Imágenes de páginas
PDF
EPUB

kinderen achterlatende, welke de protestantsche vader, die op het punt stond wederom met eene onkatholieke vrouw te huwen, echter bereid was af te staan, mits ze door de Zusters werden opgevoed. Na een nauwkeurig onderzoek te hebben ingesteld, kwamen kerken armbestuur den 25en Sept. bijeen en werd besloten den grondslag voor een weeshuis te leggen. Hiertoe zou van den Aartsbisschop machtiging worden verzocht om aan het St. Hubertusgesticht eene uitbreiding te mogen geven, welke op ƒ 2200,- begroot was, en waartoe door een onbekenden weldoener reeds ƒ1000,waren geschonken; zoodat het armbestuur dus nog slechts 1200,- behoefde bij te passen.

De Eerw. Zusters verbonden zich de meisjes te verplegen, met inbegrip van alles, behalve doctor en apotheker, voor f 70,- per hoofd en per jaar, en, zoo mogelijk, later nog minder. Een en ander werd door de besturen aangenomen, onder voorwaarde echter, dat legaten of schenkingen voor de weezen in de toekomst aan het armbestuur zouden vervallen, terwijl dat bestuur dit weezenfonds afzonderlijk zal blijven administreeren. Aan kerk- en armbestuur werd door den Aartsbisschop de gewenschte machtiging verleend.

Toen in 1878 de Eerw. Zusters van het St. Hubertusgesticht met die van het St. Elisabethsgesticht tot ééne communeauteit werden vereenigd, en in het eerstgenoemde de scholen voor lager en meer uitgebreid lager onderwijs werden geopend, gingen ook de weeskinderen mede over naar het St. Elisabethsgesticht. Na hier enkele jaren te zijn verzorgd, werden ze overgebracht in het huis der Vincentiusvereeniging, dat aan het gesticht was aangebouwd, door het armbestuur, tot dat einde, van de vereeniging was

overgenomen en waarin de kinderen een allezins geschikt verblijf vonden en op heden nog bezitten.

Nog dient te worden vermeld, dat zich in 1867 hier eene commissie vormde, bestaande uit den pastoor en leden ven kerk- en ambestuur, met het doel om een weezenfonds te stichten, waaruit kon worden voorzien in de verpleging der weezen, zooals die destijds reeds geschiedde, voor meisjes door de Eerw. Zusters en voor de jongens door uitbesteding, en waaruit later zoo mogelijk, een R. K. Weeshuis zou worden gebouwd. Deze commissie is, met dat doel, nog voortdurend werkzaam,

Den 27en Januari 1868 werd Gorsel afgescheiden van Zutphen en tot eene zelfstandige gemeente verheven. (Zie Memoriale blz. 5.)

Gedurende het herderlijk bestuur van den Z.Ew. heer pastoor en deken H. R. Huberts werd ook veel gedaan voor de versiering der kerk. Om dit te bewijzen, zal het voldoende zijn de kostbare geschenken te noemen, welke tusschen 1838 en 1876 werden gegeven (Mem. blz. 21-22).

Uit milde bijdragen der gemeentenaren werd in 1834 een nieuw hoogaltaar gebouwd, dat in 1868 werd vervangen door een ander in Gothischen stijl, een geschenk van den HoogW.geb. heer jhr. F. X. J. van Nispen en echtgenoote, destijds wonende op den huize de Voorst, onder Gorsel. Tot dankbare herinnering werden door het kerkbestuur, naast het altaar de beelden geplaatst van de beide Patronen der schenkers, de H. Franciscus Xaverius en de H. Ernestine.

Door de gebroeders Braakman werden geschonken de communiebank, de beelden bij het Missiekruis en de beelden van den H. Vincentius a Paulo en van de H. Elisabeth.

In 1849, ter gelegenheid van zijn 25-jarig priesterfeest werden door den Z.Ew. heer pastoor H. R. Huberts en de gemeentenaren gegeven eene prachtige choorkap met kasuifel en twee dalmatieken.

De staties van den Kruisweg, opgericht in 1854, zijn betaald uit bijdragen van de gemeentenaren en den pastoor.

Den 3en April 1863, den 25en verjaardag der pastoreele bediening van den Z.Ew. heer H. R. Huberts, werden door de gemeentenaren, uit dankbaarheid en ter herinnering aan deze gewichtige gebeurtenis, geschonken de preekstoel en de doopvont, beide vervaardigd door de gebroeders Goossens te 's-Hertogenbosch.

Eene nieuwe vloer, in de kerk gelegd in 1868, is bekostigd uit bijdragen der gemeentenaren, doch voor het grootste gedeelte van den pastoor.

In 1870 zijn vijf geschilderde ramen achter het hoofdaltaar geplaatst door den Hoogwelgeboren heer C. baron van Hövell op 't Joppe, den WelEerw. heer L. H. Huberts en den pastoor.

De beide kleine altaren zijn geschonken door de HoogWelgeb. Freule de Bellefroid en den WelEd. heer F. Mähler.

In 1873 zijn de altaren, het presbyterium, communiebank, preekstoel, doopvont, de beelden en de staties van den Kruisweg gepolychromeerd, ten koste van den pastoor en uit bijdragen der gemeente

naren.

Verdere geschenken:

Een prachtig missaal van den WelEd. heer Fredericus Mähler. De fraaie lessenaar hiervoor van den heer J. W. Steenkamp.

Bij gelegenheid van het gouden priesterfeest van

den Zeer Eerwaarden heer pastoor en deken H. R. Huberts den 28en October 1874:

Zes groote en twee kleine verzilverde kandelaars

door de gemeentenaren.

Een kostbaar verguld ciborium door freule de Bellefroid.

Een klein missaal met zilveren klamp van de kinderen van Jan ten Holt.

Een altaardwaal door de dames der Elisabethsvereeniging.

Hiermede acht ik mijne taak volbracht, het aan anderen overlatende deze geschiedenis, zoo het dienstig mocht schijnen, te vervolgen.

VELP bij Arnhem, 15 Augustus 1902.

J. M. VAN OPPENRAAIJ.

NASCHRIFT. Den HoogEerw. schrijver van deze verdienstelijke monografie hebben wij gaarne onbeperkte gastvrijheid toegestaan en brengen wij thans voor zijn ruime medewerking oprechten dank. Doch hoezeer wij ook hopen, dat vele Eerw. pastoors of kapelaans, op het loffelijk voorbeeld van Zutphen's grijzen Kanunnik-Deken, eene geschiedenis hunner gemeente voor het Archief zullen samenstellen, zoo kunnen wij toch niet ontveinzen, dat minder uitvoerigheid, minder afdaling in details ten hoogste wenschelijk is.

Zorg voor de beschikbare plaatsruimte noopt ons tot deze bescheiden en welmeeneude opmerking.

REDACTIE.

VAN DE LEESTAFEL.

Blok, P. J. Geschiedenis van het Nederlandsche Volk. Vijfde deel. (Groningen, I. B. Wolters 1902.)

Dit deel behandelt in twee boeken de Republiek tijdens Johan de Witt en onder prins Willem III. Over den toestand der Katholieken hier te lande bepaalt de schrijver zich tot nogal weinige, korte en zakelijke mededeelingen, ofschoon hun aantal destijds veilig op een 2 millioen, ongeveer 1/3 der toenmalige bevolking, mag worden gesteld (blz. 154 en 268). Het alphabetisch register wijst naar deze soms interessante mededeelingen gemakkelijk den weg.

Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel, 2o Serie, Deel III.

Mr. J. Nanninga Uitterdijk publiceert blz. 97 vv. het necrologium der St. Nicolaaskerk te Kampen, loopende over de 13-160 eeuw.

Bijdragen voor vaderlandsche gesch, en oudheidk. ('s Gravenhage, M. Nijhoff 1902). Vierde Reeks, Deel II, Afl. 4.

Prof. Dr. P. J. Blok geeft blz. 300-366 eenige beschouwingen over: de(n) schrijver der Apotheosis Ruardi. Het tegen den bekenden inquisiteur Ruurd Tapper gerichte pamflet is hoogst waarschijnlijk geschreven in de lente of den voorzomer van 1559 en wel, ofschoon dit niet zeker blijkt, door den humanist Henricus Geldorpius.

Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem. Deel XXVI. Afl. 3. (Haarlem W. Küppers 1901.)

Dr. A. H. L. Hensen vervolgt blz. 391-434 zijn levensschets

« AnteriorContinuar »