatergoud, blauw papier, paars katoen en oranje gaas volgens een ruitvormig patroon. Alle zijden omboord met rood flanel, aan de beide onderhoeken en nabij de bovenhoeken met kwastjes van rood flanel en verschillend gekleurde katoenen lapjes versierd. In het midden van den bovenrand aan de buitenzijde vastgenaaid, een rood flanellen met wit katoen gevoerde band, met stervormige versieringen van wit, blauw en geel garen. N. N. Zie nevenstaande afbeelding.

[graphic]

Br. 18-20, h. 20 CM.

115/31). Als voren 2), rechthoekig, van zigzagvormig gevlochten ongekleurde rotanreepen, nabij den bovenrand aan de binnenzijde omgeven door een vastgenaaiden rotanband. Het taschje is omboord en overtrokken met rood wollen stof en versierd met witte, groene, gele en roode kralen gegroepeerd in den vorm van cirkels, banden, driehoeken, liggende en staande Andreaskruisen,

en van eene figuur die eenigermate aan een bloemenkorf doet denken. (Zie onderstaande afb. 3). Langs de onderzijde een patroon van kralen als in nevenstaande afbeelding. Ter weerszijden aan de buitenzijde hangen door gaatjes in een aangenaaid messingen staafje eenige kralensnoeren, die

[graphic]

No. 115/3 a.

No. 115/3.

ieder een koperen belletje dragen. De draagband als bij 22 met randen en cirkels van zwarte, gele, witte en groene kralen versierd. Binnen het taschje een tweede van gelijken vorm van diagonaal gevlochten ongekleurde Pandanusreepen. Het bezit van taschjes als deze wordt door de vrouwen van hoofden en rijke burgers van Nias, zeer op prijs gesteld *).

Zie plaat II, fig. 1.

1002/177. Taschje, uit twee in elkaar sluitende trapeziumvormige taschjes, aan de opening het smalst, vervaardigd van diagonaal vlechtwerk van ongekleurde pandanusreepen. Br. 16,5-19,5, h. 13,5 CM.

370/3061 5). Zakje van blauw katoen met roode randen van dezelfde stof; aan de bovenzijde een schuif, waarin een oranje trekkoordje. In den zak een kalkkokertje "), bestaande uit een kleine kalabas (Hodgsonia macrocarpa 7) met los houten dekseltje en aangebonden kleinen houten spatel. -Voor vrouwen tot berging der benoodigdheden voor het betelkauwen.

Br. 30, h. 40 cM.

1) Serie 115, don. C. DE GRIJS, 1870.

3) FISCHER, Nias, 89, Abb. 9.

4) MODIGLIANI, N., 584.

5) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 224/1.

Verg. MODIGLIANI, N., fig. 16.

2) MODIGLIANI, N., fig. 170.

7) MODIGLIANI, N., 186.

« AnteriorContinuar »