sellen, die mit hem te schoelen gengen, plegen te heiten dat heilige Peterken". Want hij was een jongesken van XV jaeren, doe hij ter scholen waert gesant te Doesborch; ende daer had hij hem alsoe goddienstlic ende alsoe rechte duechentlic, of hij een volcomen man van jaeren had gewest. Hij gaf hem seer vlitelic totter leeringe 1), alsoe dat hij in corten jaeren een guet clarick waert. Ende nummermeer en plach hij gaen te speelen, als die ander kynder deden, die sine gesellen weeren. Ende hij was oec seer vlitich die ander kynder van den speelen te 175v. trecken mit gueder (fol. 175") vermaninge; ende alst 176r. geveel, dat sij van sijnre vermaninge niet en hielden, soe plach hij daer ondertijden om te screien: soe wee dedet hem, dat sij hoer tijt soe quelke toebrachten. Hij en plach tegen die hochtijde niet te huys te trecken als die ander kynder; mer hij toech dan te Sutphen totten bruders van Here-Florenshuys, die daer doe woenden om des bannes wille, die doe te Deuenter was 2). Soe genoechlike stont hem die wanderinge der bruders voer, dat hem dochte: als hij sieck was ende bij die bruders quam, hij waert gesont. Hij plach oec daer mitten anderen bruders ten heiligen sacrament te gaen; ende dan was hij soe vuerich, dat hij van devociën vele trane screide. Hij plach te seggen: doe hij irst (fol. 176') toe Doesborch quam ende die fraters sach, doe creech hij soe grote mynne tot hem, dat hij dachte ende sprack tot hem selven: „Aldusken menschen moetstu werden, 1) onderwijs, studie. 2) Zie Delprat, Verhandeling over de Broederschap van G. Groote, 2de druk, blz. 60 v. wilstu ten ewigen leven comen." Dit inval 1) waert in hem gevestet alsoe sterkelic, dat hijt rechtevoert began te werke te setten. Want opten irsten dach, doe hij te Doesborch quam, doe seechde tot hem een heilich vader, geheiten here Gerijt 2) van Rees: „Petrus, nu moety een frater werden." Doe antwoerde hij: „Dat wil ic gerne doen." Ende rechtevoert sonder marren gehoersem wesende, toech hij sijn hoyke 3) uyt ende toech sinen covel an den hals ende began een frater te werden. Ende hij waert van sinen vader in dat fraterhuys bestadet 4) ende bleef een frater al sijn 176. leven lanck. Ende hij plach te seg- (fol. 176o) gen, dat hij genen staet in der werlt en wiste, dien hij daervoer kiesen wolde: soe grote mynne had hij totter oetmoedicheit. Hij plach oec te seggen: al mochte hij dusent jaer leven, hij solde in dien oetmoedigen staet altoes genoech te done hebben ende guet rieschap vinden hem meer ende meer totten duechden te geven; daerom en wolde hij genen hogeren staet begeren. Onse lieve Here die gaf hem soe grote genoechte in den duechden ende in die Heilighe Scrift te studieren ende sijn gebeeken te spreken, dat die genoechte bavengenck al die genoechte der werlt. Mer want hem onse lieve Here gegeven hadde verstandele synne in die Heili(ghe) Scrift, soe angenck hem die behende viant 5) mit sijnre bedriechnisse, ende 1) invallende gedachte. 2) Met robrik onderstreept. 3) Onder,,hoyke" verstaat men den langen mantel, die èn door mannen en door vrouwen gedragen werd, tot op de voeten reikte en van voren over het hoofd heen in een hoorn uitliep. De,,covel" is de monnikskap (eig. mantelkap). 4) bestaden = plaatsen. 5) die behende viant de duivel; behende = slim, 177". (fol. 177") hij hielt hem voer den stoel der eren ende der hoecheit, ende ontstack sijn herte mit soe groter begerten een groet doctor te werden, dat hij dachte: mochte hij mit dusent jaer in der hellen te barnen te niete gaen, nummermeer en hadde hij die werlt overgegeven; mer als hij dachte, dattet over dusent jaeren solde wesen, recht oftet irst begunne, dat sloech sijn herte weder mit soe groter verveernisse, dat hem die begerte der hoecheit altemale vergenck. Hierna bedachte die viant een ander strijck 1) ende makedet alsoe, dat sijn moder hem ommer toe huys hebben wolde; want sijn vader was gestorven, ende sij ontboet hem 2) vele, dat hij toe huys solde comen. Mer hij vertoeget vaste, want hij had anxt voer des 177. duvels bedreechnisse. (fol. 177) Ten leesten dwanck hem sijn meyster daertoe, dat hij tot sijn moder een reyse moste trecken, want sijn guede moder dat alte seer begerde. Doe en was hij niet hart op sinen syn 3), mer oetmoedelic sinen meyster gehoersem. Hij had oec enen heiligen oem wonende tot Here-Florenshuys 4), geheiten here Rolof 4) van Muden 5). Dese seechde hem: „Toe frater, ic hape dattet die eer Godes is, dat ghi tot u moder trect." Uyt dat woert creech hij moet, soedat hij hapte: onse lieve Here solde hem in sinen gueden wille bewaeren, ende toech tot sijnre 1) strijck (ook „,laghe") = laqueus, insidiae (Kil.). 2) enen iet ontbieden mededeelen. iemand iets laten weten, iem. iets 3) De zin is: Toen stond hij niet stijf op zijn stuk. Verg. de Mul. uitdrukking: op sijn begrijp (niet) en staen = (niet) op zijn stuk staan; b.v. Handschr. D, fol. 7: doe sie op hoer begrijp niet en stont. 4) De woorden,,florens" en,,Rolof" zijn met robrik onderstreept. 5) Zie over hem de voorg. ,,Biographie" (fol. 157-171V). moder. Ende want hij ynt fraterhuys wonde, soe had hij eene tympeken 1) an sine covel. Dat en zneet hij niet of als ander kynder plegen te doen, als sij te huys trecken; hij voelde hem daer wal toe geney- (fol. 178") 178 get, mer hij dachte: hij wolde hem daer om Godes wil in sterven. Als hij dan toe huys quam, soe verblijde hoer sijn guede moder sunderlinge seer, want sij had hem lief baven al hoer ander kynder. Ende sij had hem doe alte gerne bij hoer gehoelden, ende sij leechdet hem alsoe vrendelic an 2) als sij mochte, ende seechde: „Lieve kynt, blijft doch bij my ende dient hier onsen lieven Heren ende gaet in wat cloester dat ghi wilt hier in die stadt: dat wil ic u gerne gunnen. Mer alrelievest had ic, dat ghi een priester woldet werden op u vaderlike guet ende blijven mit my wonnende ende dienen alsoe onser 3) God." Alse dit heilige jongesken dit hoerde, sette hij sijn 178. moder mit gueden vrende- (fol. 178") liken woerden tevreden. Mer onse lieve Heer ende die heilige gehoersemheit, in welker hij toe huys getagen 4) was, ende oec dat gebet sijns heiligen oems bewaerden hem, dat sijn herte niet bewecht en waert hoer te consentieren. Ende siet, die duvel en conde alhier oec niet vorderen. Want hij dachte: die Heilige Geest had hem al anders geleert dan onder sine vrende onser God te dienen. Nochtant haddet hem na der natueren 1) In het bovengenoemde Mittelniederdeutsches Handwörterb. van Aug. Lübben u. Chr. Walther (Norden und Leipz. 1888) wordt bij ,,timpe" aangeteekend: das in eine Spitze auslaufende Ende eines Dinges, Zipfel, bes. von Kleidungstücken (Kapuze, auch diese selbst). Verg. het Mnl. Wbk. op,,covel". Ook „,coveltimpe" komt voor. 2) enen iets aenleggen = iemand iets voorstellen, iets voorleggen. 3) onser (voor,,onseren") = onzen; zie het Mnl. Wbk. op,,onse". 4) getagen (i. p. v. getogen), van tien = trekken. wal ghenocchlic geweest bij sijn moder te blijven, want hij had sijn moder seer lief. Mer hij dachte: hij wolde sijn moder ende al sine vrende overgeven om die mynne Godes ende trecken in een cloester alsoe veer van al sinen vrenden, dat hij sij nummermeer en 179". solde sien of (fol. 179") hoeren in deser tijt. Dit sette hij op om dat walbehagen Godes. Mer onse lieve Here haddet anders mit hem voersien. Want van ewicheit had hij sine stede geordiniert toe Deuenter tot HereFlorenshuys 1), opdat hij, ene seer guede jonge plante op dat guede eertrike, vele vruchten solde voertbrengen ende vergaderen, daer hij namaels sine jongen mede solde voeden. Dat hij oec alte trouwelijc dede, als men noch na wal hoeren sal. Hij toech dan van sijn moder ende beval sij onsen lieven Heren, ende quam weder toe Doesboerch. Ende als hij daer noch ene wijle ter schoelen hadde gegaen, soe gaf hem onse lieve Here noch meerre mynne totten heiligen oetmoedigen bruders van Here-Florenshuys 2), 179 alsoe dat (fol. 179") hij seer 3) vuerichlike began te arbeiden ende te bidden om ene stede mit hem te crigen. Ende als sij sine begerte wat vertoegen na hoerre gewoenten, soe gaf hem onse lieve Here soe grote vuerige begerte in sijn herte, dat hem dochte: hij en conde hem niet gelijden 4). Ende als hij dachte, hoe dat die bruders in hoer celle mochten sitten ende becummeren hem nargent mede dan mit onsen lieven Heren ende mitter Heiliger Scrift, soe duchte hem, dat sijn herte van mynnen brande. Ende vake plach 1),,florens" is met robrik onderstreept. 4) hem geliden het uithouden. |