Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

met breede, voorspringende, gesneden randen en bewerkt bovenstuk, rustende op een rechthoekig, aan de voorzijde met snijwerk versierd muurtje; aan weerszijden hiervan drie, in hoogte afnemende blokken. De graftafel is wit en met roode Chineesche karakters bedekt, het bovenstuk en het snijwerk op het muurtje rood, groen en blauw geverfd. -Graven als deze zijn in de Zuidelijke provincien van China in gebruik 1). Dm. 91-96 cM.

370/3349). Inlandsche graven (model op eene plank); vier, uit dikke planken gevormde, rechthoekige ramen, aan de hoeken met uitgesneden driehoeken verlengd; de omsloten ruimten bedekt met plankjes, waarop twee paaltjes. Tusschen de ramen in nog tal van paren paaltjes van verschillend fatsoen.

Bij de inzending van dit model naar de Kol. Tentoonst. Amst. 1883, was daarbij gevoegd eene in het Maleisch gestelde toelichting, luidende: „Op ieder graf worden twee paaltjes (nisan 3) gesteld als teekens en wel ronde of vierkante op graven van mannen, platte op die van vrouwen. De lijken worden begraven in liggende houding naar rechts gewend, zoodat het hoofd en de borst naar den „kheblat") gericht zijn. L. 74, br. 62 CM.

761/24265). Mandje (penawar ) beras) (model), van ongekleurde rotanreepen, zigzagvormig gevlochten, van onderen vierkant, van boven rond met een dikken randhoepel van rotan, die met paarse en zwarte rotanreepen is bevestigd. Dient voor de rijst, die bij huwelijken, begrafenissen enz. gestrooid wordt.

H. 5, dm. boven II, onder 1. en br. 5 cM.

761/2437). Mand als boven (tempat penawar ) (model), rond met overschuivend deksel, volgens het drierichtingssysteem ") van ongekleurde Lontar-reepen gevlochten; het deksel van smallere reepen dan het mandje. Bovenkant van het deksel en bodem van het mandje met verschillende vooruitstekende, stompe hoeken. Langs den benedenrand van het deksel eene ingevlochten varenbladvormige streep van bruinzwarte vezels. H. 7, dm. 8 CM.

370/3237 en 3238 10). Mandjes voor medicijnen; diagonaal ongekleurd vlechtwerk van Pandanus, rond met overschuivend deksel, dat schuift langs een soort hengsel; langs den buitenwand vijf rijen rondgaande puntjes, door vouwen in het vlechtwerk verkregen. Op den bodem en den bovenkant van het deksel zes kegelvormige punten. 3238 kleiner dan 3237.

3237: H. 11,5, dm. 7,5; 3238: h. 10, dm. 6,5 cM.

761/249. Als 370/3238 (tempat obat), het vlechtwerk grover, de rijen punten langs de buitenzijde ontbreken, de punten op deksel en bodem minder scherp.

H. 11, dm. 8,5 CM.

1) J. J. M. DE GROOT, Religious system, III, 1082.

2) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 282/3.

3) Zie KLINKERT, Wbk. i. v. nisján.

4) Zie KLINKERT, Wbk. i. v. kiblat, kant, streek inzonderheid die, naar welke de Mohammedanen zich bij het bidden richten.

5) Ned. St. Crt. von 15 September 1891, no. 206.

6) Van tawar, zie KLINKERT, Wbk. o. m. afweren van een ongeluk, verg. tepong tawar.

7) Ned. St. Crt. van 15 Sept 1891, no. 206.

8) Volgens opgave van den schenker.

9) LEHMANN, Taf. I, fig. 56.

10) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 46/%.

[blocks in formation]

370/3203). Gedroogde visch) in verschillende soorten.

370/32085). Rijstblok met stamper (model), van geelbruin hout; het rijstblok (lesoeng) met breed uitloopenden, rechthoekigen voet, waarop een grooter, plat, rechthoekig blad met afgesneden hoeken; in het midden eene ronde, diepe uitholling. Stamper cylindrisch, in het midden het dunst.

Blok: L. 20, br. 7, h. 6,5; stamper: 1. 38,5, dm. 1,5-3 cM.

370/31786). Wan (interan) (model?), rond; reep boombast, welks einden met rotanvezels aan elkaar genaaid zijn en met een oog van hetzelfde materiaal; aan eene zijde open, rechthoekig vlechtwerk 7) van rotan vezels, langs den rand vastgenaaid. Tot het schoonmaken van gestampte rijst gebezigd.

Dm. 14, h. 4,5 CM.

370/31778). Wan (model?); langwerpig vierkant houten raamwerk met uitstekende ooren aan de smalle zijden; met rotanvezels is tegen den onderrand bevestigd een rooster, gevormd uit bruine staafjes (bladnerven?) die op acht plaatsen door taaie bruine slangvormige9) vezels (rèsam?) doorvlochten en aan elkaar verbonden zijn; langs de smalle zijden is over het rooster een dwarsstaafje met rotanvezels vastgebonden. L. 23, br. 13, h. 4 cM.

1) De spelling is die van den Regeeringsalmanak.

C. DE GROOT, geeft in Herinneringen aan Blitong, 8 vlgg. de redenen aan waarop zijne schrijfwijze berust. Op eenige in het R. E. M. aanwezige tinnen sigarenkokers (zie gr. XI) staat Blitung", waarbij dus de Maleische spelling niet met de transcriptie overeenkomt.

n

2) Zie C. DE GROOT, Blitong, 320-321 en L. SCHEPERN, Aanteekeningen omtrent de bevolking van Billiton (T. I. T. L. Vk. dl. IX, 56 vlgg.).

3) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 10e kl. n°. 22/30.

4) Zie DE C. GROOT, Blitong, 381 en de daar aangehaalde bronnen. Koloniaal Verslag, 1891, bijl. F. F. F., 29.

5) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 192/1.
6) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 192/15.
7) LEHMANN, Taf. I, fig. 1.

8) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/15.
9) LEHMANN, Taf. I, fig. 7 boven.

[blocks in formation]

370/3181 ). Wan (njiroe) (model); schopvormig; ongekleurd, diagonaal vlechtwerk 2) van Lontar-bladreepen; randhoepels van rotan en langs het smalle einde drie rotanreepjes, met vezels van hetzelfde materiaal vastgenaaid.

L. 14, gr. br. 11,5, h. 3,5 cM.

370/31673). Kookpot voor rijst (bělanga) (model); van gebakken aarde, rond; beneden den uitstaanden bovenrand eene, tusschen twee rondgaande strepen besloten rij ingekraste, roodgeverfde kruisen. Beschadigd.

H. 5, dm. 5,5 CM.

370/31694). Kookpot (pěrijoek) (model), materiaal en vorm als boven; om den mond eene ingekraste zigzaglijn tusschen twee dergelijke rondgaande groeven besloten en naar onderen gevolgd door een breeden, roodgeverfden kring; plat rond deksel met rond knopje; op het deksel, om den rand en het knopje roodgeverfde ingekraste kringen, op meerdere plaatsen door groepen van twee of drie straalsgewijze ingekraste of roode strepen verbonden; om den rand van het knopje eene rij schuine streepjes. H. (zonder deksel) 5, gr. dm. 5,5 CM.

370/31735). Kookpan (model), schotelvormig met twee doorboorde ooren; aan de onderzijde langs den rand, twee ingekraste, roodgeverfde zigzaglijnen, de buitenste besloten tusschen rondgaande groeven.

Dm. 7,5 CM.

370/31796). Lepel (sendok); rond stuk klapperdop als blad: aan de voorzijde puntig, aan de achterzijde verbreed en aan weerszijden uitgekeept. Steel van lichtgeel hout, aan het vooreinde rond, hakvormig uitgekeept en met door het blad geregen reepjes fijne rotan, die daaronder in elkaar gevlochten zijn, aan dit laatste verbonden ; aan het achtereinde plat en van het voorste door twee rondgaande groeven gescheiden.

Geheele 1. 26, dm. blad 6,5 CM.

37/5237), 370/3168 ) en 31809). Potten met deksel om drinkwater te bewaren (terenang tanah 10) (3168 model) van gebakken aarde, 523 vuil rose, 3168 en 3180 grijs; de pot buikig, met naar boven wijder wordende opening en een bij 523 en 3168 naar onder breeder wordenden voet; het deksel plat (523) of kegelvormig (3168 en 3180), een rond knopje in het midden. Bij 523 en 3168 om den hals van den pot en op eenigen afstand daaronder, eene rondgaande (bij 3168 rood geverfde) verhooging, die een snoer nabootst 11); tusschen beide bij 523 eene rij ingekraste driehoeken, tusschen groeven besloten, bij 3168 eene rij ingekraste kringetjes. Van laatstgenoemde verhooging gaan dergelijke ,,snoeren" op verschillende plaatsen over den omtrek naar beneden; tusschen elke twee bij 523 een paar ingekraste evenwijdige lijnen, bij 3168 een ingekrast kringetje door twee schuine roode strepen omgeven, vier in eene groep vereenigde stippen en een roode streep, die tot aan den voet van den pot doorloopt. Over hals en voet van 3168 eenige roodgeverfde dwarsstrepen, waartusschen groepen van twee of drie ingekraste lijntjes. Over het deksel van 523 eenige straalsgewijze

1) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 192/20.

2) LEHMANN, Taf. I, fig. 2, links boven.

3) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9o kl. no. 192/5. 4) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9o kl. no. 192/7.

5) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/11.

6) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 192/17.

7) Serie 37 afkomstig van de voormalige Koninklijke Akademie te Delft.

8) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/6.

9) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, ge kl. no. 192/19.

10) Inl. naam voor 370/3180 ook gentoeng.

II) Voor eene verklaring omtrent het ontstaan van dergelijke versieringen zie o. m. E. B. TYLOR, Researches into the early History of mankind and the development of civilization, 3rd. Ed. 272–74.

[blocks in formation]

ingeprikte rijen punten, bij 3168 aan den rand van het deksel en het knopje eene rij inkervingen, en over de bovenzijde zes paar straalsgewijze ingekraste strepen, om het knopje door eene gegolfde lijn begrensd. Bij 3180 om den hals van den pot eene roode kring, vanwaar verschillende roode strepen naar den bodem loopen; over het deksel straalsgewijze getrokken roode strepen, nabij den rand in drieen vertakt; langs den rand van het knopje eene rij schuine, ingekraste streepjes.

523 H. 12, gr. dm. 17; 3168: h. 5, gr. dm. 6; 3180: h. 10, gr. dm. 11,5 CM. (de hoogte zonder deksel gemeten).

370/31701). Pot (gerbock) (model), van gebakken aarde, grijs, meloenvormig; de ronde opening met een ingekrasten rand en eene rij ingekraste kringetjes, gevolgd door eene rij roode stippen, een streep en eene golflijn, benevens eenige naar onderen loopende breede strepen, alles rood geverfd. Öm water te halen.

H. 4, gr. dm. 6 CM.

[ocr errors]

370/31722). Komfoor (model), van gebakken aarde, schotelvormig, op breed uitloopenden voet. Alle randen met ingesneden dwarsstreepjes; aan de buitenzijde roode strepen, afgewisseld door groepen van drie ingekraste streepjes.

H. 3,5, boven dm. 5,5 CM.

370/3174). Mand (soemboel) (model), van zigzagvormig 4) rotanvlechtwerk met opschuivend deksel, de mand van onderen vierkant, van boven wijder en rond; driehoekige randhoepel van rotan en daarbinnen een opstaande ring van bamboe, met rotanvezels vastgebonden; langs het ronde gedeelte van de mand vier driehoekige staafjes bamboe, onder de mand verbonden door vier in het midden naar elkaar gebogen, en aldus een kruis vormende bamboestrooken. Het deksel plat met randhoepel en opstaanden ring als voren; bovendien een uitstaande met straalvormig gerangschikte dubbele rotanvezels vastgebonden bamboerand. Het vlechtwerk bestaat uit ongekleurde en zwarte rotanreepen. Patroon: zie de afb. De reepen van het deksel fijner dan van de mand. Om eetwaren te bewaren.

[graphic]

H. 9, dm. opening 7,5 CM.

Vlechtpatroon van de mand 370/3174.

370/31665). Mand (gantoengan djaga ") (model), kegelvormig; diagonaal vlechtwerk van Lontar-bladreepen; de zijden met rijen driehoekige, vierkante en half kruisvormige gaten; de mand hangt aan drie, op dezelfde wijze gevlochten, boven te zamen komende strooken, die naar de einden trapsgewijze smaller worden en in het midden openingen in den vorm van heele en halve Andreaskruisen vertoonen. Dient tot het ophangen van eene mand (soemboel djaga), die tot opberging van gekookte rijst gebruikt wordt.

H. 32,5, gr. dm. 8 cM.

1) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/8.

2) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/10.

In een bij de inzending op deze tentoonstelling behoorend inventarisstuk staat als inl. naam: Pedoepan tana (h). Misschien pedoepaän: wierookschaal.

3) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/12. 4) LEHMANN, Taf. I, fig. 2 rechts boven.

5) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. n°. 192/4.

6) Verg. ook VAN HASSELT, Atlas, pl. LXXVIII en LXXIX. MEYER und RICHTER, Celebes I, Taf. X, fig. 2; de inlandsche namen zijn overgenomen van de vroeger genoemde inventarisstukken.

[blocks in formation]

370/31602). Slaapmatje (tikar djait) (model), rechthoekig; dubbele laag diagonaal gevlochten ongekleurde Lontar-bladreepen 3); in de bovenste laag is een gedeelte zigzagvormig bewerkt, waardoor twee onduidelijke banen en eene rij swastika-vormige figuren zijn ontstaan. Aan alle zijden omboord met rood, gebloemd, katoen.

L. 46, br. 28 CM.

370/3161 en 3162). Zitmatje ), vorm als boven, maar slechts uit eene enkele laag vlechtwerk, zonder ingewerkte figuren en omboording bestaande. 3162 fijner dan 3161 en aan de korte zijden met eene rij zwarte ruitjes.

3161: L. 46, br. 22; 3162: 1. 47, br. 24,5 cm.

37/518. IJzeren lepel "); blad trapeziumvormig; ronde steel, nabij het blad tweemaal rechthoekig omgebogen, in het midden schroefvormig, aan het einde effen en haakvormig.

L. 49,5, br. van het blad 3-7,5 CM.

37/535. Vliegenklap; rotanstok, aan een einde meermalen gespleten en rechthoekig met fijne rotanvezels doorvlochten, zoodat een driehoekig blad is ontstaan; dit laatste met rotanvezels omboord en om den stok met een vischgraatvormig gevlochten rotanringetje omsloten.

L. 122, br. van het blad 11 CM.

370/31717). Waschkom (pasoe) (model), van gebakken aarde; rond, van boven wijd, op lagen, ronden voet; grijs, versierd als 370/3173 (zie boven Gr. I). Beschadigd. H. 3,5, boven dm 7,5 CM.

GROEP IV.

Jacht en Vischvangst.

I. Jacht 8).

37/529. Jachtlans? (seroewit); ijzeren, gladde punt, met unilateralen weerhaak; lange ronde steel, van onderen vierkant, rechtstreeks in eene rotanschacht gestoken; de laatste aan het boveneinde met ijzeren ring.

L. punt 27, gr. br. 4, 1. schacht 172, dm. id 2,5 CM.

1) Zie C. DE GROOT, Blitong, 313.

2) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 47/a.

3) Volgens C. DE GROOT, Blitong, 374, worden lig- en zitmatten op Billiton vervaardigd van Lais-bladen (Pandanus Lais KÜRZ. FILET, no. 5166). Voor de bewerking zie aldaar. Het vlechten geschiedt door vrouwen uit de hand. De matten kosten ƒ 0,20 à ƒ 0,25 per stuk en worden in rollen van 20 stuks veel naar Singapore uitgevoerd.

4) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 47/a.

5) Als inl. namen worden in den Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883 opgegeven: tikar tamparang en tikar lais selambar, in een bij de voorwerpen gevoegd inventarisstuk: t. amparan en t. lais (selambor).

6) Werd van de voormalige Kon. Akad. te Delft als soedoek overgenomen.

Klinkert, Wbk.

geeft soedoek: schoffel en soedoe: lepel, eetlepel, de snavel van een eend of gans enz. 7) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 192/9.

8) Zie C. DE GROOT, Blitong, 384 vlgg.

9) Cfr. KLINKERT, Wbk.

« AnteriorContinuar »