Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[ocr errors][merged small][merged small][ocr errors][merged small]

bekend van zeker boek, aldus luidende: Dis- | opgeteekend van dingen, die niet zijn geceptationum reveren. patris fratris Ambrosii beurd. Zoo zegt de schrijver, dat CROMWELL, Catharini Episc. Minoriensis, super quinque in de wieg liggende, op zekeren ochtend, articulis: de gratia, praedestinatione, peccato door een Aap er uit gehaald en naar den nok originali, libero arbitrio, desertione Dei. Wat van het huis gebragt werd; doch, wat niet is er van den schrijver, diens geschriften, en gebeurde, was, dat de Aap den toekomstigen bepaaldelijk van de uitgave van dit geschrift Protektor van Engeland den hals deed breC3. ken door het onnoozel wicht neêr te smijten [] uit den goot van het dak. Dat niet doodgooijen [!!] van den kleinen OLIVIER, kostte KAREL I het hoofd."

bekend?

6. Ds. Klaes van Dam. KLAES VAN DAM
werd in 1607 predikant te Goeree. Op hem
vindt men in de Korte Beschrijvinge van het
Eylandt Westvoorn, enz. het volgend vierre-
gelig versje:

"KLAES VAN DAM, een E'el geboren,
Had sijn hooger Ampt te vooren

Afgeleydt, heel schouw van Staet,
Vroom en deftigh in 't gelaet."

Wat was dat voor een hooger ambt? en wat
beteekent hier schouw van Staet? Is er meer
omtrent dien KLAES VAN DAM bekend? t.

Zoo schrijft iemand in de Utrechtsche Courant voor 15 Oct. 1859, No. 216. Vrage: is de bijzonderheid, die hij vermeldt, historisch?

J. H. VAN LENNEP.

11. Zelfontbranding van Boomen. Voor eenigen tijd ontstond er op klaarlichten dag en zonder bekende oorzaak plotseling brand in den geknotten tronk van een' meer dan honderd-jarigen iepenboom aan het Mannepad. De vlammen sloegen er uit, en alle po7. — Een Wespen- en Bijenslag. »Verleden gingen tot blussching waren vruchteloos: het maandag verzamelden zich de wespen en vermolmde hout brandde voort als zwam. bijen uit het oosten, westen, noorden en zui- Aan moedwillige of onwillekeurige brandden boven Wainybrolch, in Monmouthshire, en stichting viel hier niet te denken: de tronk, leverden elkander daar een' schrikkelijken hoewel hol van binnen, was naar gissing 7 à slag. Zij vertoonden zich in zwermen zoo ver 8 voet hoog, en men zou het vuur er boven oog reiken kon, en een groote oppervlak-in hebben moeten werpen, want, van buiten te gronds ónder hen was bedekt met dooden, vooral wespen" [En de bijen, die de wespen doodgestoken hadden?]. Family Herald voor 10-17 October, 1846, p. 383. Weet men meer voorbeelden van zulke gevechten?

het

8.

J. H. VAN LENNEP.

Negotiator cretarius britannicianus. Ik lees in de Verhandelingen uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap enz., dl. VI (1778), bl. xxi, dat de voorstaande woorden zouden zijn »te vinden in een der opschriften te Domburg, bij SMALLEGANGE, Chron. van Zeeland, bl. 87, en HESSELIUS, in Append. Praefat. ad GUDII Inscriptiones. Vergel. H. CANNEGIETER, de Brittenburgo, pag. 14, 15." Wat zeggen die geleerden betreffende dit opschrift omtrent den "Britschen koopman in krijt"? Wordt het voor echt gehouden, en hoe luidt het in zijn geheel, en waar is het gevonden, en waar wordt het bewaard?

[blocks in formation]

konde het niet worden ingebragt. Eene donderbui was er niet geweest, maar welligt had de menigvuldige regen den houtmolm bevochtigd en zoo aan het broeijen gemaakt. Iets dergelijks vermeldt de Family Herald, vol. IX. p. 222:

»Van den zomer (1846) vertoonen de oevers van den Cam eene ongewone menigte van die zonderlinge verschijnselen, gevallen van zelfontbranding en -verbranding van levende wilgen. Ongeveer eene week geleden namen wij zelven, op een punt der rivier niet verre van Granchester, deze snel voortgaande verbranding waar. Het was inderdaad verwonderlijk aan te zien, hoe een schoone wilg, in de volle kracht zijner plantengezondheid, wolken rooks uitbraakte uit zijn' half verteerden stam, en dus veroordeeld was om spoedig te sterven, zich zelven, als ware het, ten brandstapel. Dezelfde boom, dien wij voorleden week opgemerkt hadden, de bladeren zelf's verschrompeld, ligt nu voor den grond, eene plantenruïne: alsof de bliksem hem ontbladerd had, en versplinterd en verschroeid en bijna verteerd." — Cambridge Advertiser.

[ocr errors][merged small][merged small]

minnaar op den loop te gaan. Hij komt ech- | ter niet, en zij gaat naar bed; om één uur verschijnt hij door het raam, en vindt haar zoo gerust in slaap, dat hij gedwongen wordt om, in eene aanspraak van veertien regels, verscheidene malen »>»waak op, ELIZABETH" te roepen, vóór hij in staat is haar wakker te krijgen. Op de plaat, waarvan er vele zijn in het boek, wordt zij voorgesteld in haar nachtgewaad, zeer dik en slaperig. Vervolgens maakt de minnaar zich van kant, en verschijnt aan zijn meisje in ééne vuur. Daarop wordt zij non, en wordt, als zoodanig, mager en gracelijk afgebeeld. In een ander stuk doorsteekt MAXIMINUS, de held, zich zes malen en laat op iederen steek tien regels, en dat nog wel Alexandrijnen, volgen. Bij den laatsten steek maakt hij echter eene uitzondering, want, nadat hij in den eersten regel heeft te kennen gegeven.dat het zwaard door zijn hart is gegaan en hij het aan de andere zijde voelt uitkomen, zegt hij, dat het geen wonder is, zoo de vijand hem niet kon doen sneuvelen, daar hij zelf er niet toe in staat is een eind aan zijn leven te maken, en hij sterft bij den zesden regel." — Remarks upon Remarks, chiefly relating to the Stage (64 pag. London), p. 17.

De datum is uitgewischt: ik meen, dat het 1710 is. Nu zie ik, dat, in sommige punten, de schrijver van het bovenstaande spotternij verkiest boven accuratesse, ofschoon ik hem niet van willekeurige vervalsching beschul

[ocr errors]

uwe correspondenten zich met de Nederduitsche Letterkunde bezig houden

gezegd, dat God de wereld in den beginne heeft geschapen. Vervolgt hij aldus:

"Dat was voorwaar een stout bestaan,
Maar wat gedaan is, is gedaan.
Toen raakte de wereld in grooten nood,

Want KAIN sloeg zijn broeder ABEL dood." en op die wijze gaat de schrijver voort. Wie kan mij ontrent dat rijmwerk eenige inlichting geven, of wel het mij ter inzage bezorgen? C.

15.

A.

- J. Neuyes. Wie was J. NEUYES die in 1739 te Amsterdam in rijm uitgaf Beschryvingh van Hollandt, van welk werkje men moet verwonderd zijn, dat het een uitgever heeft gevonden? Geheel te lezen is het niet. Zie hier de beschrijving van Leiden: "Het Batavers Luig-duin (waer onder vyftig dorpen Sich buigen) vont een school der lering, opgeworpen, Toen zy na hongersnoot van 't Spaense heir verlost Ontset wiert, 't geen byna ses duysent menschen kost. Kon myne Zangeres, haer waerd in lof beschryven, Sy sou niet in gebrek van waerd en lof hier blyven. 't Is best dat Ikarus eerst neersit in den Rhyr. Eer hy voor 't hooge school wil te hoog vluchtig syn, En op die wieken sweeft die Leiden haer dee geven. Nu treden we ter sy van 't hoog School, waer beneven Arabien toont, of eer schoonder bloemenhof De kruit-tuin, waer de kunst van heelinge vint stof. Wat verder staet 'tTreşoir van menschenvlees en bonken, Geraemt' en wat noch meer in snykas hoort te pronken, Gedroogde lichamen, en 't geen de Sant-zee heeft Begraven, staet hier weer als certyts of het leeft. Hier heeft myn yver tot die kunst maer tyt versleten, En hoese meer hier sagh hoe min sy kent haer weten."

Doch genoeg! En vóór die wartaal staat nog al een vrij goede titelplaat van A. HOUBRAKEN en een niet onverdienstelijk lofdicht van J. KOENERDING, die echter de onnoozelheid heeft te zeggen:

of de boven aangehaalde bijzonderheden naauwkeurig zijn, en of men ze te beschouwen heeft als billijke staaltjes van het Hollandsche Treur-Zal Holland door syn daden en dees bladen eeuwigh spel? J. F. J. in Notes and Queries, 2de Serie, VIII. p. 309.

J. H. VAN LENNEP.

13. Gedicht op de ramp van Leiden. Er bestaat een gedicht van, als ik wel heb, zekeren tuinman te Oestgeest, kort na de ramp van Leiden in 1807, op die gebeurtenis vervaardigd. Daarin komen de zielroerende regels voor:

twee zielen en een geit

Verwisselen hier den tijd met de eeuwigheid. Wie kan mij omtrent dat curieuse stuk en den maker iets meerder mededeelen? C. A.

[Dit gedicht was niet op de ramp van Leiden, maar op de overstrooming van 1807.]

14. Berijmde geschiedenis der wereld. Ik zag voor eene reeks van jaren eene berijmde geschiedenis der wereld, die al zeer zonderling was en tot de curiosa behoorde. Ik herinner er mij de volgende regels van. Nadat de schrijver in de twee eerste regels heeft

leven."

Schreef, of liever gaf NEUYES nog meer uit? Mij dunkt het was genoeg! C.

[blocks in formation]

Was dit teeken (de klimmende leeuw) eigen aan dit gewest, toen de eerste DIRK daarmede beschonken werd, zoodat hij het daarna als het zijne heeft aangenomen? Of was het zijn eigen wapenteeken, hetwelk hij aan het gewest heeft doen overgaan?

In het eerste geval doet zich weder de vraag voor, wat voerde hij dan in zijn eigen wapenschild? Want als bloedverwant van den Frankischen Koning, heeft hij voorzeker

eenig teeken op zijn wapenschild gevoerd, | diger eenigzins te doen wijzigen of verzachhetwelk hij om het andere heeft verlaten.

In het tweede geval mag men vragen, welk teeken voerde dit gewest vóór dien tijd in zijne banier? Want in den ongelukkigen strijd tegen de Noormannen, onder Graaf DIBBOLD bij Rijnsburg, omstreeks het jaar 837, zal toch wel eene banier gedragen zijn. Voor zooveel mij nog oude charters bekend zijn, vind ik voor het eerst den klimmenden leeuw afgebeeld op het zegel van Graaf FLORIS den Voogd, omstreeks het jaar 1258, terwijl hij niet voorkomt op een zegel van Graaf DIRK VII van den ......1199.

Dagteekent de oorsprong van dit wapenschild eerst van dien tijd, dan zijn al de afbeeldingen der vroegere Graven in dat opzigt misteekend.

Is die oorsprong van vroeger, waarom komt dit teeken dan niet op het zegel van Graaf DIRK VII voor? Wie wil zoo goed zijn mij hierin te regt te wijzen? S. P. L.

[ocr errors]

ten.

[blocks in formation]

MARS.

Bonerus of Jan Buener. Hij werd op het einde der 16de eeuw te Roermond geboren, trad in de Franciscaner orde en bewoonde achtervolgens de Minderbroeders-kloosters te 's Bosch en te Antwerpen. Hij overleed omtrent 1640 en liet verscheidene werken na. Wie kan mij de titels daarvan opgeven en mij meer bijzonderheden over dezen persoon mededeelen? J. B. Sé.

20. Caspar de Rees. Hij werd in 1690 te Roermond geboren, trad in 1708 in de Vergadering der Oratoren van JESUS, en stond eenigen tijd te Mechelen als leeraar der schoone letteren; buiten dit was hij zeer ervaren in de oude talen, de theologie en de wiskunde. Als ijverig aanhanger van P. QUESNEL moest hij België verlaten, sloeg den weg in naar Holland en leefde nog aldaar in 1740, zich bezig houdende met de zamenstelling van theologische schriften; verder is mij niets van hem bekend. Wie kan mij meer mededeelen? J. B. Sé.

21. Onuitgegeven geschrift van Gerard Brandt. CATTENBURGH (Bibl. Remonstr. p. 24) noemt onder de geschriften van GERARD BRANDT ook: Aanmerkingen op zekere beden

17. Dirk van der Does. Er komen twee personen van dezen naam in het Biographisch Woordenboek van V. D. AA voor, doch geen van beiden kon de schrijver zijn van dit pamflet: Derde vrucht van de jonge ende nieuwe spruyten van den afgehouwen boom. Wtgegeven (door de hulpe ende genade des Heeren) by DIDERICK VAN DER DOES ISBRANDI f. clerck ordinaris ter finantie van Hollandt. In Julio de-kingen aangaande het verlaten der remonstrantses jaers 1636. In 's Gravenh. gedr. by JOOST JANSZ. VERHEUL, 1636, 4o. 60 blz. Ik vestig de aandacht op dezen man, opdat ieder die iets meer van hem weten mogt, het mededeele. R.

18. Geslacht van Hoorn. Behalve de Graven VAN HOORN (HORNES) waarvan Maj. K. in IX. Vr. 432 gewag maakt, waren er tijdens den tweeden Engelschen oorlog nog twee andere dier Graven in dienst onzer republiek, een Graaf JAN VAN HOORN, scheepskapitein, die met een 62er bij de vloot komt, en een ander, Kolonel, die met infanterie bij de landing te Harwits tegenwoordig is. Tot welke familie behooren nu die veelvuldige HOORNS? Zijn het afstammelingen van den bekenden PHILIPS DE MONTMORENCY, in 1568 te Brussel onthoofd, of wel van JAN VAN HORNES, Heer van Boxtel, Luitenant der koninklijke bende van ordonnantie, waarvan Prins WILLEM I Kapitein was? Het laatste komt mij 't waarschijnlijkst voor. Maar hoe staat tot die allen zeker jonge Graaf VAN HORNES, die onder LODEWIJK XIV te Parijs, wegens diefstal en moord.... geradbraakt werd. Dat de laatste een MONTMORENCY was, is denkelijk, omdat de geheele Fransche adel zich bij den Koning, maar te vergeefs, veel moeite gaf om het vonnis van den jeugdigen misda

sche christelijke vergadering etc., doch voegt
er bij: »Dit schrift is nog ongedrukt." Zoo
ver mij bekend is, werd dit geschrift sedert
ook niet in het licht gegeven. Doch waar is
het handschrift gebleven, dat CATTENBUrgh
schijnt gekend te hebben?
H. C. R.

22.-J. Arminii anecdota. »Anecdota (ARMINII) commentaria in Prophetiam JONAE. Haec satis ample et erudite conscripta cogitavit quandoque Cl. LIMBORCHIUS orbi Christiano communicare, sed variis impedimentis distractus reliquit ea suis haeredibus,” zegt CATTENBURGH (Bibl. script. remonstr. p. 5). Nooit kwam mij ter oore, dat deze handschriften van ARMINIUS werkelijk het licht zouden hebben gezien. Kan iemand mij ook omtrent hun lot nader inlichten? H. C. R.

23. Schutterij te Dordrecht in 1577. Op den 2den Mei 1578 is door de regering van Leiden een reglement op de schutterij gemaakt, waarin gezegd wordt, dat zij op den 9den en 10den Junij 1567, op last van ALBA, was ontwapend.

Bij dit nieuwe reglement werden de benamingen van Voetboog- en Cloverschutter afgeschaft, "omdat die maer van outs een onderlinghe pycke causeerde," en om door die verscheidenheid van namen niet te vallen in

zoodanig ongeluk als voorleden jaar de stad Dordrecht uit die oorzaak is bejegend.

De benaming van kolonel en kapitein werd toen ook afgeschaft, en daarvoor in de plaats gesteld die van Deken en Hoofdman.

Men vraagt, wat er in 1577 te Dordrecht is voorgevallen met de schutterij, waarvan in bovengenoemd reglement gesproken wordt? ..R. E.

24-Itinerarium van Benjamin van Tudela. Het eenige bekende volledige exemplaar van bovengenoemd werk, gedrukt te Constantinopel in 1452, zou volgens een berigt in een Belgisch oudheidk. tijdschrift, onlangs op eene verkooping te Amsterdam, voor rekening der Keizerlijke bibliotheek te St. Petersburg, voor f 2,60 gekocht zijn. Is dit waar, en zoo ja, wanneer heeft dit plaats gehad? p2p.

25.- De ridder de la Roche Girault. In het jaar 1753 vestigde zich te Amsterdam zekere ridder DE LA ROCHE GIRAULD, die,

naar men zeide, in Rouaan een' moord en an

dere gruweldaden had gepleegd. Hij liet in onze hoofdstad een boekje drukken: La voix des Persecutés. Cantate précedé d'un discours aux protecteurs de Ste Innocence, dat zoovele "injureuse reflectien" bevatte op den koning van Frankrijk en zijne regering, dat het den 15den September 1753 te Parijs door beulshanden verbrand werd. De schrijver werd op verzoek van den Franschen gezant in hechtenis genomen en over Rotterdam naar Frankrijk gebragt, om aldaar te regt te staan. Kan men mij van deze zaak meer mede92-9.

deelen?

.

26. Het koffijdrinken verboden. In 1766 nam FREDERIK, Landgraaf van Hessen,een besluit, waardoor het landverdervend kwaad dat de onderdanen met verzwakking van hunne gezondheid in een merkelijk verval van hunne nering bragt," het drinken van koffij namelijk, moest worden tegengegaan.

Er werd bepaald: I. Dat er op het platte land geen koffijwinkels of koffijschenkerijen meer zouden mogen worden gehouden, en dat de in voorraad zijnde koffij aldaar, binnen drie maanden moest worden opgeruimd, op boete van 5 Rd. en verbeurd verklaring. II. Dat het verder gebruik van koffij op de dorpen en hofsteden aan boeren, daglooners en dienstboden geheel verboden was, op boete van 14 dagen gevangenis of tien Rd., waar. van den aanbrenger 5 Rd. werden toegezegd.

III. De landlieden moesten zich binnen zes weken van alle koffijtuig ontdoen, zullende zij, wanneer de overheid bij herhaalde visitatiën diergelijk tuig vinden mogt, arbitrair worden gestraft. IV. In steden mogten zulke burgers, van welke men wist dat zij zich,

hen van

voor het ingeslopen misbruik, van koffij bediend hadden, dezelve verder matig gebrui ken. V. De commissarissen-politiek moesten echter op de geringe en niet vermogende burgers naauwkeurig acht geven, het koffijdrinken nadrukkelijk afmanen en bij ontdekking van misbruik, naar bevind van zaken, straffen. VI. Daar de onbetamelijkheid van het koffijdrinken bij de handwerksgezellen, daglooners en dienstboden in de steden was doorgedrongen en met veel tijdverlies gepaard ging, werden deze gelast zich voortaan van dien drank te onthouden, terwijl eindelijk bij art. VII alle huisvaders

en huismoeders en arbeidsvolkhoudende lieden, die aan hunne onderhoorige en voornamelijk aan waschvrouwen en strijksters het gebruik van koffij toestaan of hun uit eene verkeerd geplaatste goedhartigheid koffij bezorgen, de straffen zullen beloopen bij art. II

vermeld.

Hebben meer vorsten zoo tegen de koffij geijverd? Was het dezelfde vaderlijke landgraaf of zijn opvolger, die zijne soldaten aan de Engelschen verkocht, om ze in Amerika te laten doodschieten?

27. Inrigting van het Kompas. Op het kompas wordt de rigting van het ware Noorden gewoonlijk door eene lijn aangeduid, eenige graden van het op de plaat aangewezene Noorden verwijderd. Waarom wordt nu de lijn, die ons het ware Noorden aanwijst, niet doorgetrokken, regthoekig gesneden en met de vier hoofd windletters voor

zien? Nu toch heeft men miswijzing voor alle streken van het kompas. En als men dan, tot rigting van het door de kompasnaald aangegevene Noorden eene ster* op de plaat zette, dan vertrouwen wij, dat in het uitwendige van het kompas eene werkelijke verbetering ware tot stand gebragt.

28.

[ocr errors]

J. H. VAN LENNEP.

Verbrand handschrift (naar men beweert) van een van Cicero's Werken. Wat bedoelt ANT. FR. DELANDINE, wanneer hij in zijn Mémoires Bibliographiques et Littéraires (Paris et Lyon, sans date), p. 95, de schade opsommende door een' brand aan de Abdij van Saint-Germain-des-Prés te weeg gebragt, ook spreekt van "un livre plein de chiffres, attribué à CICERON, qui avoit ensuite appartenu à Saint CYPRIEN, et avoit été annoté par lui?" Wat is "un livre plein de chiffres?" Een boek vol met cijfers? van CICERO!?

[blocks in formation]

J. H. VAN LENNEP.

Keeshonden. Tot welke klasse der

honden behoort de zoogenaamde Keeshond? Met andere woorden, welke is zijn wetenC. schappelijke naam?

C.

30. Maria Aletta Hulshoff. Prof. P. VAN LIMBURG BROUWER maakt in het leven van Mr. S. IPSZ. WISELIUS, bl. 167, gewag van Mejuffer MARIA ALETTA HULSHOFF, die hij de bekende staatkundige dweepster noemt. Wat is er van die dame op het staatkundig terrein bekend? 14 November.

31. Plan van constitutie opgesteld door de Pensionarissen van Amsterdam, Dordrecht en Haarlem in den jare 1782. Mr. S. BACKER deelt in zijn belangrijk Academisch Proefschrift, over Mr. JOACHIM RENSDORP, bl. 174, een afschrift mede van het Plan, hetwelk in den jare 1782 in de geheyme vergadering door de Pensionarissen van Amsterdam, Dordrecht en Haarlem is geformeert geworden, gevonden onder de papieren van gezegden RENDORP. Is er van dat hoogstmerkwaardig stuk ook nog elders een afschrift, dat het kenmerk draagt van in het laatst der vorige eeuw te zijn geschreven, aanwezig? en waar vindt men elders omtrent dat plan iets meer vermeld? †.

[blocks in formation]

streelde,

En bundelbijl en eer ter prooi gaf aan 't gemeen." BILDERDIJK noemt HOOFT het hoofd der Demagogen. J. SCHELTEMA zegt van hem: >>Hoe verschillende ook het oordeel moge zijn over zijn wijsheid, bekwaamheden en oogmerken, de lof omtrent zedelijke deugden is algemeen, gelijk ook die van zijnen ijver voor koophandel en landbouw" (Staatk. Nederland, dl. I. bl. 479). Ik kan mij een lid van de familie HOOFт in de XVIIIde eeuw, verwant aan al wat Amsterdam het meest aristocratisch had, maar niet als een ter goeder trouw zijnden demagoog voorstellen. Bestaat er geene on partijdige levensschets van, of onpartijdig oordeel over den man, dien ik door zijne tijdgenooten nu eens als schrander regent, dan weder als een pauvre sire heb hooren noemen? En zoo neen, is niemand dan in staat een levens- en karakterschets van dien Amsterdamschen Burgemeester te geven, in den smaak van de levens- en karakterschets van zijnen tijd- en ambtgenoot Mr. JOACHIM RENDORP, door BILDERDIJK het hoofd der aristocraten van dien tijd genoemd, ons onlangs door Mr. S. BACKER geleverd? Noch

[merged small][merged small][ocr errors]

33. Heerlijkheid Kniphausen. In welke betrekking staat de heerlijkheid Kniphausen tot den Groothertog van Oldenburg en tot den Duitschen Bond? En wie is de tegenwoordige bezitter daarvan? Hebben meer Heeren van Kniphausen hunne souvereiniteit door het slaan van munten gehandhaafd, dan WILLEM GUSTAAF FREDERIK, die in 1809 negengrote-stukken liet slaan, en tegen de in bezitneming zijner heerlijkheid door Oldenburg, in 1815 protest indiende op het congres van Aken, 1818? De Oldenburgische Geschichte van VON HALEM zal hierover wel eenig licht verspreiden, denk ik.

NORDANUS.

34. Oostfriesche Numismatiek. Is er meer over de numismatiek van Oostfriesland en Jever, Kniphausen en Varel geschreven, dan de drie onderstaande werkjes? En waar kan ik iets vinden over de munten der Hoofdelingen, Prelaten en adellijke Heeren van Oostfriesland, waarvan sommigen, zooals de Hoofdelingen van Broekmerland (Arends, Erdbeschreibung von Ostfriesland, p. 139, HARKENROTH, Oostfr. Oorspronkelijkheden, p.706), en de Abten van Ihlo (ARENDS, p. 141) het muntregt gehad hebben? Of kan iemand mij muntcatalogi aan de hand geven, waar deze gewesten, alsmede de daarin liggende steden (Emden, Norden) goed vertegenwoordigd zijn, behalve die van VAN GELDER?

De drie bovenvermelde werkjes zijn: Verzeichniss der gräflich ostfriesischen Thaler, aus den Oldenburgischen Nachrichten, 1748. Eene verhandeling van J. FR. JOACHIM, over eene gouden munt van Graaf ULRICH I van Oostfriesland, in de Sammlung vermischter Anmerkungen, Halle 1764. CHALON, Deux monnaies de Jever, in het IVde deel der Revue de la Numismatique Belge.

[blocks in formation]
« AnteriorContinuar »