Imágenes de páginas
PDF
EPUB

op het jaar 1450. Hij overleed in Januari 1453 1) en werd opgevolgd door Joost of Judocus Borre, doctor in de H. Theologie en leesmeester bij de orde der Dominicanen. Eene levensbeschrijving van dezen laatste is den lezers van dit tijdschrift eenige jaren geleden aangeboden door den heer J. H. Hofman 2), zoodat wij geen reden zien daarover hier opnieuw in bijzonderheden te treden. Naar de heer Hofman mededeelde, heeft Judocus Borre, evenals zijn voorganger >> Episcopus Yeropolitanus« op den gen Augustus 1453 het nieuwe koor gewijd van de kerk te Koudekerk bij Leiden; nog in hetzelfde jaar is zijn Eerwaarde vermoedelijk ook te Zutphen geweest, blijkens dezen post uit de Stads-Rekering over dat jaar:

>> Gheschenckt den wielbysschop (op) Avent alle hillighen (31 Oct.) IIIJ quarten van IJ stuver,« hetgeen zeggen wil dat de Magistraat hem twee kan wijn vereerde van vier stuiver de kan.

In 1456, des Vrijdags na Victoris (15 Oct.) verscheen Dr. Joost Borre opnieuw te Zutphen en nam zijn intrek bij de Dominicanen, zijn ordebroeders. In de stadsrekening over dat jaar leest men alweer: »Den wyelbysschop des avendes ten Monicken IIIJ quarten, die quarte ad IJ stuver.« Den volgenden dag wijdde hij een beeld van St. Theobald in de St. Walburgskerk, en schonk bij die gelegenheid een veertigdaagschen aflaat. Dit stuk, bewaard op 't stedelijk Archief, luidt als volgt:

Judocus, dei et apostolice sedis gratia Episcopus Ieropolitanus, sacre theologie professor ac reverendi

1) B. de Jonghe, Desolata Batavia Dominicana, p. 20. 2) Dit Archief, deel XXVIII (1902) blz. 155 en volg.

in Christo patris et domini domini Davidis de Burgundia eadem gratia Episcopi Traiectensis in pontificalibus vicarius generalis, universis et singulis ad quos presentes nostre littere pervenerint Salutem in domino sempiternam. Pium gratumque obsequium deo impendere credimus quociens eius fideles ad opera pietatis excitamus. Cupientes ut ymago sancti Theobaldi per nos consecrata in ecclesia collegiata opidi Sutphaniensis Traiectensis dyocesis situata sedule visitetur atque dignis veneretur honoribus, Omnibus hominibus utriusque sexus vere confessis et penitentibus, Qui coram dicta ymagine omnibus feriatis diebus flexis genibus quinque pater noster et totidem Ave Maria dixerint viginti dies, Aut qui omnibus sextis ferijs aut diebus festivis Seu in vigilia et festo sancti Theobaldi decem pater noster et totidem ave Maria legerint, vel qui missam coram dicta ymagine celebratam audierint, Aut ymaginem portantes et sequentes, vel qui coram dicta ymagine luminarium manus porrexerint adiutrices, aut qui presentes fuerint sepulture alicuius aut exequijs confraternitatis eiusdem sancti quocienscumque quandocumque et ubicunque eorum aliqua fecerint seu adimpleverint, de omnipotentis dei misericordia ac beatorum Petri et Pauli apostolorum auctoritate meritis et intercessione confisi, quadraginta dies indulgentiarum de iniunctis. eis penitenciis aut de iure iniungendis, misericorditer in domino relaxamus, nostrarum testimonio literarum sigillo, quo utimur, munitarum. Datum anno domini Millesimo quadringentesimo quinquagesimo sexto, mensis Octobris die decima sexta.

Aan dezen op perkament geschreven aflaatbrief (de zes en twintigste waarmede wij kennis maakten) hangt

nog een klein fragment van het zegel, van roode was waarop nog een deel van het omschrift, n.l. de woorden (S)ac(re) theo(logic) doctor(s) leesbaar is.

Ook op dezen Zaterdag 16 October zond de Zutphensche Magistraat »des avendes ten Monicken III quarten (wijns), die quarte IJ stuver « voor den wijbisschop

In volgende jaren vinden wij telkens opnieuw van den wijbisschop gewag gemaakt. doch, bij gebrek aan zekere gegevens durven wij niet beweren, dat daarmede altijd Dr. Joost Borre, Episcopus Jeropolitanus bedoeld wordt. Wij deelen dus eenvoudig mee wat de Stads-Rekeningen ons melden:

1460. Des Vridagh nae Egidij (5 Sept.) geschenckt den wyelbysschop van Utert IIIJ kannen wyns. 1463. Op onsse kermisse den wyelbisschop VIIJ (?) quarten.

1465. Des Saterdagh op Bartholomey (24 Aug.) geschenckt den wyelbisschop IIIɲ quarten.

Des Sondagh na Bartholomey (25 Aug.) gegheven den wyelbisschop van geheit der schepenen van dat hie onser borger kindere vermen solde IJ @ X

stuver.

Daar Dr. Joost Rorre in 1469 overleden moet zijn is het ongetwijfeld een ander van wien de StadsRekening over 1472 meldt:

1472. Dess Saterdagh na sunte Margreten dach (Juli 18) gescenckt den wyelbysscop VIIJ quarten ind III quarten ten Monnicken (d. w. z. aan de Dominicanen), dair hij at.

Des Sonnendaghes vor Marie Magdalenen (19 Juli) gheschencket den wyelbysscop die (lees: doe) hij hir vermden VIIJ quarten.

Dess Manendaghes dair na dess middages hon ge

scenckt VIIJ quarten; des avontz VIIJ quarten, die quarte 81/2 kr(omstert).

Dess Dynxdages op avont Marie Magdelene (21 Juli), dess avontz geschenckt den wyelbysschop VIIJ quarten. Onwillekeurig doet de lezer de vraag: wie is deze wijbisschop, die door 't Zutphensch bestuur zooveel schitterender onthaald werd dan zijne voorgangers? Ons antwoord luidt: Dr. Goswinus Haex, suffragaan van David van Bourgondië, een Karmeliet, die zich in zijne stukken gewoonlijk noemde: Goeswinus, Episcopus Jeropolitanus. Deze toch was blijkens andere gegevens den 14 Juli 1472 nog werkzaam te Doesburg en zal van daar wel naar Zutphen vertrokken zijn. 1)

In het jaar 1473 bepaalde Paus Sixtus IV dat men in 't vervolg om de 25 jaar een jubeljaar zou vieren. Het eerstvolgende zou ingaan met Kerstmis 1474 en eindigen met Kerstmis van het volgende jaar. En, evenals in 1451 geschied was, zijn ook na 't verstrijken van dit jubeljaar, volle aflaten verkrijgbaar gesteld in het buitenland. Voor zoover ons land betreft schijnt met die taak belast geweest te zijn zekere Lucas, die zich in den aanhef zijner aflaatbrieven gewoonlijk noemt: »Lucas, dei et Apostolice sedis gratia episcopus Sibenicensis, referendarius Sanctissimi in Christo patris et domini Sixti, divina providentia pape quarti, nuncius, orator et commissarius cum potestate legati a latere; Nec non indulgenciarum sacri Jubilei executor unicus, a dicta sede specialiter deputatus.< 2) Op den 14en September van het jaar 1477 schreef de vroedschap der

1) Over hem is 't een en ander meegedeeld door Dr. G. Brom, in dit Archief, deel XXVII, blz. 50, 51.

2) Volgens een aflaatbrief door hem gegeven, afgedrukt in 't Archief voor Kerkel. Geschiedenis, III (1831), blz. 460.

stad Utrecht hem een brief om hem uit te noodigen in hunne stad te komen en ook daar zijne aflaten verkrijgbaar te stellen. 1) Dat is ook gebeurd.

Kort voor Paschen van het jaar 1478 arriveerde bisschop Lucas (of was 't een afgezant?) te Deventer, waar hij op den 19en Maart een aflaatbrief verleende die ons hier, aangezien hij niet op Zutphen betrekking heeft, niet nader te bespreken staat. Een goede week later teekende de rentmeester van Zutphen in de stadsrekening over dat jaar aan: »Item op den Saterdach post paschen« (d. w. z. op 28 Maart) >>Jacobus< toenmaals de tweede stadsschrijver >gesant toe Deventer mit brieven ind baetschappen an den commissario van den aflaet ende broeder Andries van Campen << (een Dominicaan uit het Zutphensche klooster). >> Verdaen mitten veergelt ende presentie XVIJ St. IIIJ d.<

[ocr errors]

Wat de brieven van de Zutphensche Magistraat inhielden, bleef ons onbekend. Maar waarschijnlijk is 't, dat zij niet goed dulden kon, dat Deventer door zijn Hoogeerwaarde bezocht, Zutphen voorbijgegaan werd. En Zutphens vroede vaderen kregen hun zin blijkens deze aanteekening van hun rentmeester:

>> Item 's donredages na den sonnendage Quasimodo (2 April) gescenckt den commissario van den afflait VIIJ quarten; noch denselven gescenckt, doe hy hyr beschreven was VIIJ quarten des avontz ad VJ kromsterten. Item po vridach daer nae gescenkt den selven to Moniken (in 't Dominikaner klooster) VIIJ quarten ad VJ kromsterten.< Op cene andere plaats in dezelfde rekening vonden wij met betrekking tot dit bezoek nog vermeld:

>> Item geqwyt den Doctoir in Reyner Pyls hues 2)

1) K. Burman, Utrechtsche Jaarboeken, III, 188-190. 2) Een herberg.

« AnteriorContinuar »