Imágenes de páginas
PDF
EPUB

168v.

doe seechde hij: „Frater, wi en plegen opter straten niet te callen, mer nu wil ict u gerne seggen."

Op ene tijt was hij in der karken (fol. 168") ende lach in sante Steuens 1) capelle, die nu ofgebraken is, by eenre banck op sine knyen. Ende daer quam een grof keerle, die gerne op die banck, daer hij voer sat, geseten hadde. Dese stiet den heiligen man onweerdelic an irst mitten voete ende na sprack hij tot hem: ,,Staet op, u en behoert hier niet te wesen." Ende daerna greep hi hem by der hoyken ende wijsde hem in der crocht, ende seechde: „Dat is u stede." Ende dese goede vader genck scheemelic heen sonder verstueringe 2) in der crocht. Tot alle sinen duechden hadde 169. hij groetlic die duecht der oetmoedichet (fol. 169) ende soe cleynen voelen van hem selven 3), of hij al sijn leven een groet sunder ende een versumende mensche gewest hadde. Ende hij screef op ene tijt niet lange voer sijnre doet aldus tot enen cruysbruder 4): ,,Ic bijn oelt van jaeren, mer in my en is gene vrucht der duechden; bidt om Gods wille voer my, opdat ic my yo 5) in der leester oeltheit beteren moet." Doe onsen pater heer Goedert 6) sijn heilige ampt 7)

men

1) Met robrik onderstreept.

2) sonder verstueringe zonder boos te worden.

3) hij hadde soe cleynen voelen van hem selven = hij dacht zóó gering van zich zelven. Gewoon is bij de devoten ook de zegswijze: hij was soe neder ende cleyn in hem selven.

4) Zie over het begrip,,kruisbroeder" Mnl. Wbk. op „crucebroeder" en Moll, Kerkgesch. v. Ned. vóór de Herv., dl. II, st. ii, blz. 124 v. 5) yo (bijvorm van ,,ie", waarmede het in beteek. overeenkomt) toch, in ieder geval; zie fol. 185r: men solde hem yo een ander covel gegeven hebben.

6) Godfried Toorn van Meurs, gest. in 1450 (Dumbar, Anal., tom. I, Dav. 1719, p. 114).

7) heilich am(p)t laatste oliesel; Lat. sacramenta ecclesiastica.

dede ende hij daer mitten bruders vergadert was ende die pater die bruders vermaende van hoeren gebreken ynt gemeen, soe begonste dese heilige ziele, recht oftet al om sinen wille geseecht weer, mit (fol. 169") 169. luder stemmen te screyen ende mit groten snocken ende vele tranen sijn schult te bekennen ende venie te bidden, soedat alle die bruders daer seer in geslagen worden 1). In sijnre leester siecten, als hem die bruders troesten wolden ende hem hape geven ten ewigen leven te comen, soe suchte hij zwaerlic ende seechde: „Och lieve bruder, wiste ghi hoe vele quaets ic doe!" Ende begonste te vertellen 2), hoe dat hij om sijnre siecten wille sijn tijt mit slapen versumde. Ende als men hem seechde, dat vele onser bruders vrolic gestorven weeren, opdat hij niet verslagen wesen en 170r. solde, soe (fol. 170') antwoerde hij: „Och, sij hebben anders geleeft dan ic leyder doe. Bidt God voer my, dat hy my mijne sunden vergeve.” Ende als hij meende, dat hem niement en sach, boerde hij sine hande op tot God ende seechde al suchtende:,,Ic arme stumper!" 3) Hij en mochte niet hoeren, dat men yetes seechde van sijnen verdiensten of werken. Mer hij hoerde alte gerne, dat men hem vermaende die barmherticheit Gods, ende des grondelosen schattes der verdiensten ende lijdens Christi Ihesu, ende van der onuutsprekelike goedertierenheit onser liever Vrouwen, ende deser170. gelijc. Ende (fol. 170") als hij hiervan hoerde, soe waert hij suchtende ende screiende. Ende als nu die tijt quam dat God den getrouwen wercman lonen wolde,

1) Verg. fol. 167o: die crancken... seer daeruut geslagen werden. 2) zeggen, verklaren.

3) arme stumper = ongelukkige. Verg. hierbij het Lat.: o me

miserum!

ende als hij nu van den roeste der sunden geschuert was overmits mennigen lijden van buten ende van bynnen ende mennich jaer groet gebreck gehadt hadde an den steen ende dat alsoe heymelic ende lijdsemlic geleden dattet weinich bruders wisten, soe is hij ten leesten uut gebreck der mage ten leesten dagen gecomen ende heeft doe groetlic sijne conversacie 1) getoent, alle dinge doende na sijnen vermo- (fol. 171') 171. gen, ofte hij gesont gewest hadde. Hij las sijne getijde mit groten arbeyt 2), soe lange als hijt vermochte. Hij dede hem in enen stoel ter myssen dragen, totter tijt toe dattet hem verbaden waert. In sijnen leesten begerde hij alle die bruders by hem te hebben ende gene susteren, in orconde sijnre behuetheit 3). Ende als men hem voerlas of seechde: „Maria, Mater gracia” 4) ofte desergelijc, soe seechde hijt na, soe lange als hijt vermoechte. Ende als hem die sprake ontgenc, soe gaf hij teykene des verstandes mitten cruce. Ende 171. hem selven teiken(en)de mitten heiligen (fol. 171) cruce, soe is hij ten hemelschen lande gevaeren ende is begraven in den grave onser bruders op sante Lebuïnus. karchoef 5).

1) omgang; Lat. conversatio. Verg. leven ende conversacie = handel en wandel.

2) mit groten arbeyt = met groote moeite.

3) in orconde sijure behuetheit als een bewijs, een teeken van zijne behoedzaamheid, bedachtzaamheid.

4) De woorden Maria mater gracia" zijn met robrik onderstreept.

5) Het thans volgende fol. 172 is onbeschreven.

AANTEEKENING BIJ „VUERIGE BOECKE",

fol. 166 (zie boven, blz. 233, noot 7).

Aangaande de hier met name genoemde,,vuerige boecke" kan het volgende worden medegedeeld:

сит

...

Bij profectus" hebben wij te denken aan den bekenden Profectus religiosorum, naast het straks toe te lichten Speculum monachorum behoorende tot de geschriften, die o. a. Gerard Zerbolt van Zutphen „ante finem vitae suae, quasi nouiter conversus, iterum legere coepit" (Vita Gerardi Svtphaniensis in de Opera omnia van Thom. a Kempis § 7). Volgens den Catalogus Codimanu scriptorum Bibliothecae Universitatis Rheno-Trajectinae, Traj. ad Rh. et Hagae Com. 1887, komt dit aan Bonaventura toegeschreven werkje voor in de H. S. S. n°. 170 (fol. 1–92) en no. 171 (fol. 10a-86) der Universiteits-bibliotheek te Utrecht; het begin van den Prologus in beide luidt:,,Collaciones meas quas," cet. In Nederlandschen tekst wordt het aldaar gevonden in de H. S. S. n°. 1019 (201 ff.; fol. 2a: ,Hier beghint dat ierste boec.... Mine collacien die ic bij tiden plach te spreken tot onsen nuwen bruderen", enz. fol. 201a:,,Hier gaat wt dat ander boec van profectus. Ghescreuen int jaer.... m.cccc. ende iij op sunte amandus dach", enz.) en no. 1020 (fol. 17a—171b). Waarschijnlijk is eene dezer overzettingen,,de schoone vertolking", die omstreeks den aanvang der 15de eeuw hier te lande in omloop is gekomen en waarop Prof. Moll de aandacht heeft gevestigd in zijne Kerkgesch. v. Ned. vóór de Hervorming, dl. II, st. ii, Arnh. 1867, blz. 330, en vooral in zijn Johannes Brugman, Amst. 1854, dl. I, blz. 39, n. 3. Gedrukt staat de Profectus in Bonaventvrae Operum Tomvs Septimus, Mogvntiae, 1609, folio, p. 557-612, met den titel: De profectu religiosorum.

Wat,,horologium" aangaat, dit is het Horologium aeternae sapientiae van Henricus Suso. In cap. XVIII, § 8, van de Vita Gerardi Magni van Thom. a Kempis wordt het ten onrechte aan Anselmus, den Aartsbisschop van Canterbury, toegekend; deze heeft wel een

Monologium en een Proslogium geschreven, maar geen Horologium. Aanbeveling verdient daarom de gissing van Moll (Kerkgesch. v. Ned. vóór de Hervorming, dl. II, st. ii, Arnh. 1867, blz. 325, 11. 2), om bij Thom. a Kempis t. a. p. aldus te lezen: meditationes Bernardi et Anselmi [in oude drukken vindt men op Anselmus' naam een Meditationum liber], et horologium."

[ocr errors]

Het zijn deze Meditationes Bernardi, die in ons H. S. genoemd worden,,sunte Bernarts Ghedachten". In het tweede deel der door Mabillon uitgegeven Opera van Bernard van Clairvaux, getiteld: Bernardi Clarae-Vallensis Volumen Secundum continens Opera suppositicia et aliena, Par. 1719, folio, en bevattende alleen werken van twijfelachtige herkomst, staan zij p. 332-349 opgeteekend als Meditationes piissimae de cognitione humanae conditionis. Zij zijn toegekend geworden niet alleen aan Bernard, maar ook aan Hugo van S. Victor, onder wiens werken zij mede opgenomen zijn „sub titulo libri quarti de Anima"; doch reeds Mabillon zelf (1. 1., p. 333) heeft aan beiden het auteurschap ontzegd. Meermalen werden de Meditationes in onze taal overgebracht; verg. Moll, De boekerij van het St. Barbara-klooster te Delft, in de tweede helft der vijftiende eeuw (in Kist en Moll, Kerkhistorisch archief, dl. IV, Amst. 1866), blz. 257. Bij de devoten in ons vaderland waren zij, hetzij in het oorspronkelijke, hetzij in vertaling, zeer in trek, met name bij Florens Radewijns blijkens Dumbar, Anal., tom. I, Dav. 1719, p. 51:,,Dominus Florencius solebat legere libros de simplici materia; vt puta Meditationes beati Bernardi vel similes."

Als een van de talrijke „Spiegels", die in de vijftiende eeuw zoowel in Nederland als in Duitschland in omloop zijn geweest, wordt in de vierde plaats hier geciteerd de „,Spiegel der monike". En Thomas a Kempis (Vita Ger. Svtphan., § 7 zie boven en de Epistola van Florens Radewijns ad quendam regularem in Voyndesem achter de Vita Florentii § 2) èn Busch, Chron. Wind., Antv. 1621, p. 375, 433 (op p. 431-433 komt in haar geheel de zooeven genoemde Epistola voor) maken er melding van. Nu vind ik in den aangehaalden Catalogus Codicum manu scriptorum, cet. een vijftal H. S. S. beschreven, waarin werkjes met verschillenden titel, doch met gelijkluidend begin, t. w.:

I. n. 166 (148 ff.): Speculum monachorum, fol. 318-39; II. n. 171 (86 ff.): Formula noviciorum in ordine proficere volentium sive Speculum monachorum, fol. 1b-9a;

III. n°. 174 (251 ff.): Speculum monachorum, fol. 200-209b;
IV. no. 332 (259 ff.): Tractatus de modo vivendi in religione, fol.

« AnteriorContinuar »