Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Een Strooptocht in 1590.

De Staten der Nederlanden hadden het van belang geacht, Gebhard Truchses, den afgezetten keurvorst van Keulen te steunen, ook in den krijg. Zoo werd het tooneel van den tachtig-jarigen oorlog voor een wijle verplaatst naar het sticht van Keulen, en daar kwam de Staatsche krijgsmacht die van den koning bestrijden. Dit gaf op het einde des jaars 1590 aanleiding tot een strooptocht in het Munstersche enz., waarover E. van Meteren (bl. 295 der uitgaaf van 1663) met een enkel woord zich uit en P. Bor (III, bl. 549 der uitgaaf van 1679) iets meer zegt, doch in zeer weifelende algemeenheid. In de Annales Belgici. door Frans van Dusseldorp ons nagelaten en door Dr R. Fruin, helaas, maar voor een klein gedeelte in druk gegeven, vonden we een korte maar zakelijke voorstelling van dat heldenfeit, wel waard, naar we meenen, om in druk te verschijnen en hier te worden meêgedeeld.

1590.

Ipso die Nativitatis Dominicae Comes Oberstenius 1) cum Ordinum militibus in Westfaliae pagos irruunt, Catholicos ad festum spendidiore ornatu convocatos spoliant, vasa sacra diripiunt et

1) Iohan Phlips graaf van Falkenstein en Oberstein is een der Staatsche krijgsoversten, die o. a. in 1589 voor Rijnberk zich had onderscheiden. P. Bor, III, bl. 480.

Sanctissimum altaris Sacramentum pedibus conculcant. In oppidulo vero Hoeswinckel 1) baptisterium stercore suo foedarunt, consecratas Hostias equorum suorum oribus indiderunt, virgines matronasque infinitas constuprarunt. In monasterio Marieveltio 2) religiosos pessime tractarunt. In episcopatu vero Paderbornensi foeminis honestissimis, colligatis supra verticem vestibus, turpissime abusi sunt, aliaque innumera designarunt, quae nec Turci vel Ethnici praesumerent, Talia docet Calvini Evangelium, talis est haereticorum pietas, tales sunt, qui se vindices insolentiae Hispanorum clamitant: humanae potius naturae violatores et belluae. Aldus in Dusseldorpii Annales Belgici, II, blad 4. J. H. HOFMAN.

3 Juni 1901.

Macht of Recht?

In de dagen der droeve scheuring, waarin Utrechts kerk verviel na doode van bisschop Frederik van Blankenheim, nama de hoofdstad van het Sticht, meegesleept door de wieling van den stroom, menig besluit. dat getuigt van iets anders dan kalmen polsslag. Tot een proefje daarvan moge strekken het volgende:

In 't jaer Ons Heren XIIIIeXXVI des manendages nae Sinte >Matheus-dach over(droe)gen die rade oude ende nywe, van den »nien gheesteliken husen ende gasthusen, dat men hier geen >meer timmeren en sal, noch geystelike huse, noch gasthuse, dan >bij averdrachte ende oirlove des raets voirs.".

Raads Dagelijcks Boeck der stad Utrecht, keerzij van bl. XIII.

J. J. H.

1) d. i. Harsewinkel, een stadje een uur of zes beöosten Munster op de grenzen van dat bisdom gelegen.

2) Eene Cistercienser abdij, een uur gaans van Harsewinkel in 't zuid-oosten gelegen.

De Kerk van Erichem.

In de Neder-Betuwe, ten zuiden van het graaflijke Buren, ligt het aloude dorp Erichem. Het is bekend als de moeder der kerken van Buren en Asch, doch van het eigen verleden dier moeder mochten. verder zeer weinig vernemen.

We meenen daarom wel te doen, als we een merkwaardig blad uit hare geschiedenis hier inlasschen. Het doet ons zien dat Erichems kerk ten jare 1101 door bisschop Burchard van Utrecht werd geschonken aan den hoeder of schatmeester der kerk van Ste Marie te Utrecht. Het stuk luidt als volgt:

Littera Burchardi episcopi Trajectensis super ecclesia de Herenkem. 11OI.

In nomine Domini nostri Jhesu Christi et in nomine pie Matris ejus universis fidelibus presentibus et futuris (innotescat): Quod ego Burchardus Dei misericordia Trajectensis episcopus, ecclesiam de Herenkem dedi beate Marie ad custodiam ecclesie novi operis, quam predecessor meus felicis memorie Conradus episcopus fundaverat. Ut autem commodior sit custodi ipsa ecclesia et per hoc gratior Sanctis elemosina mea, dimisi eam a circatu, ab oblatis, ab omni denique reditu liberam, exepto servitio prepositi, quod ipse custos persolvet. Quod, ut ratum maneat, jussi per hanc cartulam memorie commendari et eam meo sigillo signari. Actum est hoc anno ab Incarnatione Domini M.C. primo, indictione nona, sub Henrico imperatore, Henrico filio ejus rege, sub testimonio Christi et ecclesie. Qui hoc infringere temptaverit, iram Summi Pontificis incurrat, nec Matrem ejus propitiam inveniat.

Bewaard in 't rijks archief te Utrecht, Liber Pilosus van Ste Marie, bl. 477.

Voor trouw afschrift getuigt:

3 Juni 1901.

J. H. HOFMAN.

lets over het Klooster van 0. L. Vrouwe te Rencum.

[ocr errors]

Uit een oud leenregister van het huis Wisch bij Terborg blijkt, dat op 8 Februari 1448 door den heer van gemeld huis met het erve ende guedt geheiten den Crommendijck, gelegen in den karspell van Heteren", beleend is ,,broeder Arnt Sluter procurator der Joncferen in behoef des cloesters tot Redinchem, tot enen Zutphenschen leen, toe verhergewaden met enen ponde gueds gelds." (Bergsch. Archief, C IV, no 2.) Verder komt daar nog voor het volgend schrijven, door Arent van der Lawijck op Gonsdag nae St. Victor" (16 Octob.) 1493 gericht aan grave Oswalt van den Bergen ende Bylandt", sinds 1496 heer van half-Wisch:.... „Soe ic U Gnaden laest bad toe Nijmegen voer het kloester van Renckem, die U Gnaden. cenen anderen leenman setten solden: Lief Her, soe bydde ic U Gnaden, dat gij denselven kloester wilt goedertieren wesen. Ik heb daer een suster in, (zoo)dat ic gern hadde, dat sij mijnre bede genieten mocht. Ilier willen sich U Gnaden soe gonstlich in bewijsen, als ic des een gans betrouwen toe U heb. Dat ken Got, die U sparen wil vrolick ende gesont."

(get.) „Arnt van der Lawijck van Gronsvort." Naar 't oorspronkelijk papier t. a. pl.

Zie verder Hofdijk, De Kloosterorden in Nederland, Kanonikessen, bl. 7; v. Hasselt, Kronijk van Arnhem, bl. 22; en Nijhoffs Register op 't archief des Hoves van Gelre, bl. 238-9.

3 Juni 1901.

J. H. HOFMAN.

De Heilige Kerkvergadering van Trente.

Toen haar dertiende zitting op 11 October 1551 zou worden gesloten, bepaalden de hoogwaardige Vaders, dat over de H. Communie onder beide gedaanten enz. geen beslissing zou worden genomen, voordat de Protestanten van Duitschland daarover waren gehoord. Vrijgeleide hiervoor werd daarom door de H. Kerkvergadering, zoover het aan haar stond, gegeven.

't Heeft allen schijn, dat die dingen zijn geschied op aandrang van keizer Karel V. In allen gevalle stelde hij bijzonder belang erin, zooals blijkt uit de volgende verordening van het Buerspraeckboeck der stad Utrecht:

Des Saterdaghes den XXVIII Novembr. MDLI.

Mijn heeren die Stadthouder, Schout, Burgemeysteren ende Scepenen der stadt van Utrecht doen te weten, van Ro. Key. Majts wegen onsen alregenedichsten heeren, dat men als mergen processie generaal houden zall, omme onsen heer God almachtich devotelick ende vuerichlick te bidden, dat 't Concilium tot Trente een goede voirtganck mach hebben ende mede tot een goede eynde mach komen. Gebieden daeromme eenen ygelicken, dat se die voirs. processie devotelick naevolgen ende vóér noch besijden en gaen, op 't verboeren van eenen Karelsgulden, daer die stadtende schouten-dienres koermeysters off wesen zellen. (Verder gebiedende) - . - dat een ygelick van desen daige zijn straeten van vulnisse ende slijcke scoen maecke, op 't verboeren van acht stuvers ---.

Voor trouw afschrift getuigt:

J. H. HOFMAN.

« AnteriorContinuar »