Imágenes de páginas
PDF
EPUB

180-198. [N.B. Aan den Hoogeerw. Heer Alph. Rijken, O.P. te Huissen bij Arnhem, dank ik de volgende opmerking: „In de Bibliotheca Patrum, ed. Colon., tom. XIII, heet dit tractaat: Formula novitiorum, evenals in de ed. Lugdunensis, tom. XXV, p. 867. Beide edities wijzen als auteur aan: David, de Augusta dictus, natus Augustae Vindelicorum in Germania, Ordinis minorum, vir pissimus, qui scripsit varia opuscula spiritualia valde utilia, quae a quibusdam tribuuntur S. Bonaventurae (dit laatste is ontleend aan de ed. Lugd.)"]; V. no. 1020 (171 ff.): Dat Spieghel der moniken, fol. 1—17a. Aan deze vijf geschriften, volgens den Catalogus alle op naam staande van Bernard van Clairvaux en aanvangende met de woorden: Primo considerare debes, cet. (dat in no. 1020 begint aldus: Ten alder irsten seltu merken waer om du ghecomen bist toten cloester, enz.) doet m. i. de ,,Spiegel der monike" denken, waarvan in ons H. S. sprake is als van een der,,vuerige boecke", door de devoten hier te lande op hoogen prijs gesteld.

AANTEEKENING BIJ „BERNARDUS SPIEGEL", fol. 166 (zie boven, blz. 234, noot 5).

[ocr errors]

zie beneden

Is mijne opvatting ten aanzien van het Speculum monachorum juist geweest, dan moet onder Bernardus Spiegel" verstaan worden het blaadje, de ,,pagina" algemeen bekend als „,Speculum Bernardi" en als zoodanig ook vermeld bij Busch, Chron. Wind., p. 433 (verg. de meer geciteerde Epistola van Fl. Radewijns, 1. 1.). In handschrift is het werkje o. a. aanaanwezig in de Universiteits-bibliotheek te Utrecht en wordt het aldaar gevonden in de codices no. 161 (fol. 98a, cet.), no. 173 (fol. 89a-b), 19. 174 (fol. 229b-231a), no. 332 (fol. 205a—207b) en no. 384 (fol. 27, cet.). Opgenomen is het door Mabillon in het tweede deel der Opera van Bernard van Clairvaux, Par. 1719, folio, p. 816 en 817, maar onder den titel: Speculum monachorum. In aansluiting evenwel aan denzelfden Mabillon werd dit ,,Speculum", dat eenmaal, gelijk zoo menig ander ascetisch geschrift, omnium consensu op naam van Bernard heeft gestaan, eerst door Bertrand Tissier in de Bibliotheca patrum Cistersiensium, Bonofonte, 1660-1669, tom. VI, en wordt het tegenwoordig door iedereen ARCHIEF XXVIII.

16

toegeschreven aan Arnulfus de Boëriis, Ord. Cist. in dioecesi Laudensi, saeculo XII, ao. 1149 (verg. Migne, Patrologiae cursus completus, Par. 1844 seq., tom. CLXXX, p. 1658).

De aanhef van het ,,Speculum Bernardi" luidt: „,Si quis, emendatioris vitae desiderio tactus, cogitationum locutionum operumque suorum sollicitus explorator, universos excessus suos corrigere nititur: in praesentis paginae frequenti lectione et assidua meditatione, tamquam in speculo, interioris hominis sui faciem contempletur."

Nog ééne opmerking. Florens Radewijns geeft t. a. p. in zijne Epistola ad quendam regularem in Vvyndesem den raad om het,,Speculum monachorum" of het,,Speculum Bernardi" altijd bij de hand te hebben, ja om dit laatste boekje en zulks zou hij onmogelijk hebben kunnen zeggen, indien het niet klein van omvang ware geweest (een,,libellus”) — desgevorderd van buiten te leeren („Consulo tibi, vt habeas circa te Speculum monachorum, aut Speculum Bernardi, secundum quod omnes actus tuos potes ordinare; quem librum etiam discas exterius, ..... et hoc erit tibi leue, quando prompta consuetudine scis libellum exterius").

V.

PETER VAN AMSTERDAM.

173. (fol. 173) Van den leven ende wanderinge des eersamen vaders here Peter

van Amsterdam 1).

Hi was gebaeren van Amsterdam van eerbaeren godfruchtigen olders. Ende sunderlinge had hij alte gueden moder, die hem vake vele guets plach te leeren, ende sunderlinge plach sij hem in te prenten den anxt * Godes *, welker inprentinge hij alsoe ontfanclic 2) was, dattet scheen in alle sinen werken; ya ic gelove, dat die anxt Godes nummermeer uut sinen herten en quam.

Hij plach oetmoedelic te seggen, dat hij van hem

[ocr errors]

1) Over Peter van Amsterdam heb ik elders slechts enkele sporadische berichten gevonden. Het tegenwoordig te Arnhem berustende z.g.,,Handschrift G" zie hierover Moll, Johannes Brugman, Amst. 1854, dl. I, Voorrede, blz. VII v noemt op fol. 132 alleen zijnen naam. Volgens Delprat, Verslag omtrent eenige handschriften, enz. (in Kist en Royaards, Archief voor kerkelijke geschiedenis, dl. VI, blz. 275—302), blz. 283, komt er een hoofdstuk,,De dno Petro de Amsterdammis" voor in zeker door hem t. a. p. beschreven H. S.: Narratio de inchoatione, cet. verg. hierover, behalve Delprat, Verhandeling over de Broederschap van G. Groote, 2de druk, Arnh. 1856, blz. 344: Acquoy, De Kroniek van het fraterhuis te Zwolle (in Versl. en Meded. der Kon. Akad. van Wetenschappen, Afd. Letterk., 2le Reeks, dl. IX, blz. 8-12)—. Verder zie men over Peter van Amsterdam nog: Dumbar, Anal., tom. I, Dav. 1719, P, 227, en Delprat, Verhandeling, 2de druk, blz. 174.

[ocr errors]

2) geschikt om te ontvangen of in zich (in het gemoed) op te nemen, ontvankelijk, vatbaar.

selven plach te dencken, doe hij jonck was: hij moste yo een sunderlinge beest wesen, want hij hem altoes alsoe beanxtet voelde. Doe hij een jongesken was van 173. tijn of elven (fol. 173) jaeren, doe stont hij toe Amsterdam in die kerke ende hoerde predicken van die drie vordele, die die jonferen sullen hebben ynt ewige leven: als dat sij enen nyen zanck sullen sijngen, ende sij sullen die crone „Aureola" 1) hebben, ende sij sullen den Lamme volghen waer dattet gaet 2). Als hij dit hoerde, soe dachte hij: „Dat vordel wil ic hebben." Ende rechtevoert na dien sermoen genc hij toe huys

het was in die vasten voer den eten, ende hij nam al heymelic ene kerse ende genc weder in die kerke ende viel op sine knyen voer dat beelde onser liever Vrouwen ende offerde hoer die kerse. Ende mit groter vuericheit lavede hij sine reynicheit hoeren lieven Kynde ende hoer totten eynde sijns levens toe 174. te bewaeren. (fol. 174) Ende hij badt seer devoetlic der Moder Godes, dat sij hem hulpe ende gracie wolde verwerven, dat hij sine reynicheit totter eren Godes moste 3) bewaeren. Ende hij en is niet beroeft van sijnre begerten; want onse lieve Here heeft hem geholpen, dat hij sine reynicheit zalichlic heeft bewaert totten eynde sijns levens toe. Ende alsoe jonferlike 4) schemel 5) was hij al sijn leven lanck, dattet scheen, of hij nouwe stuer en konde holden, als hij bij onge

1) heiligenkrans.

2) Verg. Acquoy, Het geestelijk lied in de Nederlanden vóór de Hervorming (in Archief voor Ned. Kerkgesch., dl. II, 's-Gravenh. 1887), blz. 104-106.

3) mocht.

=

4) jonferlike, joncferlike (hetz. als joncfroulike") maagdelijk, als eene maagd of jonkvrouw.

5) schaamachtig.

174.

like personen 1) quam. Hij had oec al sijn leven lanck die zuete Moder Godes in alte wonderliker groter weerdicheit; ende als hij hoeren name noemde, dat genck hem soe zuetlic of, recht of hij wat zuets in sinen moent genamen hadde, dat hem wal smaecte. Als hij sijn Ave Maria" las, (fol. 174") soe plach hij van rechter reverenciën te seggen: „Ave gracia plena" 2) ende niet ,,Ave Maria" 2); recht als een arm mensche, die enen riken mechtigen man toesprect, die en noemts niet by sinen name.

Als hij „Salve Regyna" plach te leesen ende dan quam tot dat versken: „Eya onse voersprecster 3), kier tot ons dine barmhertich ogen" 4), soe plach hij hem mit groter reverenciën sijde 5) neder te neygen 6) mit herten ende mit lichame voer die Moder der barmherticheit ende badt hoer oetmoedelic mit groter begerten sijns herten, dat sij hoer geweerdigen wolde in die ure sinre doet hoer bermhertige oghen op hem te slaen ende sine voersprecster te wesen bij hoeren gebenediden Soen. Ende want dit guede jongesken 175. (fol. 175) die zuete Moder Godes in groter weerdicheit hadde, soe wiesset alsoe op in duechden, dat die duechden uyt hem luchten 7), alsoe dat hem sine medege

=

1) ongelijc onbetamelijk handelende, zich onbehoorlijk gedragende. Zie voor het begrip,,ongelike personen” het Mnl. Wbk. op,,ongelijc, Iste art., no. 6".

2) De woorden ,,Aue gracia plena" en „Aue maria" zijn met robrik onderstreept.

3) Het,,Afschrift Stoett" (zie de Inleiding) heeft,,voer spreecster” en een paar regels verder ook ,,voerspreecster."

4) De woorden,,Eya-ogen" zijn met robrik onderstreept. Lat.: ,,Eja ergo advocata nostra." H. S.: kiert.

) sijde (Mnd. sît, side)

6) hem nederneigen

=

nederig, ootmoedig. zich nederbuigen.

7) luchten, lichten = lichten, licht geven, schitteren.

« AnteriorContinuar »