leermeesters vergaderd, en deze kwam hem wel te stade, toen hij na afloop zijner studiën voor het predikambt werd bestemd. In den beginne werd hij, zooals gewoonlijk met de jeugdige priesters der orde geschiedde, naar verschillende plaatsen gezonden, om op de patroonsfeesten en andere hoogtijdagen het woord Gods te verkondigen en de parochiegeestelijken bij de zielzorg behulpzaam te zijn. Spoedig echter hadden zijne oversten bemerkt, welke schoone en rijke gaven God aan hun medebroeder had geschonken en toen dan ook in 1532 te Brussel een redenaar werd gevraagd om den Advent te preeken, zag P. Bartholomeus zich met deze vereerende, maar zware taak belast. Overvloedig waren de vruchten, die hij hier, ook nog de volgende jaren dat hij er den kansel besteeg, mocht inoogsten. Haar hoogste triomfen echter vierde zijne welsprekendheid, toen hem in 1536 Amsterdam als arbeidsveld werd aangewezen. Sedert 1534 hadden in deze stad de dweepzieke Wederdoopers in het geheim, soms ook in het openbaar, gewoeld en gewerkt. Ergerlijke tooneelen waren. reeds voorgevallen. Amsterdam was volgens hunne profeten eene der vijf steden, die door den Vader waren verkoren, en daar moesten zij evenals te Munster, een nieuw Jeruzalem stichten; vandaar hunne herhaalde pogingen om zich van de stad meester te maken. 's Lands regeering stelde alles in het werk om de ketterij te onderdrukken en predikers werden uitgezonden „omme alle die vasten te prediken". Zoo werd o. a. in 1534 te Amsterdam de Minderbroeder Kornelis van Naarden met die taak belast. Wel werden, dank zij de waakzaamheid der regeering, verschil lende aanslagen verijdeld; maar ook nog na de vruchtelooze poging der Wederdoopers in 1535, om de stad te overrompelen, bleven zij er hunne verderfelijke dolingen verspreiden. 1) In dezen tijd vertoefde te Brussel als provinciaal der nederduitsche Minderbroedersprovincie de bekende Pater Mathias Weynssen of Wentsen van Dordrecht, een man van grooten invloed, wiens raad bij gewichtige aangelegenheden meermalen door de Landvoogdes werd ingewonnen. Dit geschiedde ook, toen er sprake kwam om ter bestrijding der steeds meer veldwinnende ketterijen bekwame predikers naar deze streken te zenden. Geen wonder, dat het oog op P. Bartholomeus viel, die zich te Brussel een grooten naam had verworven; en zoo verscheen de gevierde redenaar omstreeks 1536 te Amsterdam. 2) Al heeft de geschiedenis ons geen treffende bijzonderheden bewaard van Bartholomeus' werkzaamheid binnen Amstels veste, toch weten wij genoeg, dat hij door zijn apostolischen ijver machtig veel heeft bijgedragen tot het behoud van het katholieke geloof in deze trouwe stad. Algemeen was de overtuiging Sedulius vernam het, zooals hij aanteekent, uit den mond van getuigen, die den prediker zelf hadden gehoord dat P. Bartholomeus door zijn bezielend woord de katholieken in hunne trouw aan het voorvaderlijk geloof bevestigd en vele ketters tot de Moederkerk teruggevoerd heeft. In 1540 moest P. Bartholomeus zijne werkzaamheden te Amsterdam onderbreken, daar hij door zijne oversten naar het klooster van Utrecht werd gezonden, 1) Ter Gouw, Geschiedenis van Amsterdam, IV, 243–278. 2) Origo, progressus.... Prov. Germ. Infer. Anno Dni 1647 (MS.). om ook in deze stad het woord Gods te verkondigen en allerwaarschijnlijkst tevens ook om er het ambt van gardiaan waar te nemen. 1) Ook hier predikte hij met den grootsten toeloop en mocht hij de schoonste vruchten plukken, zoodat hij, zooals Molanus 2) schrijft, bij de Utrechtenaren in hooge achting stond. In 1551, toen hij reeds 66 jaren telde, zien wij den gevierden redenaar wederom te Amsterdam, en hij trad er met denzelfden vrijmoedigen ijver als voorheen op tegen de ketterij, niet alleen op den kansel der kloosterkerk, maar ook op dien der andere godshuizen, o. a. op dien der Nieuwe Kerk. 3) Bijna dagelijks predikte de volijverige priester, niettegenstaande een dubbele breuk hem dit werk zeer moeielijk maakte. In 1553 noodzaakte deze kwaal hem zelfs zijne predikatiën eenigen tijd, van Allerheiligen tot het geboortefeest des Heeren, te onderbreken. Doch ook deze rust bracht hem geene genezing en na Kerstmis hervatte hij toch zijnen zegenrijken arbeid. In 1556 keerde de grijsaard weer naar Utrecht terug, niet om te rusten, maar om met nog onverzwakten jeugdigen ijver het volk te onderrichten en 1) Zeker is het, dat P. Bartholomeus op verscheidene plaatsen gardiaan en vicaris is geweest zie het hierna aangehaalde Amsterdam en te Utrecht zie Molanus, Hist. Lov. grafschrift zeker ook, dat hij te het ambt van gardiaan heeft bekleed 1. c. Volgens v. H. en v. R., Historie van het bisdom van Zeeland, (ed. in fol.) 45; Paquot 1. c. en La Ruë t. a. p. zou hij ook te Middelburg als overste gewoond hebben. 2) Hist. Lov. 1. c. 3) In de Compil. chronol. is door een latere hand bijgevoegd: ,,Sermones ejus quadragesimales vidi in bibliotheca nostra Lovaniensi, in quibus notat quod Bruxellis et Trajecti et specialiter quod Amsterodami praedicaverit in Nova Ecclesia quando erat 71 annorum." tot een deugdzaam leven op te wekken. En wel als een bewijs voor zijne meer dan gewone welsprekendheid kan gelden, dat P. Bartholomeus in 1560, toen hij reeds 76 jaren oud was, nog werd aangezocht om in de Salvatorkerk de lijdensmeditaties te houden. 1) Op een leeftijd, dat anderen, zoo de ouderdom hen ook nog niet geheel onbekwaam heeft gemaakt voor iederen arbeid, over 't algemeen een welverdiende rust gaan genieten, werkte P. Bartholomeus nog onvermoeid aan het heil der zielen, en nog in het laatste jaar zijns levens, in den Vasten van 1564, beklom hij den predikstoel om het lijden des Heeren te overwegen. Dinsdags na Paschen van genoemd jaar sloot hij zijne reeks van preeken met een hartelijke toespraak, waarin hij zijne toehoorders aanspoorde tot standvastigheid in het katholieke geloof en afscheid van hen nam met de verzekering, dat zij hem niet meer zouden wederzien. Acht dagen later, den 11 April, eindigde hij zijn werkzaam en welbesteed leven. Wegens het verloren gaan van P. Bartholomeus' preeken is het ons onmogelijk eenig denkbeeld te geven van den trant, waarin onze gevierde volksmissionaris zijne stof behandelde: slechts de faam zijner welsprekendheid is tot ons gekomen. Dat verlies is wel te betreuren, want, zoo schrijft de Eerw. Heer van Cooth 2),,al te weinig weten wij van onze eigen vaderlandsche kanselredenaars. Hun ar 1) In een rekening der Salvatorkerk, loopende over het jaar 1560, vonden wij: „Item, adhuc eisdem [fratribus minoribus] pro passione Domini a fratre Bartholomeo praedicata, scut. aur. pro XLII computatum." Dodt v. Flensburg, Archief voor kerk, en wereldsche gesch., IV, 62. 2) De Katholiek, CXX (1901), 437. beid heeft, vertrouwen wij, zijn loon gevonden bij God, maar weinig heugenis is ervan onder de menschen, en onze vaderlandsche jaarboeken zijn vermaard om hun,,,,placcaeten"" tegen dergelijke,,,,stouticheden."" Waar die preeken gebleven zijn? Molanus, 1) die in 1582 zijn Historia Lovaniensium schreef, verhaalt, dat hij de eigenhandig geschreven preeken van P. Bartholomeus in VII deelen gezien heeft in de bibliotheek van het Utrechtsche Minderbroedersklooster. Sedulius spreekt slechts van drie deelen, waarvan het eerste, sermones de Adventu Domini bevattende, in 1620 onder hem berustte; in de kloosterbibliotheek te Leuven werd in de XVIIe eeuw een ander deel bewaard, de sermones quadragesimales inhoudende. 3) Floris van der Haer, kanunnik van Rijssel, bezat in 1634 drie deelen Conciones de Tempore, et Sanctis, welke hem waren nagelaten door den Utrechtschen priester Victor Schorel. 4) Andere gegevens hebben wij niet kunnen opsporen. III. Heilige levenswandel en zalige dood van Kende P. Bartholomeus en beoefende hij het woord der H. Schrift: „Labia sacerdotis custodient sapientiam et legem requirent ex ore ejus"; hij wist ook dat de vermaning van Sint Paulus: In omnibus te ipsum praebe exemplum bonorum operum", ook voor hem 1) Hist. Lov. 1. c. 2) Bij Sanderus 1. c. 3) Zie noot 3, blz. 308. 4) Val. Andreas, 108; Paquot, I, (ed. in 8o), 260. |