Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

houten planken, van onderen schuin afgesneden en door zeven vischgraatvormig gevlochten rotanringen bijeen gehouden; nabij de monding de scheede breeder, aan eene zijde met vleugelvormig verlengstuk, de bovenzijde uitgeschulpt; onder de monding twee rondgaande lijstjes. Als draagkoord een gedraaid, taai vezelsnoer, aan het eene einde met eene lus, aan het andere met een knoop; het snoer draagt een stervormig uitgesneden plaatje van palmhout. Wordt als wapen en ook bij den veldarbeid

gebruikt.

[ocr errors]

Lemmet 1. 49, br. 2,7-5,3; greep 1. 14,5, br. 2,9, d. 2,2; scheede 1. 58, br. 6,5-9,5 CM.

37/511. Hakmes, met 360/9934 bijna overeenkomend, maar met kortere kling, de rug zeer flauw concaaf en het ondervlak van de greep minder zorgvuldig bewerkt. Scheede als bij 360/9934, doch slechts met vijf rotanringen en één lijstje; de monding minder uitgebogen en minder bewerkt. Aan eene zijde van de scheede een, uit hetzelfde stuk gesneden, rechthoekig doosje, door een inschuivend dekseltje sluitbaar; dit laatste vertoont op het midden eene kunstig ingesneden versiering van bladornamenten, afgewisseld en omgeven door rijen Andreaskruisen. Op een van de zijvlakken van het doosje mede een, doch onvoltooid gebleven ingesneden bladornament. Aan den bovenste der rotanringen is met rotanreepen aan eene zijde bevestigd eene lus van touw, aan de andere een van taaie gele vezels lusvormig gevlochten draagband, dat een vezelkoord met knoop draagt.

Afmetingen als voren: van het lemmet 42, 2,8-5; van de greep 16, 3, 2,5; van de scheede 51, 6,5-8 CM.

1018/95. Kris1) (keris pandjang 2), lemmet recht, gedamasceerd, tweesnijdend, onderaan aan eene zijde verbreed en met zes doornvormige uitsteeksels, aan de andere verdikt en afgerond; twee, nabij het recht afgesneden ondereinde beginnende groeven loopen met flauwe bochten evenwijdig aan de sneden, en eindigen in deze. Gepolijst geelhouten, kolfvormige greep, nabij het lemmet kelkvormig bewerkt en van een wit metalen, evenzoo kelkvormigen steelring voorzien. Op de greep een met streepjes gevuld ovaal, door groefjes met den kelk verbonden, langs het ondereinde van de greep evenzoo eene rij streepjes. Scheede recht, uit een stuk bruin, gevlamd hout; afzonderlijk mondstuk van zwart hout, aan eene zijde vlagvormig uitgebogen, aan de andere afgerond. Het ondereinde van de scheede bij wijze van schoen met een driehoekig, zwart stuk hout ingelegd.

Lemmet 1. 42, br. gem. 2,1; greep 1. 10,5, dm. 2,5; scheede l. 47, br. 2,8-12 CM.

37/513. Als voren, lemmet als 1018/95 maar effen en langer; de groeven onderaan recht. Greep van geelbruin hout, rond, flauw gebogen, aan het ondereinde dikker; nabij het lemmet met twee kelkbladen besneden; het ondereinde vertoont eene vierbladige bloem; geen steelring. Scheede in den vorm van 1018/95, van bruin, het mondstuk van geel hout; geen ingelegd stukje aan het ondereinde."

Afmetingen als voren: van het lemmet 61, 2; van de greep 8,9, 2,3; van de scheede 65, 3-10 CM.

1587/1. Kris), als de vorige, lemmet als dat van 1018/95 maar langer; greep van hertshoorn, kolfvormig, het achtereinde met straalvormige groeven en rozetvormige punt, het overige deel met rechte- en golflijnen en ingeprikte punten. Steelring van zwart hoorn. Scheede van zwart hout, omgeven door talrijke smalle ringen van zilverdraad, gedeeltelijk tot paren vereenigd; schoen ontbreekt. Mondstuk van bruin hout, niervormig, aan weerszijden met spiraalvormige groef.

Lemmet 1. 53. gemidd. br. 2; greep 1. 9, dm. 3; scheede l. 59, br. 2—11 cM.

1) VAN HASSELT, Atlas, pl. XXVI, fig. 5 en SCHMELTZ, Ind. Prunkwaffen, I. A. f. E. III, 110, fig. 28.

2) pandjang = lang.

Volgens C. DE GROOT, Blitong, 315, zou deze kris eigenaardig voor Billiton zijn; gelijke en verwante vormen komen intusschen op Sumatra veel voor. 3) Onder den naam Kris, sikien pandjang" ontvangen.

[ocr errors]
[blocks in formation]

37/512. Dolk, effen, gebogen lemmet; rug convex, naar voren dunner; snede concaaf, over de geheele lengte geslepen; punt scherp. Geelbruin houten greep, hertenpootvormig. Zwak gebogen, uit een stuk gesneden scheede, aan de monding naar eene zijde vlagvormig verlengd. Over de rugzijde in de scheede eene gleuf, die den rug van den dolk zichtbaar doet zijn.

L. lemmet 23, br. 1,5—2; 1. greep 8, dm. 2—3; 1. scheede 25,5, br. 2,5—9,5 cM.

GROEP XI.

Kunst en kunstnijverheid.

Voorwerpen van tin.

300/718 & 719. Aschbakjes. in den vorm van een tobbetje met zes hoepels; over het midden der opening eene gebogen dwarsverbinding; de ooren hebben hartvormige gaten en zijn met tot kruisen gegroepeerde, ingeprikte punten versierd.

H. 3,5, dm. 7-8 cm.

300/720. Zeepdoosje? met opschuivend deksel; rechthoekig, het deksel met schuine kanten; bovenvlak van het deksel en bodem eenigszins uitstekend. Ingegrifte versieringen: op het deksel op mat fond een vliegende vogel, in de hoeken bloemtakken; op de wanden van de doos bloemtakken, aan eene zijde bovendien een kleine, van stekels voorziene visch. Alle versieringen omlijst door rijen van, uit punten samengestelde kruisen tusschen rondgaande groeven. In het doosje een meermalen doorboord stukje blik. L. 9, br. 6,5, h. 4,5 CM.

300/721. Rond doosje met opschuivend, gebombeerd deksel; op het deksel een ingegrifte vogel, sterk gestileerd. Om de doos en het deksel randen als bij 720. H. 4, dm. 5,5 CM.

300/722 & 723. Sigarenkokers, cylindrisch, met opschuivend deksel; bovenvlak deksel en bodem iets uitstekend. Ingeprikte versieringen: op de bovenzijde van het deksel een bloemtak, om het opstaande gedeelte een bladerenrank; op den koker bloemtakken in door ingeprikte rijen punten gevormde rechthoeken met afgeronde hoeken. Randen als voren.

H. 10,5, dm. 7 cM.

300/732 & 733. Als voren, vorm als 722; op de bovenzijde van het deksel ingekrast, op een gepareld fond, een tak met bladeren en vruchten van den granaatappel; langs den rand twee rondgaande groeven; op het ronde gedeelte ingeprikt, eene reeks van in elkaargrijpende spiralen. Op den koker eene versiering als die op de bovenzijde van het deksel, gevolgd door eene dergelijke rij spiralen. Op den bodem door lijnen omgeven: een onduidelijke Chineesche stempel en daaronder „Blitong" 1).

H. 12,5, dm. 10,2 CM.

300/730 & 731. Als voren, vorm als 722, maar langs de randen van deksel en koker bovendien een dikke, rondgaande rug. Versieringen: op het deksel een cirkel, die op gepareld fond een rond bloem- en bladornament vertoont; om dien cirkel concentrische ringen, waarin op gelijk fond resp. eene spiraal en eene rij driehoeken met gebogen opstaande zijden zijn gespaard; op het opstaande gedeelte van het deksel eene spiraal van bloemen en bladeren. Het oppervlak van den koker is door vier zandloopervormige, met bloemornamenten versierde figuren in even zoovele deelen verdeeld, die elk in het midden een cirkel vertoonen; drie van die cirkels zijn opgevuld met bloemtakken vergezeld van een kapel of vogel, de vierde met een vogel (reiger?) en een zeekrab. Tot insluiting van het ornament enkele of meerdere rondgaande groeven.

H. 13,5, dm. 10,2 CM.

1) Zie de aant. 1) op blz. 149.

[Voorwerpen van tin, Bidmatje]

165

300/725 & 726. Sigarenkokers, cylindrisch met geheel overschuivend deksel; de rand van dit laatste en de bodem steken eenigszins uit. Op de bovenzijde van het deksel een bloem- en bladornament, langs den rand twee rondgaande groeven; op het ronde gedeelte een zelfde ornament, onder en boven afgesloten door eene groef, die door eene rij ingeprikte, in elkaar grijpende spiralen wordt gevolgd. — Op den bodem letters en teekens als bij 732.

H. 13, dm. 11,5 CM.

300/724 & 727. Bloemenvazen, rond, met uitstaande, uitgeschulpte bovenopening en breeden, ronden voet. Op hals en voet enkele of groepen van vier rondgaande groeven, op het midden een breede band, met een bloem- en bladornament op gepareld fond gevuld. Op den bodem opschrift als voren, zonder het Chineesche merkteeken. H. 14,5, boven dm. 7,5 CM.

300/728 & 729. Als voren, langwerpig rond, bovenrand diep en onregelmatig, voet weinig en regelmatig uitgeschulpt; langs den bovenrand aaneengesloten of alleenstaande zeer lang gerekte, onregelmatige, ingegrifte en opgevulde driehoeken; op eene zijde een ovaal met aangezette punt, op de andere een ruit, gevuld met bloem- en bladornament. Tegen eerstgenoemde (voor-) zijde twee afzonderlijke, uitstaande, driehoekige, met streepjes versierde bladen aan takken, die aan den voet door een klaverbladvormig (vruchtenvoorstelling?) figuur vereenigd zijn. - Opschrift op den bodem als boven.

H. 13, dm. 7-13 CM.

GROEP XII.

Godsdienst.

370/3163). Bidmatje (tikar sěmbajang) (model), rechthoekig, van diagonaal gevlochten ongekleurde Pandanus-reepen.

L. 26, br. 16,5 cM.

1) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 47/a.

166

[Sago, Tapioca]

VI.

RIOUW-ARCHIPEL ').

GROEP I.

Spijzen, dranken, lekkernijen en opwekkende middelen ').

300/1164 en 370/3098-3100 3). Monsters sago), 1164, 3099 en 3100 wit, 3098 grijsbruin, 1164 ruw, de andere zuiver gekorreld. De prijs voor 3098, 3099 en 3100 bedroeg (1883) te Riouw per pikoel (61,7 KG.) resp. $ 6, $ 4,50 en $ 4,50. Inl. naam voor 3098: sagoe rendeng).

370/3103). Monster Sagome el. - Prijs te Riouw (1883) per pikoel $ 31.

370/31017). Monster gezuiverd Tapioca meel). pikoel $41.

Prijs te Riouw (1883) per

1) Omtrent de mogelijke naamsafleiding zie E. NETSCHER, Beschrijving van een gedeelte der Residentie Riouw [T. I. T. L. Vk. dl. II (1854), 108]. Over het gebied, dat tot den Riouwarchipel gerekend wordt, zie: Verslag der Handelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal 1905-1906, Bijl. 224, 17.

2) Litteratuur: NETSCHER, O. c., 129.

[ocr errors]

G. F. DE BRUYN KOPS, Schets van den Riouw-Lingga Archipel. [Natuurk. Tijdschr. v. N. I, IV (1853), 87]. A. L. VAN HASSELT en H. J. E. F. SCHWARTZ, De Poelau-Toedjoeh in het zuidelijk gedeelte gedeelte der Chineesche see. (Tijdschr. Aardr. Gen. 2e Serie XV, 21 vlgg).

3) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 10 kl. no. 114/e, g, i.

[ocr errors]

4) Metroxylon, ROTTB. Species diversae. FILET, no. 7430. Omtrent de sagobereiding vermeldt eene nota, welke de inzending op de Kol. Tentoonst. Amst. 1883 begeleidde, het navolgende: Wanneer de sagostam gekapt, gespleten en uitgeraspt (pangkoer) is, wordt de verkregen „vezelige massa geworpen in een irek, een vierkant opstaand toestel, waarvan de vier hoeken paaltjes zijn en de wanden uit pelepah (de bladnerf der roembia) bestaan. Dit toestel wordt gemeenlijk boven een sampan geplaatst, is van boven, een weinig onder den rand, voorzien van „een uit kleine takken vervaardigd rasterwerk, waarop een grof matwerk gelegd wordt. In dit „matwerk worden de sagohoudende vezels getreden, terwijl ze voortdurend worden begoten. Het naar beneden stroomende water valt in de sampan, terwijl de medegevoerde, ruw gezuiverde sago zich daarin afzet. Men vult ze in uit sagobladeren vervaardigde cylinders, die tamping "genoemd worden." Zie ook de uitvoerige beschrijving bij VAN HASSELT & SCHWARTZ, O. c., 453 vlgg.

[ocr errors]

5) KLINKERT, Wbk.: sagoe rendang

=

parelsago.

6) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 10e kl. no. 114/h.

7) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 10e kl. n°. 114/j.

8) Tapioca = Mal. oebi kajoe. Janipha manihot H. B. en KTH. FILET, no. 6225.

[Spijzen, Vruchtendeksel, Ringen]

370/30971). Monster zwarte peper3).

Prijs te Riouw (1883) per pikoel $ 12.

167

370/3102 *). Monster Kamirienoten).- Worden gebruikt als specerij; uit de noten perst men ook eene vette lampolie. - Prijs te Riouw (1883) per pikoel $ 2.

300/1166. Bloemen en bladeren van de Gambir-plant 5). (Uncaria Gambir Roxb. FILET, no. 2388).

300/1171. Tripang (Holothuria). -- „De tripang wordt, gevangen zijnde, gespleten, ,,als wanneer het water uitloopt, dan met water gekookt, vervolgens met zand ge,,schuurd, om de vuiligheid te doen afvallen, daarna boven vuur op roosters gelegd, ,,in de zon gedroogd en in zakken gepakt" ").

370/2837). Vruchtendeksel (toetoep sadji); afgeknot kegelvormig; dubbele laag van met rotan aaneengeregen bladreepen, de binnenste van Nipah 9), de buitenste van Lontar 10); de laatste met afwisselend bruine en gele, in elkaar grijpende punten. Om den onderrand, binnen een rotan randhoepel, buiten eene rondgaande rij, uit gevlochten Nipah-reepen vervaardigde, uitstekende driehoeken.

H. 24, dm. onder 46, id. boven 10 CM.

GROEP II.

Sieraden en Kleeding 11).

1. Sieraden 12).

105/14. Zilveren vingerring, met steentje van Riouwsch bergkristal 13). Aan weerszijden van het steentje eene geribde verhooging.

Dm. 1,6 CM.

370/3112 14). Vingerringen (zes exempl.), gesneden uit de pit van den Guineeschen oliepalm 15); alle met nabootsing van een ingezetten steen.

[blocks in formation]

4) Kamirie (Klinkert, kěmiri), Aleurites triloba FORST. FILET, no. 3698.

5) Omtrent teelt en bereiding van gambir zie: NETSCHER, Riouw, 167.— Kors, Riouw, 306. — SCHOT, 1882, 621.

[blocks in formation]

7) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 189.

8) Volgens KLINKERT, Wbk.: toedoeng sadji = bolvormig 'deksel, dat over de schotels geplaatst wordt ter beschutting tegen stof en insecten.

9) Nipa fruticans. WURMB. Filet, no. 856.

10) Borassus flabelliformis. L. FILET, no. 5502.

11) Litteratuur: NETSCHER, Riouw, 120.

KOPS, Riouw, 78.

12) Zie ook bij Groep X, 1108/285 & 286. Voorstelling van kleederdrachten.

13) Over het voorkomen van bergkristal zie SCHOT, 1882, 35. - De inl. naam is inten Bolang.

14) Cat. Kol. Tentoonst. Amst. 1883, 9e kl. no. 115/12.

15) Elaeis Guineensis L. FILET?

« AnteriorContinuar »