Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

vorscher, die hier metterdaad ontdekkingsreiziger wordt, hare eigenaardige aantrekkelijkheden hebben, het valt niet te ontkennen, dat een meer geordende toestand, op velerlei gebied een grondig onderzoek bevordert.

Aan den anderen kant moet betreurd worden, dat het „te laat" ook hier reeds in vele opzichten juist is. Reeds hebben tal van Niassers den schaamgordel verwisseld voor een pantalon, op Enggano, dat, als gevolg van invloeden van buiten den karakteristieken naam van poelau orang tělandjang niet meer verdient, sterft de bevolking uit en behoort thans reeds de bijenkorfvormige woning tot het verleden, de orang laoet zijn ten deele van gevreesde zeeroovers gezeten burgers geworden, van de oorspronkelijke bewoners van een deel van den Riouw-archipel is bijna geen spoor meer te vinden, en zoo staat het inderdaad te vreezen, dat hier een gedeelte „Urgeschichte" voorbijtrekt, zonder de aandacht te ontvangen, die het inderdaad verdient. Er zij hier ook nog op gewezen, dat voornamelijk economische invloeden zich hebben doen gelden bij de meerdere of mindere lust en mogelijkheid tot het verzamelen van ethnographische gegevens voor wetenschappelijke doeleinden. De eilanden in het Westen leverdenslaven van Nias uitgezonderd-weinig wat de Westerling of vreemde Oosterling begeerde, die in het Oosten met name Banka, Billiton en in mindere mate Singkep en de Karimon-groep, herbergden minerale schatten, wier exploitatie den invoer van Chineezen en overheersching van Europeanen tengevolge had; eindelijk de RiouwArchipel, overblijfsel van een eenmaal machtig Maleisch rijk en vroeger zelf een centrum van handel, thans als gevolg van de nabijheid van Singapore een geliefde, zij het ook tijdelijke verblijfplaats voor Chineezen, die landbouw en handel in handen hebben genomen en naast wie de oorspronkelijke Maleische bevolking slechts een zeer bescheiden rol vervult.

Een gevolg van een en ander was, dat wij onze kennis der ethnographie van de Westelijke eilanden grootendeels ontleenen aan opzettelijk daartoe ingestelde onderzoekingen, terwijl die van de Oostelijke gaandeweg werd verkregen, naarmate de oeconomische toestanden daartoe gelegenheid boden.

Wanneer thans wordt overgegaan tot het wijzen op enkele ethographische bijzonderheden, waartoe dit werk aanleiding geeft, zij vooreerst opgemerkt, dat de Oostelijke eilandengroepen in vele opzichten groote overeenkomst vertoonen met de nabij gelegen kustlanden; met de wetenschap, dat de bevolking in hoofdzaak bestaat uit zeevarende Maleiers, dat Banka en Billiton eeuwen lang onder Palembangsche heerschappij stonden en de Riouw-Archipel vroeger een deel vormde van het rijk van Djohor, kan die overeenkomst geene verwondering baren. Geheel anders staat het met de Westelijke eilanden; hier treft men zeden en gewoonten, zoo geheel verschillend van die der kustbewoners, dat sommigen zelfs gemeend hebben den bakermat hunner bewoners buiten den Indischen Archipel te moeten zoeken.

Bij de opmerkingen, die hieronder zullen volgen zal worden in acht genomen de verdeeling in groepen, zooals die sedert SERRURIER bij de verzameling van 's Rijks Ethnogr. Museum wordt toegepast.

Wat Groep I betreft (Spijzen, dranken en genotmiddele n) zij er op gewezen, dat, terwijl op de Oostelijke eilanden vooral rijst hoofdvoedsel is, die spijs op de Westelijke voor een groot deel of geheel wordt vervangen door aardvruchten en sago. Vermelding verdient de nog primitieve wijze van koken in bamboekokers op de Mentawei-eilanden in zwang, een gebruik, dat door deze verzameling helaas niet

[blocks in formation]

met bewijzen te staven is, en het bijna geheel ontbreken van zout op Enggano, Gebruik van dierlijk voedsel varkensvleesch op Nias en Enggano en wat visch op alle eilanden is niet groot. Geophagie valt op Nias en in den Riouw-Archipel te constateeren. Sirih en tabak zijn op Enggano onbekend, tabak op de Mentawei-groep alleen als rookmateriaal; op de andere eilanden is het gebruik van deze stimulantia als elders in den Archipel.

Eene meer uitgebreide bespreking zou zeker verdienen groep II (Sieraden en Kleeding); ons bestek noodzaakt ons tot korte aanteekeningen. Wat dan vooreerst betreft de sieraden: op de Mentawei-groep wordt, afgezien van lichaamsversiering door min of meer uitvoerige tatoueering, slechts datgene gebruikt wat de natuur zelf voortbrengt; veeren, bladeren en bloemen, vereenigd met kralen, vormen den grondstof voor wat ethnologisch aan kleeding voorafgaat; ook op Enggano komen bladeren en veeren voor dat doel in aanmerking, maar spelen glaskralen, kunstig gegroepeerd tot uitvoerige versierselen een hoofdrol; daarbij komen voor dit eiland, eigenaardig gesneden schelpplaatjes en een typisch vrouwenhoofdsieraad. Nias is nog beter voorzien, want voor den zeer tot opschik geneigden inboorling moeten edele en niet-edele metalen tot inderdaad voor dit eiland kenschetsende sieraden worden verwerkt, en schelpen, kralen van metaal, steen of glas worden daaraan in ruime mate toegevoegd. Op de Oostelijke eilanden treffen wij alleen bij den bruiloftstooi een zeer uitgebreid gebruik van sieraden van goud en zilver aan, overigens is de aanwending dier artikelen van weinig beteekenis en sluit zich bij Sumatra aan.

De beschouwing van de kleeding geeft bij eene vergelijking der verschillende eilandengroepen gelegenheid tot het constateeren van eene geregelde, zeer natuurlijke ontwikkeling; op Enggano (tot voor korten tijd!) en de Mentawei-groep, uiterst primitieve bedekkingen van aaneengeregen bladeren, die nauwelijks den naam van kleeding verdienen, op Nias, in een hooger stadium - een ruim gebruik van geklopten boombast en eigen geweven ruwe stoffen, op de Oostelijke eilanden bijna alleen ingevoerde. lijnwaden; daarnaast zijn slechts in den Riouw-Archipel, als eigen werk, vooral kostbare zijden stoffen behouden.

Naar aanleiding van groep III (Woningen en Huisraad) zij hier alleen de aandacht gevestigd op den degelijken zij het al niet smaakvollen huizenbouw der Niassers en op het vroeger reeds vermelde feit van het verdwijnen der eigenaardige Engganeesche woningen; de verzameling van ons museum bezit gelukkig meerdere en goede modellen van deze huizen, die als zoovele andere voorwerpen van dat eiland, alleen van het verledene spreken.

Van groep IV, Jacht en Vischvangst is de laatste voor de bewoners van alle in dit deel vermelde eilanden en eilandengroepen in zekeren zin eene bestaansvoorwaarde, daar zij daaraan allen, in meerdere of mindere mate een deel van hun voedingsmiddelen ontleenen. Toch is de wijze waarop de visscherij wordt beoefend niet alleen zeer verschillend, maar valt gemakkelijk in deze eene hoogere graad van ontwikkeling bij de bewoners der Oostelijke eilanden te constateeren, waarschijnlijk wel als gevolg van het feit, dat zeeproducten hier niet alleen voedingsmiddel maar handels-, ja uitvoerartikelen zijn. Hier vinden wij dan ook typisch Maleische inrichtingen voor de vischvangst, toestellen voor het visschen van Holothurien (tripang) en netten van

[blocks in formation]

reusachtige afmetingen. Als eene bijzonderheid zij vermeld de eigenaardige soort netknoopen, die ook op Sumatra gebruikt worden, maar anders voor vischnetten weinig of niet worden toegepast. Ook de inrichting en afmetingen der visschersvaartuigen houden met de ontwikkeling der visscherij gelijken tred. Terwijl men op Nias nagenoeg geene vaartuigen kent, die van de Mentawei-groep wel groot, maar uiterst primitief zijn ingericht en op Enggano het gebruik van zeilen, indien al bekend, dan toch van jongen datum is, zijn de bewoners der Oostelijke eilandengroepen in het bezit van behoorlijk getuigde zeilschepen, waarmede zij naast het visschersbedrijf, tot voor korten tijd dat van zeeroover met goed gevolg uitoefenden. De grootere, in het bijzonder voor vervoer van menschen of goederen ingerichte vaartuigen komen bij groep VI nog ter sprake. Ook, doch in mindere mate, draagt de opbrengst van de jacht bij tot de voedingsmiddelen, en ook hierin weer een groot verschil tusschen de Westelijke en de Oostelijke eilanden; op de eerste, niet door Mohammedanen bewoond, een dikwerf goed georganiseerde jacht op varkens; ook apen en vogels worden niet versmaad; op de laatste ijverige vervolging van herten en vogels en daarbij het gebruik van ook op Sumatra voorkomende jachtmiddelen als netten, vallen enz. Eerstgenoemde zijn trouwens op Nias en Enggano ook niet onbekend.

De Landbouw (groep V), in den zin van Rijst bouw, is op geen enkel deel van het hier besproken gebied tot groote ontwikkeling gekomen, ja ontbreekt op enkele eilanden geheel; waar hij nog beoefend wordt staat hij op lagen trap van ontwikkeling en bepaalt zich tot de bewerking van droge velden of moerassige sawah's. Teelt van aard vruchten beperkt zich tot datgene, wat voor de voeding noodig is, alleen de Chineezen op de Oostelijke eilanden geven daaraan eene kleine uitbreiding. In den Riouw-Archipel wordt eene eenigszins uitgebreide cultuur van, voor uitvoer bestemden peper en gambir aangetroffen; klappers en rotan maken de exportartikelen van de Westelijke eilanden uit. Overigens heeft de inzameling van boschproducten lang niet die beteekenis, die zij in verband met den voorraad van uitstekend timmerhout en, oliën en vetten produceerende gewassen zoude kunnen hebben.

Veeteelt bepaalt zich tot varkens op Nias, Enggano en door de Chineesche bevolking der Oostelijke eilanden.

De thans aan de beurt komende groep VI (Scheepvaart en andere middelen van verkeer en vervoer) is feitelijk alleen, maar dan ook op ruime schaal op de Oostelijke eilanden vertegenwoordigd, een natuurlijk gevolg van het feit, dat zij bewoond worden door eene bij uitstek zeevarende, Maleische bevolking. Aan de aanrakingen, die deze had met andere stammen in en buiten den Archipel door bezoeken in den vreemde, maar ook aan de omstandigheid, dat die Oostelijke eilanden zelf dikwijls door vreemdelingen werden bezocht, is het dan ook toe te schrijven, dat zich in den scheepsbouw duidelijk herkenbare invloeden van buiten (Chineesche en Boegineesche) hebben doen gelden.

's Rijks Ethn. Museum bezit vooral van den Riouw-Archipel eene uitgebreide collectie scheepsmodellen, ook van die, welke thans reeds tot het verleden behooren; jammer genoeg moesten bij de beschrijving tal van vraagteekens blijven staan, omdat de ten dienste staande bronnen niet alleen lang niet alle gewenschte ophelderingen konden geven, maar ook meermalen met elkander in tegenspraak waren. Aan den wensch, geuit in de Enc. v. N. I., dat nader plaatselijk gegevens mogen worden verzameld sluiten wij ons dan ook gaarne aan.

[blocks in formation]

Van groep VII (Handel) valt alleen te wijzen op den Riouw-Archipel, van groep VIII (Industrie) zijn Banka, Billiton en Singkep van belang wegens de tinmijnen; in mindere mate Riouw voor de weefsels, waarvan hierboven reeds met een enkel woord werd gewag gemaakt en Nias voor de, zij het ook ruwe bewerking van gouden sieraden en het kunstige houtsnijwerk, dat de grepen der zwaarden vertoonen. Op de Mentawei-groep en Enggano is de smidse een onbekend artikel en stelt men zich tevreden met bewerking van ingevoerd ijzer langs den kouden weg.

Hoogst eigenaardige verschijnselen doen zich voor bij de beschouwing van de wapens en het krijgstuig (groep IX); niet alleen, dat deze op de Westelijke eilanden ongetwijfeld als een gevolg van hunne betrekkelijk afgezonderde ligginggeheel verschillen van die van het geheele Westelijke deel van den Maleischen Archipel, maar bovendien is daarin met betrekking tot die eilanden zooveel onderscheid, dat inderdaad deze omstandigheid, onder de vele, waarvan von ROSENBERG in zijn „Ethnographisch probleem" gewaagt, bijzondere vermelding verdient. Op Nias houw- en steekwapens, lansen en stevige schilden, op de Mentawei-groep weinig sabels en dolken, maar bogen en vergiftigde pijlen, daarbij weinig weerstand biedende schilden, alleen op het afweren van pijlschoten berekend, eindelijk op Enggano in hoofdzaak werpspiesen, onhandelbaar zware schilden en vroeger, wellicht tot voor korten tijd het in de verzameling berustende exemplaar werd in 1892 ontvangen -een palmhouten knots als wapen der vrouwen. En waar, zooals op Nias de wapensoort - zwaarden al moge overeenkomen met die van Sumatra, dan nog is de bewerking karakteristiek. Voor Nias komen hierbij als weermiddelen nog helmen en strijdgewaden van verschillend materiaal en als eereteekens kunstige ringen van klapperdop. Tegenover dit geheele arsenaal, kunnen de Oostelijke eilanden, behalve lansen voor jachtgebruik, slechts zwaarden en dolken stellen, die veel overeenkomst vertoonen met de op Sumatra voorkomende en daarnevens, wat met het oog op het verkeer met andere deelen van den Archipel niet te verwonderen is, vele „Verschleppungen." Hier dient nog te worden gewezen op het voorkomen van blaasroeren en vergiftigde pijltjes bij de oorspronkelijke bewoners van den Riouw-Archipel; wellicht moet bij deze voorwerpen, die althans gedeeltelijk een Borneoosch type vertoonen, aan invoer van daar worden gedacht.

Groep X (Staat en Maatschappij), brengt hier alleen ter vermelding de overigens twijfelachtige waardigheidsinsigniën van Nias en het vroeger ruime gebruik, dat in den Riouw-Archipel van onderscheidingsteekenen (vlaggen) werd gemaakt. Kenschetsend voor laatstgenoemde eilandengroep is het, trouwens algemeene Maleische gebruik om bepaalde kleuren voor het gebruik door hooggeplaatsten te bestemmen.

Het begrip,,Staat" is verder op de Westelijke eilanden nog weinig tot ontwikkeling gekomen, de „nederzetting" is daar in vele opzichten nog de eenheid; in mindere mate is dit op de Oostelijke eilanden het geval en dan nog alleen voor de meer afgelegen eilanden, die min of meer buiten de verkeerslijnen lagen, terwijl eindelijk de geheel tot familien beperkte organisatien der orang laoet, door het zich langzamerhand vormen van vaste vestigingen, hun eigenaardig karakter meer en meer verliezen.

Omtrent groep XI (Kunst) zij opgemerkt, dat bij de waardeering der voorwerpen, die men gewoon is als kunstproducten aan te merken, persoonlijke smaak een grooten rol speelt, en dikwijls daarbij aan technische vaardigheid eene grootere plaats wordt

[blocks in formation]

toegekend, dan die uit een aestetisch oogpunt verdient. Bij eene juiste beoordeeling echter kan datgene, wat wij „kunstproduct" plegen te noemen een goed inzicht geven in den smaak en den kunstzin van den vervaardiger in het bijzonder en van zijn volk in het algemeen. Vooral geldt dit waar het betreft voorwerpen van dagelijksch gebruik, want het valt niet te betwijfelen of, afgezien van misschien in het spel komende godsdienstige opvattingen - alleen het verlangen tot streeling van den kunstzin den maker van het kunstproduct brengt tot het scheppen van bijzondere vormen of versieringen en juist bij voorwerpen die dagelijks ter hand worden genomen, kunnen in de eerste plaats de vruchten van zijn werk worden genoten, te meer omdat bij de meer primitieve volken de maker meestal tegelijk gebruiker is.

Nemen wij de voorwerpen van dagelijksch gebruik tot maatstaf dan staan de producten der Westelijke eilandengroepen zeer zeker hooger dan die der Oostelijke; op Nias zijn keukengereedschap, sieraden, grepen van zwaarden en tal van andere zaken voorwerpen van kunstuiting; op de Mentawei-groep treft men versieringen aan dolken, pijlkokers en schilden en weet men allerlei natuurproducten tot sieraden te groepeeren; op Enggano snijwerk aan woningen en vaartuigen; op de Oostelijke eilanden daarentegen kan alleen vlechtwerk in dit opzicht eenigszins in aanmerking komen. Wat betreft zaken die meer bij feestelijke gelegenheden of bij meer gegoeden toepassing vinden, zijn hier nog te noemen de kleurige gewaden en gouden kronen der Niassers, het kralenwerk van Enggano, doch dan treedt ook de Riouw-Archipel met zijne schitterende weefsels als mededinger op.

Eene andere wijze van kunstuiting de muziek geeft aanleiding tot zeer enkele opmerkingen; wat de Oostelijke eilanden betreft, zij aangeteekend, dat de daar voorkomende instrumenten zich geheel aan de algemeen gebruikelijke Maleische aansluiten; bij de Westelijke zij gewezen op het ook hier voorkomen van de mondtrom, de primitieve, éénsnarige guitaar en op eene nog hoogst primitieve wijze van musiceeren op Nias, waarbij klankstaven op de uitgespreide beenen van boven een gat in den grond zittenden muziekant worden gelegd.

Over groep XII, waarin het geestelijk leven zijne afspiegeling moet vinden, slechts een kort woord; ook hier weer een opvallend verschil tusschen de bewoners der eilanden ter weerszijden van Sumatra; terwijl toch die der Oostelijke allen of althans bijna allen thans Mohammedanen zijn geworden - de ingevoerde Chinezen uit den aard der zaak buitengesloten vinden wij op de Westelijke nog wat we ,,animisme" plegen te noemen. Daar heeft de Islam tot nu toe nog geen vasten voet gekregen en het staat te bezien of hij die daar ook krijgen zal want Nias is sedert jaren, Mentawei en Enggano sedert kort een veld, waarop de Christelijke zending langzaam maar gestadig voortwerkt. Over den godsdienst der Niassers zijn we thans vrij goed ingelicht, omtrent die der Mentaweiers en Engganeezen nog weinig, en staat het te vreezen, dat we van het geestelijk leven der oorspronkelijke bewoners van Enggano wel nooit meer veel nieuws zullen hooren; wat aangaat de Mentawei-groep behoeft de hoop daarop nog niet ijdel te wezen.

Geneeskunde is bij de indeeling van 's R. E. M. mede onder groep XII gerekend en terecht, want geneeskunde hangt zelfs niet alleen bij primitieve volken nauw met godsdienstige beschouwingen samen. In deze inleiding kan zij intusschen onbesproken blijven.

Van de verschillende eilanden en eilandengroepen waarover dit deel handelt, is in

« AnteriorContinuar »