Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[blocks in formation]

38. Stuart »de Mensch". In den Navorscher dl. IX. bl. 306, vind ik: van MART. STUARTS (onvoltooid gebleven) werk: De Mensch enz. bestaat eene Hoogduitsche vertaling. Ik heb van genoemd werk zes deelen en, zoo ik mij niet vergis, bestaan er niet meer van. Zeker zijn er wel Navorschers, die weten, waarom dat werk niet is voltooid?

Het zou mij te meer aangenaam zijn, eene reden daarvoor te vernemen, omdat van het uitgekomen gedeelte meer dan één druk be

staat.

39.

[blocks in formation]

Het geslacht Vosmaer. Volgens de Bat. Illustrata, stamt het oud Patricisch geslacht van VOSMAER, dat ook buitendien meer dan eenen in de wetenschappen beroemden man heeft opgeleverd, af van het adellijk geslacht van VAN VELDE. Kan nu iemand de gaping aanvullen, die bestaat tusschen JAN VAN VELDE Bat. Ill. t. a. p.), Schepen te Delft, en AREND VOSMAER te Delft (vader van ANDRIES VOSMAER, circa 1550 getrouwd met AAGJE HALLING), met wien een onder mij berustende manuscript-genealogie der vosMAERS begint? Nog komen voor, buiten genoemde genealogie: CORNELIS VOSMAER, ENGELBERTSZoon,die 1476 in de regering to Delft zat: MARTIJN ROELOFSZOON VOSMA ER, Ao.1497 in de regering te Leiden; verder VOSMAERS in VALENTIJNS Beschrijving van Oost-Indiën, en eindelijk MICHIEL VOSMAER, Thesaurier te Delft, getrouwd met MARGARETA SASBOUT, en vader van SASBOUT VOSMAER, Vicarius van den Paus over alle vereenigde Provinciën, te Keulen gestorven Ao. 1614, en aldaar begraven met zijn grafschrift en de 8 volgende kwartieren:

[blocks in formation]

40. Gelijkluidende namen van steden in de Vereenigde Staten. In een Adversarium (van omstreeks 1850) vond ik het volgende: "In de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zijn 16 steden met den naam van Manchester; verder heeten er 10 Berlijn, 10 Palmyra, 4 Rome, 1 Babylon, 10 Athene en 1 Carthago.

Vrage: In hoeverre is hierin verandering gekomen, d. i. is het aantal der steden van gelijkluidende namen vermeerderd of verminderd? ДЕ МАССАBEËR.

41. Toast van Blücher. Wanneer en bij welke gelegenheid heeft BLÜCHER den volgenden toast aan WELLINGTON toegebragt: Mogten de vruchten, door de zwaarden der legers verzekerd, door de vederen der Ministers niet weder vernietigd worden?

DE MACCABEër.

42. Lijkstaatsie van Prins Willem IV. Ik bezit eene afbeelding van de lijkstaatsie van Prins WILLEM IV, gehouden den 4den Februarij 1752, geteekend door P. VAN CUIJK junior, en in het koper gebragt door J. PUNT. In mijn exemplaar ontbreekt plaat No. 39, en in alle exemplaren van dit werk, die ik gezien heb, ontbreekt die zelfde plaat. Die plaat schijnt toch oorspronkelijk in het werk geweest te zijn, want in de beschrijving der lijkstaatsie staat, dat plaat No. 39 vertoont het zamenstel van de lijkkoets, en doet zien op wat wijze de kap of 't verhemelte, bij 't doorrijden van de stads poorten konden nedergelaten worden. Men ziet ook in dezelfde plaat de vergulde looden kist of bus, waarin 't lijk van Zijn Doorluchtigste Hoogheid ligt opgesloten. Ik vermoed dat misschien in de vorige eeuw vele, ja welligt alle eigenaren van dit werk, deze plaat er uit hebben gescheurd. Eene reden echter daarvoor kan ik mij niet voorstellen. Zoude iemand mij hierin behulpzaam kunnen zijn?

43.

C. M. A. H.

Anonyme werken. Men wenscht de schrijvers te kennen der volgende werken: 1. J. Clerici vita et opera, Amst. 1611. 8°. C3.

2. Ministrorum qui verbum Dei in reformatis in Belgio ecclesiis concionantur, ad authores libri Bergensis, qui etiam Concordiae dicitur, epistola, 1579, 40°. 40 bladen. Een onbekende hand schreef op dit exemplaar: "Auctore PETRO VILLARIO." Wie is deze VILLARIUS? Was hij werkelijk de schrijver van dit stuk, en bestaan er nog andere geschriften van zijne hand?

3. Ratio ineundae concordiae inter eccl. reformatas, sive quibus modis occurri possit mirificis artibus, quibus Pontificii per quosdam imprudentes theologos universae Christi ecclesias

potissimum autem et primum Germanicae persundare conantur, 1579, z. pl. 14 bladz.

R.

4. Rivetiani apologetici pro Schismate contra votum pacis facti, discussio. Irenopoli, 1645,8°. 5. Van de Apostasie dat is van den afval der Christenen. Door L. v. B. Gedr. voor den Autheur, 8°.

6. Verantwoordinghe ende onpartydich onderscheyt: gedaen tegen D. VAN COORNHERTS Kleyn Munster, enz. Zonder plaats, uitgever of jaartal. 8o. H. 7. İllustrium Hollandiae ac Westfrisiae ordinum alma Academiae Leidensis. Lugd. Bat. apud JACOBUM MARCI et JUSTUM A COLSTER. Anno CIO.IOC.XIV.

8. Aanmerkingen op het redenerend Vertoog van de Aloudheid der Souvereiniteit der HH. Staten van Holland, zoo voor, onder, als na de regering der Graven, door een liefhebber der vrijheid. Amst. bij UYTWERF, 1737.

De Aanmerkingen zijn eigenlijk op de Voorrede voor de werken van den Regtsgeleerde Mr. PIETER BORT, toen op nieuw uitgegeven onder den titel van Redenerend Vertoog. T.

TOELICHTINGEN EN TEREGTWIJZINGEN OP VROEGERE ANTWOORDEN.

Wolf en Klander (I. bl. 186, 240; vgl. II. bl. 11, 67, 101). Men leest het volgende in een Vlaamsch dagblad: Zekere DE BOUTTELAERE had in een dagblad gelezen, dat het beste middel om klander uit tarw te verdrijven, was, om rondom die graansoort bossen nieuw stroo te plaatsen. Ten einde de doelmatigheid van dit middel te onderzoeken, plaatste hij, die eene partij tarw met klander had, rondom deze nieuw stroo, en deed, gedurende drie of vier dagen, het graan onderscheidene malen omzetten. Een lid van de provinciale kommissie van landbouw schrijft hieromtrent, met verscheidene ooggetuigen te kunnen bevestigen, dat al de klander uit de tarw is gegaan, en zich in de bossen stroo verplaatst heeft. - Utrechtsche Prov. en StadsCourant voor 10 November 1859.

J. H. VAN LENNEP.

Maansinvloeden (II. bl. 28; III. bl. 20-22; Bijbl. 1853, bl. xli, lxxiii, lxxiv, cix, clv, clxxviii; 1854, bl. lxx; vgl. ook VI. bl. 108, Vr. 161, bl. 292). Professor PIAZZI SMYTH, de koninklijke sterrekundige voor Schotland, heeft in zijn belangwekkend verhaal van een' wetenschappelijken togt, onlangs door hem ondernomen naar den Piek van Teneriffe, de quaestio vexata van de warmte, door het maanlicht afgekaatst, tot rust gebragt. Hij verklaart, dat zijne thermometrische werktuigen

| zigtbaar door de stralen der maan waren aangedaan geworden, zelfs op de laagste der twee plaatsen van waarneming, door hem op verschillende hoogten bezet. In het keerkringsklimaat gaat het vleesch, dat aan het maanlicht is blootgesteld, welhaast tot verrotting over: en, in de West, omhullen de negers, die zich onbeschaduwd zullen gaan leggen bakeren in den vollen schijn van eene tropische zon, zorgvuldig hunne hoofden en aangezigten, wanneer de maan op hen schijnen kan, in de volle overtuiging, dat het nalaten van die voorzorg opzwelling en verdraaijing van hun gezigt, ja zelfs som tijds blindheid kan veroorzaken. [Dit laatste bewijst niets: daar maanblindheid zeer ligt te verklaren is.] JOHN PAVIN PHILLIPS, van Haverfordwest, in Notes and Queries, 2nd S., vol. IV. p. 441.

J. H. VAN LENNEP.

Het Romeinsche Regt in verzen (II. bl. 120; vgl. III. bl. 116). Schoon de geëerde vrager W. M. Z. (dat is: W. Medioburgo-Zelandus: Mr. S. DE WIND) niet meer onder de levenden behoort, en ik ook niet in staat ben omtrent den Theophilus Renovatus eenige aanwijzing te doen, wil ik toch van het regt, dat mij de titel van dit artikel geeft, gebruik maken, om eene soortgelijke poging tot versificatie van het Romeinsche regt te doen kennen.

ANT. FR. DELANDINE deelt in zijne Mémoires Bibliographiques et Littéraires (Paris et Lyon. sans date) een overzigt mede van de belangrijkste handschriften, op de Lyonsche boekerij voorhanden. Op bl. 227 behandelt hij eene » Verzameling van Latijnsche Disticha op de Digesten en den Codex van JUSTINIANUS," in 4°.

--

»Deze twee zonderlinge werken van den regtsgeleerde MERLIN FAYE" zegt hij "bevatten het uittreksel der 50 boeken van de Digesta en der 9 boeken van den Codex in Latijnsche disticha, waarvan de eerste regel een hexameter en de tweede een pentameter is.

De schrijver, uit Lyon geboortig, bezat in de buurt dier stad het leen van Espeisses, en schijnt de zoon geweest te zijn van den beroemden JACQUES FAYE, Voorzitter bij het Parlement van Parijs en een der getrouwste dienaren van HENDRIK III. JACQUES volgde zijn Souverein naar Polen, en sprak daar, in 1578, op den landdag van Stendzict [Stenezics?], eene redevoering uit, vol van welsprekendheid en kracht. Men heeft zijne toespraken tot het Parlement, waar hij, na BARNABAS BRISSONIUS, langen tijd de plaats van Advocaat-Generaal had bekleed, in druk uitgegeven. De President FAYE kwam gewoonlijk zijne vacantiën door brengen op het landgoed Espeisses, aan de buitenachtige boorden van den Garon, tusschen Millery en Montagny.

Hij was er gaarne, en vóór de revolutie zag men nog zijn wapen op den hoofdingang van het huis.

Vreemd en bijna ongeloofelijk luidt ons derhalve het berigt van den Heer SCHREUDER: het handschrift eener »onuitgegevene" verhandeling van CICERO op berkenbast! Wij wenschten wel, dat de geachte vrager ons had meêgedeeld, waar hij de bijzonderheid heeft aangetroffen, dat een zoodanig HS. in 1662 door Graaf ST. AMANT voor den Keizer (LEOPOLD I) te Brussel werd aangekocht. De

Welligt zou men in de Keizerlijke Bibliotheek te Weenen, in die te Praag of te Graetz, of in de boekerij der Hoogeschool te Pesth dit merkwaardig stuk nog op het spoor kunnen komen!

In zijne Lyonnais dignes de Mémoire zegt de Abt PERNÉTI, dat JACQUES FAYE, toen hij zich te Poitiers met de regtsstudie bezig hield, er een vermaak in had gevonden om de Instituten van JUSTINIANUS in hexametrische verzen over te brengen. De bovengemelde handschriften bewijzen de vele onnaauwkeu-prijs van f 8000 was daarvoor niet te hoog. righeden in zijn verhaal. Want, vooreerst: De maker der Disticha is niet JACQUES FAYE, maar MERLIN FAYE, die ze hier met eigene hand schijnt opgeteekend te hebben. Ten tweede: JACQUES overleed den 20sten September 1590 in het kamp van Senlis, waar eene kwaadaardige koorts hem in weinige. dagen wegraapte; hij telde toen 46 jaren en werd in de kerk van Senlis, waar men nog zijn grafschrift leest, begraven. MERLINS werk over de Digesten is aan het einde van den opdragt-brief juist gejaarteekend met het jaar 1590, en deze opdragt, óók in Latijnsche verzen, is gerigt aan HENDRIK IV. Ten derde: Het was niet te Poitiers, maar te Grenoble, dat hij in de regten heeft gestudeerd. Ten vierde: De versregels der Disticha zijn niet louter hexameters. Eindelijk: de opsteller schijnt zijne krachten niet beproefd te hebben op de Instituten, en de twee boekdeelen, waarvan ik spreek, bieden slechts een' vreemdsoortigen arbeid aan over den Codex en de Digesten."

J. H. VAN LENNEP.

Nederlandsche spot- en scheldnamen (III. bl. 6, Vr. IX; vgl. bl. 372, Bijbl. 1854, bl. xxxvii, lxii, lxxxviii; 1855, bl. xxii; VI. bl. 109, 206, 239, 311; VII. bl. 14, 74, 140, 171, 295; VIII. bl. 104, 167; IX. bl. 105, 240, 336 en 365). Daartoe behooren ook Winkel-er spreeuw, Niedorp-er dod (jonge spreeuw, kadodder), Aartswoud-er blootbeen, Colhorm-er rot en Zijpe-r zandpisser,

C. W. BRUINVIS.

Boeken op Berkenschors; ongedrukte Verhandeling van Cicero (III. bl. 31, Vr. 14; vgl. V. bl. 334). De oude Scandinaviërs schreven op berkenschors (MALLET, Northern Antiquities. Translated by Bishop PERCY. London, H. G. BOHN, 1847, p. 228), en waarschijnlijk bestonden de eerste almanakken van het Noorden ook uit deze stof. In 1721 ontdekten de Russen een aantal Aziatische handschriften onder de Kalmukken, waarvan verscheidene afkomstig van het volk zelf. De laatstgenoemde waren zeer lang en smal, beschreven met witte letters op zwarten grond, en vervaardigd uit verniste boomschors. Eenige daarvan moeten op de boekerij te St. Petersburg berusten. (Zie ANT. FR. DELANDINE, Mémoires Bibliographiques et Littéraires. Paris et Lyon. Sans date, p. 75.)

DI. X.

DELANDINE spreekt nog (t. a. p., p. 84) van een almanak in Runisch letterschrift, toebehoorende aan de boekerij te Leipzig, en waarvan de Heer KAESTNER, toen Professor te Göttingen, de beschrijving en afbeelding heeft openbaar gemaakt. Is deze Almanak welligt op berkenschors?

J. H. VAN LENNEP.

Het oog eener naald (III. bl. 95,Vr. 83; vgl. IV. bl. 75; IX. bl. 339). Veel eenvoudiger, dan de verklaring van Lord NUGENT, t. 1.a.p. vermeld, is die van ARUNDELL, Discoveries in Asia Minor (Lond. 1834), vol. I. p. 119-121, die meent, dat hier gedoeld wordt op de zes duim lange naald, met een wijd zeer lang oog, zoo als de kameeldrijvers gebruiken, om hunne tuigen te herstellen. De plaats zelve vindt men in de Godg. Bijdragen 1838 of dl. XII. bl. 405, en de gegeven verklaring is gevolgd in het Bijbelsch Woordenboek op naald. E. A. P.

Staatkunde van het kerkezakje (III. bl. 164,
Vr. XCV; vgl. IV. bl. 146; Bijbl. 1855, bl.
xxiv, VI. bl. 271, VII. bl. 76, 106, 171; IX.
bl. 136, 206, 240, 304). Nadat zekere De
B...P van Schiedam, welke zeer ingenomen
was met de Fransche revolutie en die in Ne-
derland wilde nagevolgd zien, terwijl hij zich
te Dordrecht bevond, met wit krijt op de deu-
woord Egalité geschreven had,
ren der vleeschha! en andere plaatsen het
werden de
volgende regelen te Dordrecht in 1794 in het
kerkezakje gevonden.

Egalité, een enkel woord,
Dat zinrijk is en veel beteekend,
De trotschheid stijft de ootmoed stoord,
Een goede als een booswicht rekend.

Egalité, die d'orde breekt,
Door God gesteld om wijze reden,

De Maatschappij in onrust steekt
En rasch bederft de goede zeden.

Egalité is 't allereerst

Uit Satans vuile mond gesproten (*),
Daardoor werd ADAM 't allermeest
Betoverd en van God verstooten.

(*) •En gij zult als God wezen." Gen. III: 5.

2

Dit was de val ook van zijn kroost.
Gelukkig die hiervan genezen,

In onderwerping vindt zijn troost,
En voor Egalité wil vreezen.

Deze dichtregelen werden gehouden vervaardigd te zijn door de echtgenoot van een der Burgemeesters van Dordrecht, die destijds als eene verstandige en godsdienstige vrouw bekend stond. S. v. N.

Echtgenoot van Ds. Johannes Kuchlinus (IV. bl. 62, Vr. 43; vgl. bl. 340; V. bl. 281; Bijbl. 1855, bl. lviii). Uit het reeds ingezonden antwoord blijkt, dat hij driemaal gehuwd is geweest: 1. met ANNA JACOBSdr., 2. in 1587 met HESTER HERMANSdr., 3. in 1596 met GEERTJE JACOBвsdr. Dit laatste huwelijk komt te Leiden aldus voor:

"10 Dec. 1596. Ds. JOHANNES COCHLINIUS, Regent, vergeselschapt met JAN VAN HOUT, Secretaris, met GEERTJE JACOBsdr., geboren van Oudewater, laest wede. van GOVERT DIRCX STEENCOP, gewoond hebbende tot Dordrecht, nu tot Rotterdam, vergeselschapt met LIJSBETH REIJERSdr. (VAN WINGE), huysvrouw van den voorz. JAN VAN HOUT.

Het is dus waarschijnlijk dat KUCHLINUS eene zuster van HERMAN JACOBS (vader van Ds. ARMINIUS) moet getrouwd hebben, om oom te kunnen zijn van gemelden Ds. ARMINIUS. Het is twijfelachtig of het ANNA of GEERTJE JACOBSdr. geweest zij.

De Moord van Oudewater in 1575, door Dr. R. C. H. RÖMER (Utrechtsche Volks-Almanak 1859), bevat eene opgave van personen, die in 1615 nog leefden en in 1575 den moord van Oudewater hebben bijgewoond. Op bl. 52 komt voor GEERTJE JACOBSdr., wees wijlen JOHANNES CUCHLINUS (waarschijnlijk de weduwe). Op bl. 51 komt nog voor GEERTJE JACOBSdr., wees wijlen CHRISTIANUS SINAPIUS; doch die zal het niet geweest zijn.

[ocr errors][merged small]

Johan Adam Steinmetz (IV. bl. 166, Vr. LXXXI; vgl. IX. bl. 253). In de Historie der oude en nieuwe Hernhutsche Secte en van derzelver grondlegger N. L. Graaf VAN ZINZENDORF, enz. te Amsterdam, bij w. BRAVE, 1802, kan de vrager enkele zaken, betreffende genoemden STEINMETZ, vinden. Zie b. v. bl. 148, waar hij den Abt STEINMETZ noemt "een man, die zich onder de Hoogduitsche godgeleerden van de vorige eeuw, uit hoofde zijner voorbeeldige deugd en wijduitgestrekte geleerdheid, beroemd heeft gemaakt."

Zie nog bl. 149, 150, 158, 159 (waar van een' brief van STEINMETZ van 5 Dec. 1746 aan den Graaf VAN ZINZENDORF gesproken wordt), 160, 161, enz. enz.

DE MACCABEër.

Ink, eng (V. bl. 239, Vr. 263; vgl. bl. 314; VI. bl. 48 en 142). Het gansche Gooi is in vijf Engen verdeeld: in 1o. Naarder en Bussemer Eng, 2°. Huyser Eng, 3o. Blaricummer Eng, 4°. Laarder Eng, 5o. Hilversumsche Eng. Alles is in dat landschap Eng, ten minste binnen een Eng gelegen. De Engen bevatten zoowel bouw- en weiland, als bosch en heide. Zoodra men buiten het landschap komt, treft men andere benamingen aan; dan heet het Muider-Ban, Weespercarspel, beide weder in keveensche polder, Korthoefsche polder, enz. onderscheidene polders verdeeld, verder AnMen zou het Gooi de vijf Engen kunnen noemen, en hierdoor zou men geene enkele streek van dat landschap uitsluiten. Maar hoe dit zij, naar mijn inzien is de beteekenis van Eng nog niet volledig in dit tijdschrift

[blocks in formation]

Wapen van azuur met drie wassende manen van zilver (VI. bl. 74, Vr. 98; vgl. bl. 218, 377; VIII. bl. 43). In antwoord op VI. bl. 377 diene, dat de Minister (Mr. CORNELIS FELIX) VAN MAANEN geene de minste aanspraak heeft te maken op eene aanzienlijke of adellijke afkomst; dat hij geen wapen, veel minder nog het onderwerpelijke heeft aangenomen; hij heeft zelfs nooit zijn wapencachet laten snijden, en tot het bezegelen van officiële stukken en documenten gebruikte hij altijd het door hem van zijnen vader, Mr. JOHANNES VAN MAANEN, geërfde familiecachet, dat ook door dezen niet aangenomen was, vermits het wapen, gebeeldhouwd en in kleuren, reeds voorhanden was in de vergulde lijst van een nog bestaand portret van den broeder van den overgrootvader van wijlen den Heer c.

[blocks in formation]

De Baronvan Gersdorp (VI. bl. 203, Vr. 321; vgl. bl. 358). Naauwkeuriger kan ik de vraag, wie die Baron was, beantwoorden. Zijn naam was WOLFGANG of WOLF ABRAM Baron VAN GERSDORFF, geboren tusschen de jaren 1660 en 1670, uit een oudadellijk geslacht, dat zich in Lausnitz, Silezië, Bohemen, Misnië en andere landen heeft uitgebreid. Deze was uit den huize WILK WITZ voortgestamd, Raad en Envoyé van den Koning van Polen, als Keurvorst van Saxen, bij de Republiek der Vereenigde Nederlanden, en in 1698 Gezant in Engeland. Hij was te Rotterdam getrouwd met ANNA VAN DER LINDEN (overleden te Leiden den 10den November 1739), dochter van

JOAN VAN DER LINDEN en ANNA VAN DER WOLFF; hare zuster MARIA VAN DER LINDEN was de echtgenoot van Mr. wILLEM PAATS, CORNELISZ., die in 1722 Vroedschap der stad Leiden was.

De Baron W. A. VAN GERSDORFF heeft bij zijn echtgenoot vier kinderen verwekt, met

name ANNA AGATHA, JOAN WILLEM, FREDERIK AUGUSTUS en SOPHIA MARIA.

Zijn wapen was, zoo als uit een' nog onder mij berustenden brief van huwelijks-communicatie blijkt, doorsneden: boven effen rood, onder gedeeld, 1 effen zilver, 2 effen zwart.

[ocr errors]
[blocks in formation]

Libertus Fraxinus (VI. bl. 235, Vr. 366; vgl. IX. bl. 143, 174). Ten opzigte van het laatste verblijf van dezen predikant zij vermeld, dat hij op den 12den Mei 1616 aan de Regering van Leiden het verzoek deed om vrijdom van accijnsen. In dat request zegt hij, dat hij de gemeente 40 jaren gediend heeft en te Leiden zijne laatste dagen wenschte te eindigen. Hij had zich als lidmaat der Universiteit laten inschrijven, en leefde slechts met ééne meid, zoodat hij toen geen vrouw of kinderen bij zich had. Het verzoek is bij die gelegenheid toegestaan.

.. ELSEVIER.

Opschriften van graven (VI. bl. 308, Vr. 483; vgl. VIII. bl. 62). Het werkje, waarnaar hier gevraagd wordt, is de bekende en in den Navorscher reeds meermalen (o. a. VI. bl. 327, Vr. 506) besprokene Verzameling van Gedenkstukken in Nederland, voorheen in 't Latijn aangelegd en uitgegeven door P. TIMARETEN, en later met Nederduitsche vertalingen voorgesteld door een liefhebber der Vaderlandsche Merkwaardigheden, 's Gravenhage 1777. Achter de voorrede van het tweede deel van dat werk doet de vertaler zich kennen als ALB. FRESE, kunstschilder te 's Gravenhage in 1757. Hij was dichter en lid van het Kunstgenootschap Ars superat fortunam. Een grafschrift van hem op H. K. POOT vindt men op bl. 279 van het 3de deel van diens Gedichten, uitgegeven in 4o., Delft 1735. Ik heb hem, in mijne vroege jeugd, nu ruim 70 jaren geleden, gekend als droogist en kruidenverkooper te 's Gravenhage, in de Vlamingstraat, op den hoek van de Groote Markt, in het huis waar de gekroonde blaauwe hond voor den gevel staat, en waarin sedert dat beroep uitgeoefend is en nog wordt.

ICHNEUTES.

Zee met een vogel (VI. bl. 328, Vr. 520; vgl. VII. bl. 90, 204; VIII. bl. 9). CLAAS MAARTENSE DE WIT gebruikte als Schepen van 's Gravenhage, wegens Schevelingen, van 1695 tot 1722, een zegel, vertoonende een' regts uitvliegenden vogel met achterwaarts uitgestrekte pooten, boven eene zee. Het zilveren signet daarvan bevindt zich nog ten Raadhuize aldaar. Het vertoont echter geen he

raldisch bijwerk, en is misschien meer als een devies of emblema, dan wel als een eigenlijk familiewapen te beschouwen.

ICHNEUTES.

Hollandsche boeken vertaald (VI. bl. 360, Vr. 549; vgl. VII. bl. 92, 298; VIII. bl. 13, 204, 270, 330; IX. bl. 8, 110, 174, 208, 241, 306, 340, 367). In 1844 heeft Dr. E.G. LAGEMANS, bij P. H. NOORDENDORP, te's Hage, uitgegeven:

Auswahl von Predigten der berühmtesten Holländischen Kanzelredner; in deze verzameling komen voor: Predigt über Ebr. XV: 25, von E. A. BORGER; Predigt über Joh. XI: 11, von E. A. BORGER; Predigt über Handl. IX: 3642, von J. H. VAN DER PALM; Predigt über Matth. XI: 5, von C. FRANSEN VAN ECK; Predigt über Joh. IX: 40b, von JOH. CLARISSE; Predigt über 1 Joh. XI: 1b, 2, von J. J. DERMOUT; Predigt über 1 Könige XIX: 9—13, von A. DES AMORIE VAN DER HOEVEN; Predigt über Joh. XVI: 32b, von WILHELM BROES.

[blocks in formation]

1. In zwart, een klimmende rood getongde en genagelde leeuw van goud, gedekt door een regter schuinbalk van zilver, beladen met drie schuins boven elkander geplaatste roode ringen.

2. In goud, een uit den linker schildrand uitkomende geharnaste regterarm, houdende in de hand een' nederwaarts gekeerden zilveren dolk met gouden greep, daarmede den kop treffende van eene naar den regter schildrand kruipende schildpad in natuurlijke kleur, op een' groenen grond.

3. In zwart, twee afgewende zilveren zalmen, tusschen eene gouden zespuntige ster in het schildhoofd.

PLEVIER.

Doorsneden: 1. In zwart, een gouden Pegasus; 2. In zilver, drie groene plevieren, 2, 1. VAN HOOGSTRATEN.

1. In goud, gevierendeeld: 1 en 4 twee boven elkander geplaatste roode linker schuinbalken, 2 en 3 een roode dwarsbalk.

2. In groen, 3 zilveren gekuifde vogels, 2, 1. 3. (naauwkeuriger) In rood, een zilveren regter schuinbalk,beladen met 3 blaauwe schuins boven elkander geplaatste St. Jacobsschelpen.

DE VIRIEU. In blaauw, een zilveren goud gekroonde pellikaan met zijne jongen in het nest.

ICHNEUTES.

« AnteriorContinuar »