Imágenes de páginas
PDF
EPUB

Florens ende waert sijn oetmoedige discipul, van welken hij leerde die werlike wijsheit te vlien ende der godliker wijsheit te volgen, dat hij (fol 2157) 215". oec troulic dede. Want hij gaf hem alsoe seer tot onsen lieven Heren ende totten duechden, ende sijn herte pynde hij alsoe te becummeren mitter Heiliger Scrijft, datten scheen, dat hij gheens dinges van buten en roecte 1).

Hij satte al sine genoechte in onsen lieven Heren ende in die heilige buecke. Hij verblijde hem vele meer tegen een guet bueck dan tegen ene guede maeltijt.

Seelden was hij uyt sijnre cellen; ende soe onleedich 2) was hij in die Heilige Scrijft te leesen ende te scriven ende sijn gebeeken te spreken, dat hij niet wachten en konde die spynnewebben uyt sijnre cellen te vegen. Of selden mochte hij een vinster opdoen, al wast oec dattet suverlic weeder was. Want die 216г. guede be- (fol. 216') kummeringe van bynnen hadde hem van buten onachsem gemaket alre dinge.

Op ene tijt sechde ene tot hem: „Hoe sitte ghi in dese kamer, of ghi beslaten wert in ene kule! Ghi solden doch een vinster opdoen, dat ghi uwen adem mochten halen; dat solde u markelic guet wesen." Doe antwoerde hij al zuetlike weder: „Ya, cunde ict wachten ende cunde ic soevele dencken, ic love, het solde my wal guet wesen."

Hij en sochte gheen solaes 3) van buten noch hij

1) roeken (verg. roeke slaen) = geven om, zich bekommeren om, zich laten gelegen zijn aan.

2) druk bezig, bezet; Lat. occupatus.

3) solaes (Lat. solatium)

afleiding.

=

eig. troost; bij uitbr. verkwikking,

en plach nummermeer in den hoef te gaen om hem te verwanderen 1). Mer sine verwanderinge was, dat hij sijn herte oprichte tot dat hemelsche hoef, ende sine vermakinge weeren die heilige buecke. Hij was seer verstandel ende curios 2) in die Heilige Scrift (fol. 216. 216). Hij maecte twie buecke, uut welken men mar

ken mach, hoe hij toe rechte verlicht was in rechter kennisse der sunden ende der duechden ende in rechten lichte des Kerstengeloven. Dat ene bueck beghynt: ,,Salich is die man, wees hulpe van di, Here, is", dat ander: ,,Een mensche daelde neder van Iherusalem in Iercho" 3). Als hij genck ten eten, soe verblijde hij hem meer tegen die heilige lexce dan tegen die spyse. Hem waert eens gevraecht, wat hij dachte als hij ten eten genge. Doe antwoerde hij: „Als ic totten enen gae, soe gae ic totten anderen." Hij was onverwandelic van bynnen: sijn herte was in Gode gevest.

Here Florens plach hem vake te ropen tot sinen rade, want hij was seer wijs ende verstandel. Ende sunderlinge plach hij raet an hem te zueken van dingen, die an die conciencie droechen. Hij had oeck 217. (fol. 217) vele verzuekes 4) van buten om sine grote wijsheit van paters ende anderen groten luden. Ende als hem enige zwaere questie voerquam, die hij niet en verstont, die plach hij te teykenen, heent 5) hij bi enigen geleerden man quam, dien hij sij vraechde.

1) hem verwanderen zich vertreden, rondwandelen.
2) zorgvuldig.

3) Dit zijn de twee bekende tractaten De spiritualibus ascensio-
nibus en De reformatione trium virium animae. Verg. G. H. J. W.
J. Geesink, Gerard Zerbolt van Zutfen, Amst. 1879 (passim).
4) versoec =aanzoek. Ook kan het woord,,bezoek" beteeke-
nen; verg. versoeken bezoeken.

5) heent, hent = totdat.

ARCHIEF XXVIII.

22

217.

Ende wat hem die dan sechde, daer plach hij hem
mit alre oetmoedicheit toe te voegen ende was daer-
mede tevreden.

Dese guede man had een seer 1), dat die meysters
heyten die fystel 2). Dit droech hij lange verborgen,
omdat hij niet en wolde, dat men onleede hebben 3)
solde om hem te meysteren 4). Ende hij dachte: hij
wolde die pyne lijden in verghiffenisse sijnre sunden;
mer ten leesten doe vernammet here Florens, ende
hij liet hem sonder vertreck 5) helpen. Int jaer ons
Heren M CCC ende XCVIIJ (fol. 217) doe waert hij 1398.
gesant totte(n) abet 6) van Dickeningen 7) om ene sun-
derlinge zake, ende sijn medegeselle was here Melijs.
Ende onderwegen waert here Gerijt begaeft mitter
pestilencie, soedat sij toe Wyndesem an toeghen. Ende
die siecte waert seer zwaer, soedat here Melijs tot
hem sechde:,,Here Gerijt frater, my dunket, dat ghi
sterven wilt." Doe antwoerde hij al mynlic: „Ya frater,
dat dunket my oeck." Cort hierna gaf hij zuetlic sinen
gheest, recht als al slapende. Het was op santa Bar-
bran ) dach 9), ende die monicke stonden in den choer;

1) seer = ziekte, kwaal.

2) fistel, fistele = benaming van eene diepe etterwonde; eene zweer, waarvan de oorsprong diep gelegen is; fistel.

3) onleede, onlede hebben = drukte hebben; verg. onlede driven, maken.

4) behandelen, genezen.

5) zonder uitstel, dadelijk.

6) Volgens Dumbar, Anal., tom. I, p. 48, heette hij,,dominus Arnoldus".

7) Dickeling of Dickeninge lag in Drenthe. Zie over de abdij aldaar Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe, Gron. 1835, blz. 23-105.

8) Met robrik onderstreept.

9) 4 December.

ende als sij songen dat versikel 1):,,Com bruyt Christi, ontfange die crone, die di onse Here bereit heeft," etc., doe stont daer een heilich monick 2), die sechde: „Sie, daer vaert die bruyt Christi heen!" Want hij sach here 21ST. Gerijts ziele zalich- (fol. 218') like heenvaeren. Hij waert begraven toe Wyndesem voer die doer hoerre kerken 3). Als here Florens die weerdige vader hoerde, dat sijn lieve descipul doet was, waert hi alte seer drovich ende screide mit alle sinen bruderen; want hem was onthaelt 4) alte vuerigen columpne 5) sijns huyses. Ende hij sande enen bruder, geheiten Iohan Becker, om dat licham te halen, opdat hij hem mochte begraven onder sijne bruders. Mer die van Wyndesem weeren vlitich dat licham des heiligen mans bij hem te hoelden. Ende daeromme groven 6) sij hem alsoe vroe als sij mochten, want sij hieldent voer groet heilichdoem. Ende eer Iohan Becker daer quam, soe was hij al begraven. Hij sterf int jaer ons Heren м CCC 218. (fol. 218) ende XCVIIJ 7), ende in den jaer sijns levens 1398.

[ocr errors][merged small]

2) Hendrik Mande? Zie over hem de belangrijke monographie van Dr. G. Visser: Hendrik Mande, Bijdrage tot de kennis der Noord-Nederlandsche mystiek, 's Gravenhage, 1899 (Acaú. proefschr.) 3) Men begroef te Windesheim op vijf plaatsen. Zie hierover Acquoy, Het klooster te Wind., dl. I, blz. 77, noot 4.

[blocks in formation]

5) Zie de aant. bij ,,clumpne", fol. 205v (boven, blz. 322).

graven =

begraven. Te Windesheim (ook te Diepenveen, gelijk blijkt uit Handschr. D) werden de dooden spoedig begraven. Zie Acquoy, Het klooster te Wind., dl. I, blz. 244, noot 4.

7) In Dumbar, Het kerkelyk en wereltlyk Deventer, dl. I, Dev. 1732, bl. 616, wordt ten onrechte 1396 als sterfjaar opgegeven. Ook Thomas a Kemp., Vita domini Gerardi Sutphaniensis, § 8, geeft op het jaar 1398.

IX.

HENDRIK BRUIN.

Van here Henrick Bruun, een seer

devoet man.

Wat mach ic scriven van desen engelschen 1) man? Hij was Gode gename 2) ende van den menschen gemynnet, ende niement en was hij lastich.

Hij was gebaeren toe Leyden van seer rijken eerbaeren olders, mer hij versmade alle rijcheit ende hoecheit der werlt ende gaf hem onder den weerdigen vader here Florens tot enen oetmoedigen sympelen state.

Hij wanderde sympelike als ene duve. Ende mit alre oetmoediger gehoersemheit onderwerp hij hem onder sinen oversten, ende mit sijnre gehoersemheit pynde hij anderen toe stichten, die noch jonck weeren. Ende mit mynlicker gesellicheit 3) toevoechide hij hem 219". totten genen, die (fol. 219') beneden hem weeren, daer hij oec een guet exempel mede gaf sinen medepriesters, dat sij hem niet en solden verheffen baven die anderen, die gene priesters en weeren. Hij wanderde

1) engels(ch), ook voorkomende fol. 221, bet. engelachtig. Verg. Handschr. D, fol. 24: Want hij, d. i. Johan Brinckerinck, was een jonferlick engels man.

2) aangenaam.

3) gemeenzame omgang; ook vriendelijkheid, welwillendheid. Verg. om sijnre mynliker gesellicker eerbaerheit wille, fol. 123r (Archief, dl. XXVIII, blz. 1).

« AnteriorContinuar »