geschreven was en de arbeider in 's Heeren wijngaard door gebed en goede werken, door cen heiligen levenswandel, den wasdom, dien de Heer geeft, moet afsmeeken voor hetgeen hij gezaaid en besproeid heeft. Met een innig gevoel van piëteit heeft Sedulius het godvruchtig leven van P. Bartholomeus beschreven: wij zullen dit stichtende verhaal letterlijk volgen. 1) Altijd de eerste verscheen P. Bartholomeus bij het koorgebed en bij de andere gemeenschappelijke oefeningen en hij was de laatste die henenging. In die tijden was het de gewoonte het geheele jaar door, zoowel op Zondagen als op de feries, in den Advent en den Vasten, te middernacht het officie van O. L. Vrouw te bidden. Daarna werden de getijden van den dag geheel gezongen en het daarop volgende uur evenals het uur na de Completen tatie gewijd. En de godvruchtige Pater was altijd het eerst aanwezig en verwijderde zich het laatst, ofschoon hij dagelijks preekte. was aan de medi Na het eindigen van het koorgebed ging hij naar zijne cel om een weinig te rusten. Nooit gebruikte hij echter een bed: de harde stroozak en een kussen waren hem nog te zacht. Voor zijne legerstede nederknielende, trok hij zich den mantel over het hoofd en bleef in die houding bidden, totdat de slaap hem overviel. Op deze wijze schonk hij zijn afgemat lichaam een weinig rust. Om vier uur des morgens was hij weer ontwaakt en vroegtijdig reeds bevond hij zich in den biechtstoel; met de grootste zorg en de innigste godsvrucht bereidde hij zich dagelijks tot het vieren der H. Geheimen voor. Het overige van den dag, dat 1) Wij volgen hier het boven aangehaalde hs. Zie ook Sanderus 1. c. en A. de Raisse 1. c. niet aan het gebed was gewijd, besteedde hij voor de studie en voor de voorbereiding zijner preeken. Zijn naam getrouw, bleef hij, zooveel hij kon, op zijn cel, verborgen voor de wereld; hij ging niet buiten het klooster, tenzij de liefde hem gebood het te verlaten, en dan nog drong hem de ijverige zorg voor zijne volmaaktheid er aanstonds na volbrachten arbeid weer te keeren. Maaltijden en feesten woonde hij niet bij; den verstrooienden omgang met vrienden en bekenden vermeed hij zooveel mogelijk en nimmer hield hij zich met ijdele beuzelarijen bezig: niets, wat met den tijd voorbijgaat, keurde hij zijne achting waardig. In deze levenswijze volhardde P. Bartholomeus tot zijn negenenzeventigste jaar, terwijl hij voortdurend tot het laatst van zijn leven als een gevierde redenaar met groote vrucht predikte. In één woord: zijn geheele gedrag was een voorbeeld van alle deugden. Dinsdag na Paschen van het jaar 1564 hield hij te Utrecht zijne laatste preek. Aan het einde wekte hij zijne toehoorders met ernst op om standvastig te zijn. in het ware geloof, buiten hetwelk er geene zaligheid is, want, zoo sprak hij, er zouden binnenkort gevaarvolle tijden aanbreken; de katholieken en vooral de priesters en religieuzen zouden vervolgd, de kerken geplunderd en de altaren verwoest worden. Daarna nam hij afscheid van de geloovigen met de verzekering, dat hij den predikstoel niet meer zou beklimmen en dat zij hem niet meer zouden wederzien. Zijn spoedig gevolgde dood en de troebelen, waarvan ons land eenige jaren na zijn afsterven getuige was, hebben de waarheid zijner woorden bevestigd. Toen ik, die dit schrijf - zoo gaat Sedulius voort in 1563 naar Leuven zou vertrekken om daar mijne studiën te maken, bracht ik P. Bartholomeus een bezoek om zijn zegen te vragen. Hij gaf mij dien zegen vol liefde en schonk mij tevens een rozenhoedje, terwijl hij mij vermaande om altijd godvruchtig en deugdzaam te zijn. Pater Henricus van Leuven, in dien tijd gardiaan te Utrecht en later, in 1567, toen ik reeds in de orde was getreden, vicaris te Leuven, heeft mij verteld, dat P. Bartholomeus voorzegd had, dat ik Minderbroeder zou worden. Dit zeg ik niet tot mijn eigen eer, maar tot lof van P. Bartholomeus; want men hield het er voor, dat God hem de gave der voorzegging had geschonken. Van den predikstoel komende moest hij zich terstond naar de ziekenkamer begeven, waar hij gedurig in het gebed verslonden bleef. Na de laatste H.II. Sacramenten ontvangen te hebben geraakte hij eenigen tijd in geestverrukking. Tot zich zelf gekomen sprak hij tot zijne aanwezige medebroeders: „Hebt gij niet gezien, hoe Pilatus Christus, nadat hij Hem had laten geeselen, aan het volk vertoonde?" Na dit gezegd te hebben, ontsliep hij zacht in den Heer. Het lichaam bleef gedurende drie maanden rusten aan de noordzijde van den kloostergang; maar door toedoen van Hendrik Bommel, griffier van de Staten van Utrecht, Bartholomeus' bijzonderen vriend, werd het weer opgegraven om het een waardiger rustplaats te geven: het lichaam werd nog geheel ongeschonden. en onbedorven gevonden. En tot aller verwondering verspreidde het een alleraangenaamsten geur, als van kostbare reukwerken. Toen de dienstbode van den griffier, om hare godsvrucht te voldoen, den zweetdoek van het hoofd van den overledene wegnam, zag men zijn gelaat nog geheel ongedeerd en op zijn mond een allerschoonste roode roos, welke Hendrik Bommel altijd als een kostbaar edelgesteente bewaarde. Het lichaam werd met de meeste eere in den nieuw-gemetselden grafkelder neergelegd. De priester onzer Orde, die mij (Sedulius) dit heeft medegedeeld en die destijds te Utrecht woonde, verklaart in een schrijven, door hem zelf onderteekend: Ego Frater Wilhelmus, profiteor sub sacerdotii fide, ita factum; et propiis oculis aspexi, et revera fateor. Tot zoover Sedulius. F. WILHELMUS ESCHOLIER.1) Minorita. Onder de afbeelding van P. Bartholomeus, die bij zijn graf was geplaatst, plaatste Adriaan van der Burch2) de volgende versregels: Verbo olim populum vitae exemploque docebas Hic tibi semper honos, haec tibi cura fuit. Nunc mundo ablatus, coeli statione teneris, Et vanas terrae despicis illecebras, Nos cineres, quos illa tegit, veneramur et uno, Wij meenen deze korte levensschets niet beter te kunnen sluiten dan met de lofspraak, die Pater Petrus Wanten, de overste van Bartholomeus, in het door hem vervaardigde epitaphium neerschreef: Pientissimus ille Pater, anno Domini 1564, undecimo die mensis Aprilis, vita commutavit in mortem, obdormivit in Domino. Vixit annos 79. menses 7. dies 18. 1) Sanderus o. c. p. 70 noemt hem Eschwiler. Doch de door ons gebruikte mss. geven duidelijk Escholier. 2) Vgl. van der Aa, Biographisch Woordenboek, II, 483. 3) v. H., Hist. episcop. Ultraj. 1. c. Aldaar en in de hollandsche vertaling, blz. 184, kan men ook het door Paquot, De la Ruë en v. d. Aa overgenomen bericht vinden, dat P. Bartholomeus door Georgius van Egmond tot wijbisschop zou gekozen zijn. Fuit vir admirabilis zeli, austeritatis et abstinentiae. Multis annis, in variis locis, cum laude, Guardianus et Vicarius. Quadraginta continuis annis, fidelem, strenuum atque invictum Ecclesiae Catholicae ministrum, et verbi Dei praeconem orthodoxum egit, ad vitae suae finem usque. Nam octavo die, post ultimam concionem suam, quam habuit Feria tertia Paschae, in hoc nostro Ultrajectensi Conventu, in pace Christi requievit. WEERT. fr. SILVERIUS BREIDFELDT, O. F. M. |