Imágenes de páginas
PDF
EPUB
[ocr errors]

tonrechte te leesen, opdat hij daerom solde berispet ende veroetmoediget werden. Op ene tijt vraechde die weerdige vader here Florens den bruders ene questi. Doe want here Lubbert die oeldeste was, soe antwoerde hij hem daer irst op doe woelde hem die weerdige vader veroetmoedigen, als hij vake plach te doen, ende sechde: „Lubbarte, meene ghi, dat wi dat niet en wetten, al en heb wi gene baglarise 1) geweest?" Doe gaf hij hem oetmoedelike schuldich, seggende: „Het is mijne grote onwetenheit." Aldus plach hij hem altoes te veroetmoedigen. Ende die heilige vader here Florens plach hem vake te berispen, als hij daer sake 2) toe crigen 212. wal, dat sinre zielen (fol. alsulken spysen gevoedet te werden: ende daeromme had hij hem sunderlinge lief. Dese weerdige man here. Lubbert, die ene peerle der priesteren 3) was ende ene columpne der duechden 4), waert begaeft mitter pestilencie; ende als die siecte began te wassen, soe voelde hij, dat dat salige eynde te hant woelde comen. Ende hij screef met sins selves hant enen breef 5), dien hij here Florens sande, die doe uyt was voer die

kunde; want hij wiste 212) wal genoechde mit

1) baccalaureus. Bij Delprat, Verhandeling over de Broederschap van G. Groote, 2de uitg., Arnh. 1856, blz. 42, n. 1, vind ik aangeteekend, dat Lubbert Bosch op den 29sten Sept. 1385 (Monum. historica universitatis Pragensis, tom. I, p. 232), tegelijk met negen andere Noord-Nederlanders, aan de Hoogeschool te Praag het baccalaureaat verkregen heeft.

2) aanleiding.

3) Verg. fol. 207": ene gemme der priesteren.

4),,columpne der duechden" is een term der dev. Zie de aant. bij,,clumpne", fol. 205 (boven, blz. 322).

5) Zie Thom. a Kemp., Vita d. Lvberti Berneri, § 26 en 27, waar de brief in zijn geheel wordt medegedeeld (verg. Dumbar, Anal., tom. I, Dav. 1719, p. 43-45).

sterfte mit een deel bruders. In welken breef dese heilige man sine gebreke ende sine versumenissen alte seer beclagede, ende alte oetmoedelike badt hij verghiffenisse van sijnre lawheit ende versumenisse. Oec dancte hij here Florens ende die bruders alte 213. vrendelic van hoer- (fol. 213) re gueder vermaninge ende toeherdinge ) totten duechden, seggende: „Heb ic gy iet guets gedaen of is iet guets in my, dat is overmides uwen exempel ende uwer gueder vermaninge, daer ghi my dicke nede vermaent hebt. Mer leyder ic en hebbe my soe niet gepynt te beteren als ic solde; want ic en heb niet gemerket, dat my dic gebreke soeseer bezwaeren solden als ic nu wal voele. Ende nu gae ic totter steede der pyne ende totten kerker der duysternisse, daer ic niet uyt gelaten en sal werden, hent 2) ic den uyttersten vierling betaelt heb 3). Daerom, ontfarmt u mijns ende comet my te hulpen mit uwen gebede!" Hij begerde oec alte scer van den bruders, dat sij bliven solden bij der gueder vermaninge ende dat sij niet smeyken 4) en solden 213. mit (fol. 213") den gebreken: soe solden sij wal bij den rechten duechden blijven.

Hij badt den bruders, die bij hem weeren, mit alre octmoedicheit ende mit vele tranen verghiffenisse.

1) opwekking. Verg. toeherden opwekken, aansporen; toeherdester totter mynnen gods (Handschr. D, fol. 5") = eene die opwekt tot de liefde Gods.

2) totdat.

3) vierlinc = een muntstuk. Teuth. (uitg. Verdam): vierlinc (XII schillynck is eyn virlynck ind heyt ferto); Lübben u. Walther, Mnd. Handwörterb.: vêrlink, en Viertelpfennig. hent heb, zooals wij nog tegenw. zeggen: totdat ik den laatsten penning betaald heb. De uitdrukking zelve is eene toespeling op Matth. V: 26.

4) smeken = vleien, vriendelijk doen met; sm. mit den gebreken = een knieval doen voor de gebreken.

Ende gewapent mitten sacramenten der heiliger karken verbeide hij des saligen eyndes. Ende vake was hij begerende in sijnre siecten dat gebet der devoeter menschen, daer hij groet betrouwen op hadde.

Hij sechde: „Ny en heb ic gestaen op my selven; altoes heb ic mijn betrouwen gesat op die guetheit Godes ende op die verdiensten onser liever Vrouwen ende alre heiligen ende op dat gebet gueder menschen." „In den eynde," sechde hij, „rade ic allen menschen te blijven bij Mariam," ende vake begerde hij, dat men voer hem leesen solde „Salve Regyna" 1). 214. Op sante Maria 2) Magdalenen (fol. 214) dach 3) soe dede hij voer hem singen die sequencie van dier hochtijt. Ende als sij quemen totten eynde der sequenciën an dit veers: „Wat solde die sieke, en hadde sij niet ontfangen ende weer die meyster van medicinen niet tegenwoerdich?" soe dede hij sij ophoelden. Ende mit groter vuericheit verhief hij hem, als hij best conde want hij was toe male cranck ende mit alte groter devoeciën edercawde 4) hij dat veersken.

[ocr errors]

Doe die doet quam, lach hij ene wijle in alte groter bangicheit, ende hij leet grote temtasie van den duvel. Mer als dat over was, lach hij vredelic mit enen zueten ansicht, ende hij scheen alsoe cranck, of nouwe adem in hem en was. Als hij alsoe ene wijle geleegen hadde, soe richte hij hem op, ende mit gevoelden handen 214. (fol. 214") ende mit alre wijse sijns lichams soe toende hij wonderlike grote reverencie tegen dengenen, den hij sach. Ende als hij best cunde, soe sechde hij:

1) De woorden „salue regyna" zijn met robrik onderstreept. 2) Met robrik onderstreept.

3) 22 Juli.

4) edercauwen overdenken, bepeinzen.

,Om dine barmherticheit, om dine guetheit, ontfange, ontfange, ontfange in dine glorie!" Ende als hij weder was gaen liggen, sechde hij: „Wonder wonderlike dinge heb ic gesien." Cort hierna gaf hij zuetlic sinen saligen geest ende waert begraven op sante Lebuïnus kerchoef, int jaer ons Heren m ccc 1) en xcviij.

1) H. S. m cccc (maar de laatste,,c" is doorgeschrapt).

1398.

VIII.

GERARD ZERBOLT VAN ZUTPHEN.

Van den weerdigen man here Gerijt
van Sutphen 1).

Doe hij noch jonck was van jaeren, gaf hij hem seer vlijtlic totter leeringe in der schoelen. Ende alst geveel, dat die kynder orlof hadden, daer en was hem

niet omme 2); hij plach daer oec ondertijden om te 215r. screi- (fol. 215) en, als men in der schoelen ghene lexce en las soe wee dedet hem, dat hij den dach sonder leer solde toebrengen. Alle dage pynde hij een guet punte te vatten uytten monde sijns meysters, dat hij in sine borst lechde; ende dat plach hij vake over te halen 3) ende toe edercauwen, opdat hij daer wijsheit uyt mochte trecken.

Hij was seer abel van verstande, ende alte grote mynne ende vlijt had hij tot wijsheit te leeren, ende sunderlinge was hij geneiget totten vryen consten; mer onse lieve Heer wolde hem groet hebben in godliker wijsheit ende cunsten. Hij quam toe Deuenter te schoelen, ende daer gaf hij hem altemael onder here

1) Literatuur-opgave over hem vindt men bij Acquoy, Het klooster te Wind., dl. I, blz. 63, noot 2. Deze opgave moet nog aangevuld worden met: G. H. J. W. J. Geesink, Gerard Zerbolt van Zutfen, Amst. 1879 (Acad. proefschr.) en D. J. M. Wüstenhoff, Het tractaat,De pretiosis vestibus", Gent (België) 's Gravenhage, 1890. 2) mi en is niet omme ik bekommer mij niet om, ik geef niet om; daer-omme het kon hem niet schelen.

[blocks in formation]
« AnteriorContinuar »