Imágenes de páginas
PDF
EPUB

ende was genslike 1) verlichtet; want sijn gecstlike. recht ende sijn waerlike was die raet ende sentencie sijns oversten. In welken voerscreven buxken hij oec gescreven heeft wat hem onse pater somtijt antwoerde tot sijnre veroetmoedinge, als: „Ghi hebt een wonderlic ende een basich hoeft," ende desergelijc.

In allen dingen was hij seer gehoersem, oec in sijnre leester siecten. Op ene tijt, als hij niet lange daerna en leefde, soe begerde een jonck bruder, die hem diende, dat hij sijn heemde veranderen solde. Ende hij en haddes niet gerne gedaen uut scheemten; want hijt 163. (fol. 163) sonder hulpe niet doen en conde, ende sochte onschult 2). Ten leesten seechde die bruder: „Gemynde bruder, here Iohan 3) van Hattem 4) heeftet my bevalen," ende terstont soe weeck hij. Ende in desen ende in desergelijc soe hielt hij volcomelic die leer sante Bernarts 5), dat hij in sijnre volcomenheit hielt occ datgene, dat den begynnenden toebehoert. Ende nochtan en vergaet hij niet vlitelic ende neerstelic die gebreke te vermanen. Ende bysonder weeren drie punten, daer hij hem selven voer hoede ende die hij oec in den anderen vervoelchde. Dat irste was lichamlic gemaeck 6) ofte sinlicheit. Dat ander was ver- (fol. 1641) 164. metele stoelticheit 7), sonderlinge in den jongen, als van

1) volkomen, geheel en al; hetz. als „,ganslic”, fol. 159o.
2) onschult soeken = een voorwendsel, eene uitvlucht zoeken.
3) Met robrik onderstreept.

4) Of beter: Johan Hatten (gest. in 1485). Zijn leven wordt beschreven in Dumbar, Anal., tom. I, Dav. 1719, p. 179-223. Het H. S. heeft: hattē.

5) Met robrik onderstreept.

6) rust.

7) opgeblazenheid, trots. Verg. Lübben u. Walther, Mnd. Handwörterb.: Stoltheit, Stolz, Aufgeblasenheit.

vele te callen by den oelden ofte vele willen toe raden ende hem daerin te steken. Dat derde was achtersprake 1). Lichamlic gemaeck schuwede hij vlijtelic, alsoe dat hij in der kerken altijt rechtop sat op sine knyen tot in sijnen twien leesten jaeren voer sijnre doet, want hem doe die cracht ontgenck. Ende doe hij noch wonde in onsen huyse, soe hadde hij enen seer onbequamen 2) scrijfstoel, daer hij vele ongemaecs van hadde; ende als men hem boet den stoel te vermaken, soe antwoerde hij: ten weer van genen noeden, want hij thant sterven solde. Ende dit duerde 164v. by (fol. 164") dertich jaer lanck: aldus mynnede hij ongemack ende scharpheit ende was besorcht voer den leesten dach. Van achtersprake waerde hij seer vlitelic sine tonge ende oec sijn oren, soedat hij vake, om die te vervolgen, scheen die schemelheit te laten, al was hij seer schemel. Ende daer en spaerde hij niement in, geestlic noch werlic, hij en straften mit woerden of mit alsulken gelaet, dat sijs hem schamden ende ophielden. Als hij sine getijde leesen solde, soe plach hij hem van allen uutwendigen bekummeringen te ontleedigen 3), sijn ogen oec scharp te verwaeren ende devote ende ynige zeeden te hebben. Ende als 165". (fol. 165) hij allene las ofte mit yement anders, soe hielt hij allikewal 4) die gewonlike seeden in op te staen, in neigen, in sitten opten knyen ofte die kovel of te doen, alsofte hij in onse capelle mitten bruderen geleesen hadde. Ende dit hielt hij tot in sinen leesten, soedat men toe rechte van hem seggen mach: „Die

1) achterklap, laster.

2) onbequameongeschikt, leelijk.
3) hem ontledigen zich ontdoen.
4) insgelijks, evenzeer.

God ontsiet 1), die en is in genen dingen versumende," ende oec: „Verblijt u, goede ende getrouwe knecht; want ghi in cleynen dingen getrouwe gewest hebt, soe sal ik u baven vele dingen verheffen." 2) Sijn claerc plach van hem te tuygen, dat hij nummermeer en quam in here Rolofs kamer, hij en vanten sitten 165. op (fol. 165") sine knyen dan 3) als hij sat opten stoel om toe scriven. Ende na sante Franciscus 4) raet soe gaf hij hem meer tot bidden dan tot studieren. Ende als hij studierde, soe las hij alsulke boeke, daer hij meest vuerich uut werden moechte. Ende hij plach vake te allegeren 5) dat een vader seecht: „In den irsten soe is men devoet, na soe wil men vele wetten, ten derden soe werde wi lichtverdich." Hij plach oec te seggen: „,,,O lieve bruders, wat meendy onsen huyse anstaende te wesen, wanneer wi daertoe comen, wanneer wi,,Profectus" 6),,,Horologium" 6),,,sunte Ber166г. narts 6) Ghe- (fol. 166) dachten", dat „Spiegel der monike" ende desergelike vuerige boecke 7) achterlaten ende bestaen te leesen,,Iordanus Sermone" 8) ende ander subtile boeke? Ic besorge, dat ons geschien sal als sunte Franciscus getoent waert in den beelde dat een gulden hoeft hadde, cet., ende seechde: ,,Oec dese

1) God ontsien ontzag hebben voor God.

2) Matth. XXV: 21 of 23.

3) behalve.

4) De woorden,,sante franciscus" zijn met robrik onderstreept. 5) aanhalen. Zie boven, fol. 161г.

6) Met robrik onderstreept.

7) De uitvoerige aant. bij deze plaats is te vinden aan het slot van deze,,Biographie", blz. 239-241.

$) Zie over de sermoenen van Jordanus van Quedlinburg (gest. 1380): Moll, Johannes Brugman, Amst. 1854, dl. I, blz. 160-162.

wijse ende studierende bruders sullen mijn orde verdarven."" Hij plach oec te vertellen, dat here Melijs 1), onse anderde 2) pater, gelaeft hadde, dat hij „Profectus” des jaers twie of drie 3) aver wolde leesen ende dat here Florens 4) in sinen leesten studierde „Bernardus Spiegel" 5) ende dergelijck. Hij plach te seggen: „Dan 166. studeren wi wal, (fol. 166) wanneer wi ontsteken werden tot devociën ende soe vuerich werden, dat wi niet meer leesen en conen, wi en moeten irst bidden." Hij plach oec vake den bruders te seggen, dat sij gene bytterheit hoelden en solden tegen niement, mer trouwelic vermanen; want die vermaninge weer onse capittelhuys, ende, als die vergenge, soe weer onse dinck gedaen. Op ene tijt seechde hij: „Weer hier een bruder, die seechde, dat hij liever gaen wolde dan hij die vermaninge lijden wolde, ic lieten vele liever gaen dan ic mit hem lijden wolde ende laten onse goede gewonte verglyden." Hij plach oec seer 167г. te raden, dat men gene (fol. 167") persone(n) annemen en solde, die der gemeenten niet volgen en mochten want die crancken, die men averal wal vynt, seer daeruut geslagen werden dat men yement vordel duet ende dat men alsulke personen annemen solde, die geneiget weren hem selven uut te gaen ende tot

[ocr errors]

1) Melis van Buren, gest. in 1404. Zie,,Biographie, no. VI” (fol. 205-207 van ons H. S.).

2) Zie over den vorm,,anderde" naast ,,andere", Mnl. Wbk. op ,,ander, no. 1”.

3),,twie of drie" i. p. v. „,twie of drie werve". Zie ook fol. 203г. 4) Verg. Epistola domini Florentii ad quendam regularem in Vvyndeshem (achter de Vita Flor. van Thom. a Kempis), § 2.

5) Ook de aant. bij deze plaats wordt om hare uitvoerigheid niet hier opgenomen, maar is te vinden aan het einde van deze „Biographie”, blz. 241–242.

[ocr errors]

sterven te geven 1); want sterven des willen ende der synlicheit is geweest die oeffeninge onser voervaderen. Hij leerde op ene tijt den bruderen, dat sij hem selven vermanen solden ende seggen: „Hier ende niet anderswaer 2); aldus ende niet anders; nu ende niet dan." Dat hij aldus bedude: Wi en sullen niet denken: 167. Op die steede ofte daer sijn vuer- (fol. 167) ige Reguliers ofte Kartuysers, cet; weer ic daer, soe moecht ic vuerich wesen. Mer nu heeft my God hier geropen; hier sal ic God dienen ende niet daer, na desen roepe ende na deses huyses gewonten, ende dat niet vertrecken 3), seggende: „Margen ofte als ic daertoe (ge)comen bijn, soe sal ic my beteren;" mer huyden sulle wijt bestaen." " Hij was oec seer neernstich, dat men gelapte cleeder dragen solde.

Als hy mysse doen solde, soe plach hij hem seer te oefenen in dat lijden ons lieven Heren, ende hij en studierde niet voer der misse, hoewal hij bitijden. 168г. lange na (fol. 168) die ander wachte ofte doch late

celebreerde. Desgelijcs oec, als hij mysse hoerde.

Op een tijt hadde hij op enen groten heiligen dach des avents toe collaciën gewest; ende want sijn clerc niet huys en was, soe leyden 4) ene van onsen clercken na der collaciën wederom. Ende onderwegen vraechde die clerc hem een wenich van een punte, datter vercalt 5) was in der collaciën. Ende here Rolof en antwoerde niet. Mer doe hij in sijn huys quam,

1),,hem selven utegaen" (zichzelven verloochenen) en,,hem tot sterven geven" (n.l. tot het afsterven van zichz.) zijn termen der devoten.

2) elders.

3) uitstellen.

4) geleidde hem.

*) vercallen = bespreken.

« AnteriorContinuar »